Waarom is het voor Nederlanders zo moeilijk om te erkennen dat het goed gaat met de integratie? Dat komt niet door de feiten. Die liegen er niet om: het merendeel van de tweede generatie, hier geboren en hier opgegroeid, is goed opgeleid, heeft goede banen, functioneert normaal in de samenleving en gaat in haar denken en gedrag steeds meer lijken op het Nederlands gemiddelde, dat ze zelf natuurlijk ook weer beïnvloedt. In mijn nieuwe boek Hoezo mislukt? heb ik deze feiten uitgebreid geanalyseerd, gebaseerd op tonnen rapporten en onderzoeken die vrijwel allemaal positief getoonzet zijn. Een mooi verhaal, stevig onderbouwd, maar het is moeilijk te slijten. Hoe komt dat? Het is te gemakkelijk om de media te verwijten dat ze alleen maar negatieve verhalen aandacht geven. Er is meer aan de hand.
Er zijn namelijk twee heel verschillende groepen Nederlanders die zich moeilijk laten overtuigen dat het goed gaat. Ze delen hun scepsis over de voortgang maar de voedingsbodem ervoor is totaal anders. De ene groep is een deel van de intellectuele spraakmakende elite dat bevangen is door een soms schier panische angst voor moslims en hun vermeende gebrek aan bereidheid of zelfs hun onvermogen om te integreren. De andere groep is de gewone burger die veranderingen om zich heen ziet die hem of haar schrik aanjagen. Sommige leden van deze laatste groep hebben in hun leefomgeving dagelijks te maken met allochtonen, de rest kent de integratieproblematiek eigenlijk alleen maar van televisie en van horen zeggen.
De eerste groep is misschien wel het best vertegenwoordigd door het werk van Paul Scheffer. Zijn zorgen, voor het eerst opgeschreven in het bekende artikel Het multiculturele drama in 2000 en later in zijn boek Het land van aankomst, betroffen vooral de mate waarin een qua geloof en cultuur afwijkende groep van met name Turken en Marokkanen zich blijvend zou kunnen afzonderen van de Nederlandse samenleving. Kort samengevat: ‘wij’ hebben bepaalde waarden en een bepaalde manier van met elkaar omgaan en ‘zij’ niet. Zolang ‘zij’ niet bereid zijn om meer te worden als ‘wij’ is de integratie mislukt. De scheiding dreigt blijvend te worden, somberde Scheffer. De PvdA sombert met hem mee, getuige hun recente integratienota die bol stond van ‘wij’ en ‘zij’.
Een lastig en veel bediscussieerd probleem in deze kringen is dat niet geheel duidelijk is wie ‘wij’ nou eigenlijk zijn. Het ontbreekt aan een min of meer omschreven Nederlandse identiteit, zoals de voorbeeldig geïntegreerde immigrante Maxima terecht constateerde. Die identiteit moet dan ook razendsnel in elkaar getimmerd worden, zodat ‘zij’ weten wie ‘wij’ zijn, en zich daaraan kunnen aanpassen. Aan geen van beide groepen is de suggestie besteedt dat het nu juist een van de charmes van Nederland is dat we ons er nauwelijks druk over maken wat dat precies inhoudt. De uitvlucht is meestal te vertellen wat per se níet Nederlands is – een veel veiliger categorie dan wat we wél zijn.
Sinds ex-VVD leider Frits Bolkenstein in 1991 de vraag aankaartte of ‘de islam’ wel te verenigen is met de niet onderhandelbare waarden van het westen, is geloof het belangrijkste onderdeel van deze identiteitsdiscussie geworden; het is een ‘islam debat’ geworden. Bolkenstein vatte die westerse waarden samen als scheiding van kerk en staat, gelijkheidwaardigheid van man en vrouw, verdraagzaamheid en vrijheid van meningsuiting. Een deel van de spraakmakende elite beantwoordt Bolkensteins vraag met een ferm ‘nee’ en haalt graag de meest extreme voorbeelden aan om dat te bewijzen, onderwijl negerend dat honderdduizenden moslims in Nederland dagelijks laten zien dat het gewoon gebeurt. Zij miskennen dat het niet nodig is om te wachten op ‘een liberale islam’ om liberale moslims te hebben.
Het vervelende is dat het debat dat deze opiniemakers hebben aangekaart nooit kan worden voltooid zolang de norm van wat ‘wij’ zijn door diezelfde elite wordt vastgesteld. Want volgens hen zijn ‘wij’ modern, dat wil zeggen, als ‘typische Nederlanders’ zijn we zijn ruimdenkend, we accepteren homo’s, vinden mannen en vrouwen gelijk, stellen de scheiding van kerk en staat voorop en poneren onze meningen zonder enige terughoudendheid. Gemeten aan die standaard is een aanzienlijk deel van de autochtone bevolking natuurlijk helemaal niet modern. De EO is Nederlands grootste omroep en heeft bepaald onmoderne ideeën over homofilie en andere zaken. De Christen Unie, nota bene regeringspartij, staat niet toe dat praktiserende homo’s namens haar in vertegenwoordigende besturen zitten. De SGP vindt dat vrouwen niet politiek actief mogen zijn. En de katholieke kerk, waartoe toch nog altijd 28 procent van de Nederlanders zich rekent, heeft uitgesproken ‘onmoderne’ ideeën over homofilie, abortus, euthanasie en nog zo wat onderwerpen.
