Hij was een van de populairste Amerikaanse schrijvers, zeker in zijn tijd. In elk geval schreef hij minstens twee klassieke boeken. Maar bovenal was Jack London zelf een Amerikaanse klassieker. Een man moet leven, niet enkel bestaan, was Londons motto.
Door Bruce Watson
Tegen het midden van de winter was een diepe duisternis over Yukon gevallen. De rivieren waren stijf bevroren, de bossen doodstil en de hemel zag er net zo dreigend uit als de Klondikers zelf. De augustus daarvoor waren duizenden mannen de Canadese wildernis in getrokken. Nu zaten ze op een kluitje in cabins, overlevend op brood en bonen, wachtend tot de zon terug zou komen. Als het land ontdooide zouden ze de kreken opzoeken, hun goudpannen in de hand, vervuld van hoop op goud en een glorieuze, rijke terugkeer naar huis.
Maar eerst moesten ze opnieuw een ijsnacht zien te overleven. Tijdens een wel heel eenzame periode, waarin hun eerdere levens zo vluchtig leken als het noorderlicht, luisterden een paar goudzoekers in een cabin in de buurt van Henderson Creek naar de verhalen die hun maat vertelde. De man zat ineengedoken op zijn bed en had een donkere pet diep over zijn hoofd getrokken. In het flikkerende kaarslicht leek zijn baard op de huid van een beer. Hij sprak niet vaak maar als hij zijn mond open deed, verbaasde hij zijn nieuwe vrienden. De meeste Klondikers hadden op zijn best de bijbel gelezen, maar deze man was bekend met filosofie en kon die ook uitleggen. Hij droeg poëzie voor. Hij predikte socialisme en de revolutie die zou komen. Hij was niet ouder dan 21 maar hij vertelde de verhalen van een leven van avontuur. Als hobo had hij op treinen meegereden; hij was zeeman geweest, een oesterpiraat in de baai van San Francisco. En nu zei hij schrijver te zijn. Hij had nog niets gepubliceerd, maar er zou een dag komen dat iedereen de naam zou kennen die hij in de wand van de cabin had gekerfd: Jack London, schrijver/goudzoeker.
Honderd jaar nadat Jack London naar de Yukon trok, is avontuur alleen nog maar verkrijgbaar in een package tour. Cruise schepen ploegen door de wateren van Alaska waar hij met zijn kano peddelde, en de kusten van de South Sea waar hij met zijn boot de Snark voer, zijn nu bezaaid met pretcentra. Tegenwoordig wordt London vaak weggezet als ‘avonturenschrijver’ maar in zijn tijd was hij de Amerikaanse schrijver voor de nieuwe eeuw: moedig, scandaleus, zelfverzekerd.
Voor zijn plotselinge dood op zijn veertigste, zat London geen moment stil, schreef vijftig boeken en reisde over vijf continenten. Maar van al zijn reizen was zijn vlucht uit de armoede de langste. Puur op basis van wilskracht wist hij zich te ontworstelen aan een leven van arbeid om de meest gelezen Amerikaanse auteur in de wereld te worden. Op de plank met klassieken staan nu nog maar een paar van Londons boeken, maar voor menige dromer en leunstoelavonturier blijft hij het voorbeeld.
Een werkbeest
Londons ouders konden even goed Roekeloosheid en Wanhoop heten. De eerste was zijn vader, William Chaney, een enorme charlatan die heel Amerika doorkruiste met lezingen over ‘vrije liefde’ en ‘Astro-Theologie’. De ander was zijn moeder, Flora Wellman, een spiritualist met een hang naar opgewonden séances. In de jaren zeventig kwamen deze twee samen in de stad die bekend stond om zijn excentriekelingen: San Francisco. Toen Flora zwanger raakte, wilde William dat ze een abortus onderging. Flora gaf echter de voorkeur aan zelfmoord. Met laudanum lukte het niet, dus schoot ze zich door het hoofd. De kogel schampte slechts haar voorhoofd, maar het schot werd in heel San Francisco gehoord. Kranten gaven Chaney de schuld. Die publiceerde een pamflet waarin hij ‘bewees’ niet de vader te zijn. In deze heksenketel werd in januari 1876 Jack Chaney geboren. Toen zijn vader naar Oregon vluchtte, trouwde Jack’s moeder met een aardige, hardwerkende timmerman die haar zoon zijn achternaam gaf: London.
