Nu heel Nederland elkaars loyaliteit aan het meten is en Geert Wilders mensen wil weren uit het kabinet op basis van hun geloofsovertuiging, is het misschien tijd voor een nieuwe misdaad: samenlevingsverraad. Het bewust ondermijnen van het vertrouwen in elkaar.
Frans Verhagen
Landverraad wordt, per definitie, gepleegd door mensen met een paspoort van het land dat ze verraden. Het komt voor, zoals we in 1940 hebben kunnen zien. Een nationaliteit is geen garantie voor loyaliteit net zomin als meerdere nationaliteiten disloyaliteit garanderen. Ook meerdere culturele identiteiten zeggen helemaal niets over iemand gedrag of iemands voorkeuren. In beschaafde landen worden mensen beoordeeld en afgerekend op wat ze doen, niet op wat voor achtergrond of geloof ze hebben. De ervaring leert dat onder bange omstandigheden dit stukje beschaving het eerste is wat er aan gaat. Meestal gebeurt het in oorlogstijd maar in Nederland slagen we erin zonder acute noodsituatie een loyaliteiten debat te hebben – al is het woord debat wellicht te veel eer voor de verdachtmakingen van de heer Wilders.
Wilders past in een traditie van volkstribunen die tamboereren op het etnische en geloofsloyaliteits thema. Veel immigratielanden maken dit soort episodes mee, meestal met wat meer directe aanleiding dan Nederland ervoor heeft. Als we wat beter naar die traditie elders zouden kijken, waren we misschien niet gedoemd om het hele traject dat erbij hoort opnieuw door te maken.
Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar het immigratieland bij uitstek, de Verenigde Staten, waar ze deze situatie al vaak aan de hand gehad en waar ze zich inderdaad lang niet altijd beschaafd gedroegen. Rond 1850 ontstond daar, als gevolg van de instroom van honderdduizenden Ieren, een rabiate anti-paapse anti-immigratiepartij op basis van het thema: hun loyaliteit is aan Rome, aan de bisschop en aan hun priesters voordat ze toekomen aan Amerika. De Ieren en de Duitsers waren het beoogde doelwit: ‘ze' zullen nooit loyaal zijn aan de Verenigde Staten. De anti-immigratie activisten namen als geuzennaam Know Nothings aan, een label dat ze kregen voor hun geheimzinnigheid. Maar het valt te betogen dat hun haatzaaierij ook kon worden weggezet als niet alleen weinig weten maar vooral weinig begrijpen. Deze nitwitterigheid had lange uitlopers. In 1960 moest John F. Kennedy als belijdend katholiek nog zijn loyaliteit aan Amerika verdedigen. Zou hij de Amerikaanse grondwet wel boven het woord van Rome stellen? Natuurlijk zou hij dat, stelde Kennedy, en de kiezers vertrouwden hem. Onder het Wilders regime zou zo iemand nooit gekozen mogen worden.
Meer de racistische kant op, hebben Chinezen in Amerika aan alle vormen van discriminatie en oppressie blootgestaan. De wet verbood hen in 1882 zelfs de toegang tot Amerika. Tot ver in de jaren veertig van de vorige eeuw was het Aziaten in Californië verboden te trouwen met blanken en ook onroerend goed mochten ze buiten Chinatown niet bezitten. Allemaal gebaseerd op onderbuikgevoelens tegen een ander ras, een andere cultuur, tegen een meervoudige identiteit.
Het is waar dat in oorlogstijd de loyaliteitsvraag extra opspeelt en ook daar meestal volkomen onterecht. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ondervonden de Duitse Amerikanen dat. Hoewel Woodrow Wilson de Amerikanen nog tot 1917 buiten het conflict wist te houden, waren de meningen binnen Amerika wel degelijk verdeeld. Tot Amerika mee ging doen, vonden veel Amerikanen met een Duitse achtergrond het moeilijk hun sympathie voor de Duitsers te verbergen. Anglosaksische Amerikanen duimden voor de geallieerden. De meeste van de miljoenen immigranten interesseerde het geen donder totdat Amerika mee ging doen en toen waren ze voor Amerika.