De eerste twaalf jaar van Jack’s leven woonden de Londons her en der in de regio van San Francisco, uiteindelijk in Oakland. John London werkte hard om in het onderhoud te voorzien van Jack en twee dochters uit een eerder huwelijk. Flora ging door met haar spiritualisme, kreten slakend, schreeuwend en soms Jack laten zwevend boven de woonkamertafel. Dit wilde begin van zijn leven gaf Jack een blijvend verlangen naar opwinding. ‘Ik had nooit een echte jeugd en ik lijk daarnaar te blijven jagen’, schreef hij later. ‘Mijn omgeving was ruw en rauw. Ik had niets om naar uit te zien, ik kon alleen maar omhoog te kijken’. De eerste mogelijkheid om dat te doen was via boeken. Op weg naar school, tijdens de pauzes, tot diep in de avond, las hij goedkope romannetjes en verhalen uit verre landen. Maar toen hij dertien was en Flora het spaargeld van de familie verloor in een onroerend goed zaak, ging Jack van school en aan het werk om zijn familie te helpen.
Hij was een model arbeider: jong, sterk en trots op zijn werk. In vis-inblikbedrijven, staalovens en fabrieken werd hij een ‘werkbeest’, goed voor twaalf uur werk per dag. Hij beschreef dit leven in zijn verhaal The Apostate: ‘De volgende ochtend werd hij lijfelijk uit zijn slaap getrokken door zijn moeder. Daarna volgde het karig ontbijt, de wandeling door het donker, en de bleke glimp van de dag achter de daken van de huizen waarnaar hij zijn rug draaide bij het binnengaan van de fabriekspoort. Het was een nieuwe dag maar alle dagen waren allemaal hetzelfde.’ Alleen maar werk en geen ontspanning maakten van Jack een opstandige jongen; hij werd lid van bendes die over de werven van Oakland zwierven. En toch, terwijl hij dronk en vocht als een man, koesterde hij jongensdromen.
‘Voel je soms niet dat je haast dood zou gaan als je niet wist wat er achter die heuvels ligt?’, vraagt een jongen in zijn roman The Valley of the Moon. ‘Daar ligt de Stille Oceaan achter, en dan China, en Japan, en India … Ik heb m’n hele leven in Oakland gewoond maar ik blijf niet de rest van mijn leven in Oakland, geen schijn van kans. Ik ga er vandoor.’ London was zeventien toen hij er vandoor ging. Matroos Jack London, één meter zeventig en met brede schouders, voer uit aan boord van de ‘Sophia Sutherland’, een zeilschip op weg naar de Bering Zee. Als zeeman zag hij de natuur op zijn ruwst en ontmoette harde mannen die hun leven daar tegenin gooiden.
Hij had goed matroos kunnen blijven, als hij niet zijn talent had ontdekt om de kracht van de natuur in woorden om te zetten. Terug bij zijn moeder hoorde London van een schrijfwedstrijd georganiseerd door een dagblad. Hoewel hij alleen schoolwerk had geschreven, schafte hij een oude schrijfmachine aan en hamerde in drie nachten er vierduizend woorden uit. Hij won, vóór studenten van Stanford en Berkely. De prijs van 25 dollar, een maandloon in de jutefabriek waar hij werkte, opende nieuwe horizonten.
Epische gedichten
Op een nacht in 1895 klopte een buurman op de deur van Flora London. Wist ze wel dat er de hele nacht licht brandde in een van de bovenramen? Het was Jack maar, zei Flora. Hij was hard aan het werk in zijn nieuwe baan. Hij was teruggekomen van een jaar treinen en leven in hobokampen. Toen hij een maand in de gevangenis werd gegooid wegens landlopen, had hij de tijd zich te concentreren op het lezen van socialistische handwerken. Dat vervulde hem met een brandende hoop. Hij zag alle leven als handelswaar, de arbeider die zijn spieren verkoopt, de schrijver zijn hersens en hij deed een plechtige gelofte. ‘Als ik niet op de luxe verdieping van de samenleving kon leven, dan kon ik in elk geval een poging wagen om de vliering te bereiken. … En ik nam me dus voor niet meer spierkracht te verkopen maar hersens. Toen begon haastig kennis na te jagen.’
Op negentienjarige leeftijd schreef Jack zich in aan Oakland High School. Maar als tabak-kauwende, socialisme predikende eerstejaars, paste hij niet direct. Toen hij hoorde van een speciaal toelatingsexamen voor de University of California, stapte hij op en begon negentien uur per dag te blokken, in filosofie, literatuur, chemie, wiskunde. Een week voor het examen, lijdend aan ‘brain fag’, sloot hij zijn boeken en ging zeilen in een klein bootje. Daarna kwam hij thuis, gloreerde op het examen en werd ingeschreven aan de universiteit. Het duurde maar een semester: hij voelde zich opgesloten in de collegezaal en meende dat zijn eigen onafgebroken lezen hem meer had geleerd dan hij hier op deed, en verkeerde altijd in geldnood. Maar op Berkeley had hij wel een krantenartikel gevonden dat de vraag beantwoordde die hem altijd had dwars gezeten. Het gerucht was waar: zijn echte ouders waren nooit getrouwd geweest. Opgejuind misschien door schaamte, en nog meer door armoede, schreef hij onafgebroken, zond verhalen, essays en zelfs epische gedichten naar uitgevers, die ze allemaal terugzonden. In de zomer van 1897 hing hij doelloos rond bij het huis van moeder, zich afvragend wat hij nu moest gaan doen, toen een schip gevuld met goud uit de Yukon in San Francisco afmeerde. Een fluwelen naam ging als een lopend vuurtje rond en spreidde een koorts die jonge schrijvers gemakkelijk aanstak: Klondike.
Dode paarden en wanhopige mannen
Toen de winter begon te vallen over Alaska’s Inside Passage, zat London in een kano met Tlingit Indianen. Ze peddelden noordwaarts vanuit Juneau, richting begin van het pad naar de Chilkoot Pass. Daar vergezelde hij een stroom van mannen die over de steile pas heenklauterden, richting wildernis. Om in de Yukon te overleven had hij bijna duizend kilo materiaal meegebracht: tenten, primussen, voedsel en kleding. Hij begon ladingen van zo’n zeventig kilo het steile pad op te slepen. Alleen nog gekleed in zijn roodgeruite flanellen ondergoed, bracht hij een pakket naar boven en ging dan terug voor meer. Voor iedere kilometer liep hij er twintig, heen en terug langs het pad vol met dode paarden en wanhopige mannen.
Weinig Klondikers bereikten de goudvelden, maar na een maand had London de andere kant bereikt en daalde af naar Lake Lindermann. Daar bouwde hij een boot van dennebomen. Hij stuurde de Yukon Belle door een canyon met watervallen en hielp vervolgens andere mijnwerkers met hun boten, voor 25 dollar per trip.
Toen de winter het leven bevroor, trok hij zich terug in een cabin niet groter dan een gereedschapshok. Buiten daalden de temperaturen tot zestig graden onder nul. Binnen tastte scheurbuik zijn tandvlees aan en ontstak zijn gewrichten tot hij zo ongeveer dubbelgevouwen liep, maar hij bleef zichzelf onderwijzen en las Darwin, Milton, Dante. Hij liep eens tien kilometer naar een andere cabin om een boek van Kipling te lenen.
Tegen de lente had hij er genoeg van. Het enige goud dat hij had gevonden was ‘fool’s gold’, opgegraven uit een bevroren kreek. Met zijn gezondheid ondermijnd en zijn dromen in duigen, liet hij een vlot zo’n drieduizend kilometer de Yukon River afdrijven en werkte zijn weg terug naar Oakland.
Stem van de stilte
Net als goudzoekers bakenen schrijvers hun terrein af. London schreef later over Californië en de South Seas maar zijn hart lag altijd in Klondike. In een vroeg verhaal, The White Silence, schetste hij de bewegingloosheid ervan: ‘Elke beweging stopt, de lucht klaart op, de hemel ziet er koperkleurig uit; de minste fluister lijkt een heiligschennis en de mens wordt timide, verschrikt van het geluid van zijn eigen stem. … Het is dan, als het al ooit gebeurt, dat een man alleen is met zijn God.’
De witte stilte had hem een stem gegeven, maar om gehoord te worden moest hij een uitgever vinden. Opnieuw stortte hij zich op schrijven. Toen zijn afwijzingsbriefjes, die hij aan een touw reeg, anderhalve meter hoog reikten, overwoog hij om terug te gaan naar de handenarbeid, maar hij herinnerde zich zijn gelofte. Hij moest en zou een schrijver zijn. En al was het puur op wilskracht, hij werd een schrijver.