De populaire journalist H.L. Mencken, nog steeds geliefd bij liberale Amerikanen en Europeanen vanwege zijn in vitriool gedrenkte pen, legde zichzelf een publicatieverbod op voordat zijn krant dat deed, wegens zijn uitgesproken pro-Duitse standpunten. Mencken wond er geen doekjes om: Duitsers waren een superieur ras en natuurlijk steunde hij de keizer. Andere gevolgen van de oorlog: het nog op veel plaatsen gesproken Duits (vooral op het platteland) verdween uit de publieke sfeer, de beweging voor drooglegging kreeg extra dynamiek (bier en Duitsers gingen als vanzelf samen) en de Frankfurter werd omgedoopt tot hot dog. Na de oorlog ontstond de eerste Red Scare uit pure paniek over mogelijke communistische infiltranten onder etnische Amerikanen en immigranten.
In 1924 ging de Amerikaanse deur op slot. Voor de echte loyaliteitswatchers verandert daarmee natuurlijk niets, want de vele en gelaagde identiteiten bleven natuurlijk aanwezig. Zo staken veel Italiaans Amerikanen (en ook veel Amerikanen in het algemeen) in de jaren twintig en dertig hun bewondering voor Benito Mussolini niet onder stoelen of banken. Mussolini speelde daarop in door Italiaans Amerikanen tegen hun zin in het Italiaans staatsburgerschap te geven en hen uit te nodigen om in Abessinië voor de Italiaanse zaak te komen vechten. De animo was gering.
Toen de Tweede Wereldoorlog losbarstte, liet Amerika zien waartoe paniek over identiteiten en loyaliteiten kan leiden. Vanaf februari 1942 werden alle Japans Amerikanen (let wel, voornamelijk staatsburgers) in kampen in de westelijke woestijnen gestopt. Voor deze disloyaliteit jegens haar burgers schaamt Amerika zich nog steeds. En terecht. Er was geen spoor van bewijs dat mensen met een Japanse achtergrond in woord of daad disloyaal waren maar toch werden ze enkel op basis van de afkomst van hun ouders of grootouders gewantrouwd en opgesloten.
Aan de andere kant bleken tijdens de oorlog Italianen, Duitsers, Chinezen en andere Amerikanen met tientallen verschillende etnische achtergronden net zo bereid te sneuvelen op Franse, Italiaanse of Pacific stranden als wie dan ook. Want steeds weer blijkt: de loyaliteit van burgers is met het land waar ze wonen, waar ze opgroeien en waar ze actief deelnemen aan het maatschappelijk leven. Dat was en is zo in Amerika en dat was en is zo in Nederland.
Nu het zogenaamde debat in Nederland in snel tempo verloedert en ook de loyaliteit van etnische Nederlanders bij de politie en in het leger wordt gewantrouwd, is het raadzaam de absurditeit en ongepastheid van de internering van de Japanse Amerikanen nog eens in de herinnering op te roepen. In een immigratieland is niets destructiever dan haat zaaien tegen mensen wier ouders elders geboren zijn. In een land met een lange traditie van geloofstolerantie en consensusstreven is niets onzinniger dan mensen veroordelen op basis van hun geloof. Weinig landen zijn multicultureel en multigelovig geweest als Nederland. Daar hadden we een prima modus vivendi mee gevonden, namelijk dat we mensen op hun daden beoordeelden, zoals mijnheer Wilders als katholiek opgegroeide jongen uit het zuiden van het land maar al te goed moet weten.
Des te enger is de haatzaai machine die hij op gang brengt met zijn ongefundeerde verdachtmakingen en zijn versie van debat die niet veel verder komt dan ‘dat vind ik gewoon'. Nederland is een multicultureel land, waarin katholieken en protestanten geleerd hebben om te gaan met socialisten en liberalen en vooral met elkaar. Nu we een immigratieland zijn komen daar andere culturen en geloven bij, maar er is geen enkele reden waarom die niet in ons multiculturele Nederland zouden passen – in een typisch Nederlandse traditie die het patriottische hart van Wilders zou moeten doen juichen. Als er iets is waar we in Nederland trots op mogen zijn, dan is dat het wel. Onze ‘samenleving' in de letterlijke zin van het woord.
Wilders speelt een gevaarlijk spel. Hij maakt meer kapot dan ons lief is. Landverraad zal ik het niet noemen, maar samenlevingsverraad is misschien een goede kwalificatie.
Frans Verhagen is publicist. Onlangs verscheen van hem The American Way. Wat Nederland kan leren van het meest succesvolle immigratieland (Nieuw Amsterdam Uitgevers).