In 1899 begonnen zijn verhalen te verschijnen, eerst in kleine tijdschriften, daarna in The Atlantic Monthly. Zijn succes, net als zijn werkhouding, was een product van de tijd.
Rond de eeuwwisseling stelde London vragen die het hele land aangingen. Veel Amerikanen hadden hun boerderijen verlaten voor fabrieken en de open ruimtes verruild voor krioelende steden. Historici hadden de frontier gesloten verklaard; Teddy Roosevelt betreurde de ‘verslapping van de daadkracht die beschaving meestal vergezeld’. Hoorden we, terwijl we de wildernis hadden getemd, de lokroep ervan misschien niet meer? Er waren mensen die praatten over de wildernis maar London was er geweest en bracht verhalen mee. Maar 24 jaar oud werd hij geloofd als de ‘Kipling van de Klondike’. Maar de zo moeizaam verworven roem ging naar zijn hoofd als pure alcohol. Op de dag dat zijn eerste boek met verhalen werd gepubliceerd, begon hij aan zijn meest roekeloze reis. Hij trouwde.
Een goedbetaalde hobo
Hij had gehoopt zichzelf te temmen maar het huwelijk kooide hem slechts. Zijn vrouw Bess was in alles Londons tegenbeeld. Een serene dame, werd ze pas maanden na hun huwelijk verliefd op Jack. Dat compliment kon Jack haar nooit maken. Hij nam steeds meer opdrachten aan van tijdschriften, en ging op pad om de wereld te coveren. Bess bleef thuis, zwanger en wel. (Het paar zou twee dochters krijgen, Joan en Bess.)
Jack was opnieuw een hobo, alleen deze keer goedbetaald. Gedurende zes weken in de zomer van 1902, leefde hij met de armen als bedelaar in sloppen van Engeland, en schreef over hun levens in The People of the Abyss. Het gepassioneerde proza van het boek maakte het Londons favoriet. ‘Ze raapten gevallen kruimels brood op, ter grootte van erwten, klokkenhuizen van appels zo zwart en vuil dat ze er niet meer zo uitzagen, en die dingen stopten deze mannen in hun mond, en kauwden erop, en slikten ze door; en dit, tussen zes en zeven uur op de avond van 20 augustus 1902, in het hart van het grootste, rijkste en machtigste rijk dat de wereld ooit heeft gezien.’
Als hij niet op pad was naar nieuwe horizonten, zette London van zijn eerdere avonturen om in fictie. Daartoe herinnerde hij zich een hond waarmee hij in de Yukon vaak gespeeld had. Net als Jack was de hond weggerukt uit Californië en naar de wildernis gestuurd. London plande een kort verhaal maar verloor de controle. In minder dan vijf weken schreef hij zijn meesterwerk The Call of the Wild, dat de hond Buck volgt in zijn ontwikkeling van schoothondje tot trots dier. ‘En als hij, in de stille en koude nachten, zijn neus naar de sterren richtte en lang en wolfachtig huilde, waren het zijn voorouders, dood en tot stof vergaan, die hun neus naar de sterren richtten en door de eeuwen heen huilden, door hem. En zijn ritme was hun ritme, de cadansen die hun smart vertelden en wat voor hen de betekenis was van de stilte en de koude en de donkerte.’
Het boek was onmiddellijk een bestseller, kreeg goede kritieken en maakte zijn naam bekend. Als hij royalty’s had gekregen, zou hij meteen met pensioen hebben kunnen gaan, maar hij had de alle rechten voor 2000 dollar verkocht. Met de cash kocht hij echter een kleine boot en op het dek daarvan gezeten schreef hij The Sea-Wolf. Dat werk vestigde zijn reputatie. En deze twee klassiekers leverden hem zijn favoriete bijnaam op, ‘Wolf’.
Wandelend medisch handboek
Hij was nu beroemd, maar omdat hij gedwongen was een aantal familieleden te onderhouden, begon London zijn talent te uit te melken. De rest van zijn leven zou hij iedere dag duizend woorden schrijven. Hij weigerde zichzelf te sparen. Kettingrokend en bij vlagen stevig drinkend, ruïneerde hij zichzelf. Een dieet van ‘cannibal sandwiches’ met rauw vlees tastte zijn spijsvertering aan. Zijn reizen maakten hem een wandelend medisch handboek van ziekten, inclusief rottende tanden, malaria, dysenterie, reumatisme en nierstenen. Doctoren en vrienden waarschuwden hem, maar London wist waar hij heen wilde. ‘Ik ben liever as dan stof’, schreef hij. ‘Ik zou liever een superbe meteoor zijn, met iedere atoom van me in glorieuze gloed, dan een slaperige permanente planeet. De juiste functie van een man is om te leven, niet om te bestaan. Ik zal mijn dagen niet verspillen in pogingen ze te rekken. Ik zal mijn tijd gebruiken.’
In februari 1904 werden, midden in de nacht, Russische oorlogsschepen in Port Arthur in Mantsjoerije door Japanse torpedo’s tot zinken gebracht. London was er al naar op weg, om de Russisch-Japanse oorlog te verslaan voor de Hearst dagbladen. Andere correspondenten schreven over de oorlog vanuit een bar in Tokio, maar London voer in een Chinese jonk de Gele Zee over in ijskoud weer, levend op koude rijst en vis. Op het Koreaans schiereiland aangekomen, wist hij mee te trekken met de soldaten van het Japanese First Army. London bereikte het front niet, maar hij kon wel verslag doen van de eerste schermutselingen tussen Russische en Japanse landstrijdkrachten. Zijn beschrijvingen van de grote opofferingen die de Japanse troepen tijdens die bittere winter moesten doorstaan zijn bondig en krachtig: soldaten met kapotte voeten, schreef hij, ‘zwierven kilometers ver achter de marcherende hoofdmacht … Iedere stap is een kwelling, en ze moeten doorgaan, stap voor stap, de hele dag lang .. iedere stap doet opnieuw het kapotte vlees pijn. Voor hen zou het Paradijs bestaan in het ophouden met bewegen.’
Uiteindelijk arresteerden de Japanners de opdringerige journalist. London werd teruggebracht naar het gezelschap van zijn medeverslaggevers, in Seoul. Hij keerde terug naar huis met nog meer roem, en begon aan een lezingenreeks door Amerika.
Op het podium zorgde de socialist voor een goede show. Hij balde zijn vuist, schold zakenlui uit voor parasieten en onder gejuich van studenten riep hij ‘De revolutie is gekomen! Probeer hem maar te stoppen!.’ De pers schetste een karikatuur van London als ‘die socialistische sensatie-zoeker’.
Maar zijn politieke overtuigingen leverden minder schandaal op dan zijn tweede huwelijk. Als het leidende licht onder de schrijvers van de Bay Area was Wolf de alpha male in een roedel van bohémiens die bijeen kwamen in zijn huis in de Oakland Hills. Tot Bess’ ongenoegen worstelden, boksten en discussieerden Jack en zijn vrienden eindeloos. Een van zijn sparring partners was een vrouw die Charmian heette. Ze was vijf jaar ouder dan hij, slank en atletisch gebouwd. Charmian Kittredge deelde Jack’s romatische ideeën over het leven, literatuur en gewoon, wat plezier was. London hoorde niet langer de roep van het huwelijk: Charmian leek bereid een speurtocht te maken van hun levens.
In november 1905 scheidde hij daarom van Bess en trouwde de volgende dag met Charmian. De natie was geschokt. Nette zeden, en in sommige staten de wet, verlangden dat een gescheiden man minstens een jaar wachtte voor hij hertrouwde. Londons lezingen werden afgezegd, predikanten veroordeelden hem, bibliothecarissen haalden zijn boeken van de planken. Jack haalde zijn schouders op en droomde door. Getrouwd met zijn ‘Mate-Woman’ kon hij in stereo dromen.
Reis om de wereld
In april 1906, toen London met een veerboot naar San Francisco ging om over de vernietigende aardbeving te schrijven, kwamen nieuwe roddels in de kranten. Die socialistische sensatiezoeker was bezig met een nieuw plan. Hij zou een boot bouwen en de wereld rond zeilen, een reis van zeven jaar aan boord van de Snark. Hij was 31, de meest populaire schrijver van zijn land, en hij zou gemakkelijk op zijn lauweren kunnen rusten. Maar na een lijdensweg van een jaar om de Snark te bouwen, zeilde hij trots de Golden Gate door, opnieuw een avonturier.
Jack voer naar Hawaii. Daar in de tropen, schreef hij zijn beste Yukon-verhaal. To Build a Fire beschrijft een Klondiker, verlamd van de koude, vechtend om een enkele lucifer aan te krijgen. ‘Hij pakte [de lucifer] op met zijn tanden en streek hem over zijn been. Twintig keer streek hij voor hij hem aan kon krijgen. Terwijl hij ontvlamde, hield hij hem met zijn tanden bij de berkenstam. Maar de brandende zwavel kroop in zijn neusgaten en in zijn longen, waardoor hij spastisch moest hoesten. De lucifer viel op de sneeuw en ging uit.’ Het meesterlijke verhaal van de vriesdood is in meer talen vertaald dan welk ander verhaal uit de Amerikaanse literatuur dan ook.
Hawaii achterlatend, voer de Snark naar een nieuw speelveld, de South Seas. Jack onderbrak zijn ochtenden van schrijven vaak om met Charmian te genieten van waar ze heen gingen. Maar veel van de havens die hij aandeed waren allesbehalve paradijselijk. Op sommige eilanden werden ze begroet met speren en pijlen, op andere stonden koppensnellers klaar. Al gauw kwamen ook de tropische ziekten op bezoek. Met de huid van zijn handen pellend en lijdend aan een dubbele fistula kwam Jack in een Australisch ziekenhuis terecht. Na een odyssee van meer dan twee jaar gaven de Londons het op en gingen naar huis.
Laatste droom
Nomaden zorgen zelden voor monumenten, maar voor hij stierf, liet London spectaculaire ruïnes achter. Op een heuvel boven het kleine stadje Glenn Ellen in het wijnland van Californië staat Jack London Historical Park, de ranch waar Jack London de laatste vijf jaren doorbracht. En een zandpad verderop staat zijn laatste droom. Wolf House moest het paleis worden dat de arme jongen nooit had gehad. In de plannen stond een studeerkamer met 15.000 boeken, een overdekt zwembad, een enorme woonkamer, een alkoof voor de Steinway van Charmian.
Terwijl het werd gebouwd, werkte London aan zijn schrijven. Al was hij Amerika’s best betaalde schrijver, hij kon zich nooit loswerken van de schulden die zijn roekeloze levenswijze meebracht. Hij experimenteerde met nieuwe onderwerpen maar verdiende zijn onderhoud met formule-verhalen die hij omschreef als ‘all hack’, lopende band werk.
In 1910 kregen ze een dochter die slechts twee dagen leefde. Het stel vluchtte opnieuw, nu op een zeiltocht rond Cape Horn en ook terug naar Hawaii, maar de superbe meteoor raakte opgebrand. Londons nieren, beschadigd door kwikchloride behandelingen in de tropen om geeuwziekte te genezen, vergiftigden hem. Hij dronk steeds meer en noemde zichzelf ‘de oude’.
Hij stopte al zijn energie in de enige droom die groot genoeg was om hem bezig te houden. Geleidelijk aan kwam het prachtige Wolf House in de redwoods tot stand. Maar op een warme nacht in augustus 1913, werden Jack en Charmian gewekt door geschreeuw. Ze renden naar de plek waar het Wolf House werd gebouwd, maar toen ze er aankwamen stond het al in vuur en vlam.
Brandstichting leek waarschijnlijk, maar nu lijkt de oorzaak een spontane brand te zijn geweest in een hoop todden voor de schoonmaak. Staand op een heuvelrand in de vroege ochtenduren, zag London Wolf House afbranden, huilend, zijn gezicht verlicht door de flakkerende vlammen.
Ieder jaar komen bijna 80.000 bezoekers naar Londons ranch. Ze wandelen door de redwoods naar de ruïnes van Wolf House. In een huis dat Charmian later liet bouwen, kunnen ze exemplaren zien van The Call of the Wild in Hindi, The Sea-Wolf in Latvisch, Yukon verhalen in het Vietnamees. Ze kunnen zijn graf bezoeken en de veranda waarop hij stierf. Maar bezoekers zullen nooit weten hoe het verhaal van London eindigde. Stierf hij door eigen hand, zoals zijn autobiografische held Martin Eden? Of probeerde hij juist desperaat vast te houden aan het leven zoals zoveel van zijn Klondike karakters? Zelfs zijn biografen zijn het niet eens.
Overdosis morfine
Op een nacht in november 1916 werd hij wakker met ondraaglijke pijnen. Hij strompelde rond het huis, probeerde te slapen. In een poging de pijn in zijn nieren te verminderen, injecteerde hij zichzelf met de morfine die hij daarvoor bij de hand had. De volgende ochtend werd hij gevonden in een coma, en hij stierf die avond. Jarenlang werd het voor zeker aangenomen dat London zelfmoord had gepleegd, maar de huidige wetenschappers betwijfelen dat hij zichzelf het leven benam.
‘Er is geen bewijs dat zelfmoord ondersteunt’, zegt Earle Labor, een professor Engels aan Centenary College in Louisiana en de editor van The Portable Jack London. ‘Mensen vinden het leuk om sensationele dingen te denken over schrijvers, en Jack was een sensationele man. We proberen al jaren om de feiten te laten spreken.’ Een onbedoelde overdosis kan London gedood hebben. Maar Labor betwijfelt dat. Men denkt nu eerder dat hij waarschijnlijk is gestorven aan complicaties van lupus, en uiteindelijk, een beroerte. Op zijn laatste avond had hij aan zijn dochter Joan geschreven, om haar te vragen de volgende zondag mee te gaan zeilen.
Hij nog zo veel andere plannen voor zijn ranch, zijn schrijven, zijn reizen. Meer twijfel nog is gezaaid door een stukje film van London dat in het museum te zien is. Rondstruinend over zijn ranch, een week slechts voor zijn dood, ziet hij er allesbehalve uit als de zure, zelfmoordneigende dronkelap die hij volgens sommigen was in zijn laatste dagen. Gezetter maar nog steeds jongensachtig, lijkt hij klaar om weer op pad te gaan.
Londons plotselinge dood ontzette zijn lezers, maar critici meenden dat zijn muze al jaren tevoren het leven had gelaten. Velen zagen hem als een getalenteerde schrijver die ‘veel meer schreef dan goed zal zijn voor zijn reputatie in de toekomst’. In het buitenland bleef hij enorm populair, maar in Amerika worden alleen zijn vroege romans nog gewaardeerd. Critici schijnen het vooral plezierig te vinden om hem weg te zetten als een schrijver van flauwe hondenverhalen.
‘Critici hebben Jack nooit erg zien zitten, en hij hen niet’, zegt Labor, die een biografie schrijft over London. ‘Maar sinds het midden van de jaren zestig zijn ze dat aan het herzien. Zijn brieven werden gepubliceerd, The Jack London Newsletter trok nieuwe fans, zijn complete verhalen kwamen uit in 1993 en de interesse in hem is echt toegenomen.’ Londons nieuwe fans loven niet alleen zijn avonturenverhalen maar ook zijn originele memoires over hobo’s en alcoholisme en zijn fictie over alles van sterrenkijken tot lepra.
Tegenwoordig is de faam van London net zo wijdverbreid als zijn eigen reizen. Begin vorig jaar kwamen 150 trouwe volgelingen samen bij de jaarlijkse Jack London verjaardagspartij in de wijnstreek van Californië. ‘De interesse stijgt over de hele wereld’, zegt Winnie Kingman eigenaresse van de Jack London Bookstore in Glenn Ellen. Jack London Societies komen nu bijeen in Texas, Japan, Klondike, overal waar dromers elkaar opzoeken. Hoe weinig van Londons boeken klassiekers zijn doet er nauwelijks toe: hij was zelf een Amerikaanse klassieker.
En zo lang als avonturiers zichzelf gebonden weten aan bureau of huis, zal zijn leven hen inspireren. Ik herinner me nog steeds een ontmoeting met een dergelijke man in San Francisco, een vriend van een vriend. Dromend van een reis rond de wereld, was hij bij de koopvaardij gegaan, maar hield dat weer voor gezien toen hij erachter kwam dat de moderne zeevaart meer eist van je wiskunde dan van je doorzettingsvermogen. Terwijl onze vrienden praatten, zaten we daar en zeiden weinig. Uiteindelijk durfde ik te vragen: ‘Vanwaar de koopvaardij?’ ‘Had je een of andere Jack London fantasie?’ Een enorme grijns verscheen op zijn gelaat en we praatten de rest van de avond over de boeken, de avonturen en wat we ervoor over zouden hebben om Jack Londons voorbeeld te volgen.