Met andere woorden, ‘wij’ zijn heel wat minder modern dan wij denken. Het curieuze is dat ‘zij’, de allochtonen die niet zouden integreren, qua waarden dichter staan bij de gemiddelde Nederlander dan de elite zelf. De afwijkende groep is juist de ‘grachtengordelelite’, om deze gemakzuchtige maar beeldende duiding te gebruiken. Toch verklaart deze groep, verblindt door de helderheid van het eigen gelijk, de integratie mislukt omdat hij geen mensen oplevert zoals zijzelf zijn, geen kosmopolitische wereldburgers die een cultureel erfgoed met elkaar delen. Juist deze elite, zo merkte de publicist Ian Buruma scherpzinnig op, is nostalgisch. Zij wil terug naar een tijd van gedeelde waarden, dat wil zeggen, jaren zestig waarden, die voor hén als vanzelfsprekend gelden, en als ‘typisch Nederlands’. De elite is zich druk gaan maken over de moslims omdat ze die zagen als een bedreiging zien voor hun recent verworven waarden.
De ironie is dat deze door de elite aangejaagde discussie nu is uitgelopen op een populistische opstand tégen diezelfde elite.
Want de opstandelingen vormen een heel andere groep, die veel groter en veel diffuser is dan de spraakmakende elite en die veel minder helder omschreven ideeën heeft over de samenleving en wie daar wel en niet bij hoort. Deze mensen zijn in elk geval niet kosmopolitisch en geven weinig om het erfgoed waar de elite zo aan hecht, als ze het al kennen. Ze zijn, zo beschouwd, niet ‘typisch Nederlands’ en ook niet ‘modern’ in de door de opiniemakers bedoelde zin.
Voor de opstandelingen geldt dat ze zich niet op hun gemak voelen, dat ze hun vertrouwde wereld bedreigd zien en vooral, dat ze boos zijn. Er leeft een sterk gevoel van onbehagen, van vervreemding. Dat is begrijpelijk, verklaarbaar en ook zeer herkenbaar. Verandering ís lastig. Álle verandering is lastig, vooral voor mensen die niet de financiële en intellectuele flexibiliteit hebben om daar gemakkelijk mee om te gaan.
Wat ze zich niet realiseren en wat niemand hen probeert uit te leggen, is dat ook als er geen enkele Marokkaan of Turk naar Nederland was gekomen het land onherkenbaar veranderd zou zijn. De ontzuiling, de globalisering en de atomisering van de samenleving zouden ook dan hebben plaatsgevonden. En ook dan zouden ze zich ongemakkelijk en genegeerd voelen, kwaad op ‘de kliek in Den Haag’. Ze vormen dan ook de klassieke vijver voor populistische politici die inspelen op het anti-elite gevoel onder deze mensen, van Boer Koekkoek tot Geert Wilders. Voor de laatste zijn allochtonen een mooie kapstok om dit ongenoegen aan op te hangen, ook al is de aanhang van de PVV is waarschijnlijk een stuk minder obsessief met de islam bezig dan haar voorman. Ze bewondert Wilders vooral omdat hij zo tekeer gaat tegen de gevestigde machten, daarbij voor het gemak vergetend dat Wilders zelf al minstens twintig jaar in het Haagse actief is.
We moeten vaststellen dat dit deel van de opiniemakende elite een debat heeft aangejaagd waarmee de populistische politici nu aan de haal gaan. De aanhang van de PVV is helemaal niet kosmopolitisch, ruimdenkend en doordrongen van de waarden van de elite – helemaal niet ‘typisch Nederlands’. Sterker nog, zo langzamerhand moet de elite zich gaan realiseren dat het gevaar voor hun waarden en hun leefwereld niet komt van de allochtonen maar juist van deze door hen bang gemaakte burgers. Die zoeken hun heil bij leiders met een heldere boodschap die hun ongenoegen erkent en een stem geeft, zoetgevooisd of juist heel kras. Als Maurice de Hond gelijk heeft, dan zitten hun vertegenwoordigers straks in groten getale in het parlement.
De oplossing van beider ongenoegen is eenvoudiger dan het soms lijkt. Laten we nu eens gewoon vaststellen dat het in Nederland over het geheel genomen behoorlijk goed gaat en dat we, juist omdat ons land een inclusief systeem heeft, rijk gelardeerd met vangnetten en kansen voor iedereen, het veel beter doen dan we denken. Ook met de integratie. Juist met de integratie. Het is de reden dat de ontwikkeling in Nederland sneller gaat dan in bijvoorbeeld het ultieme immigratieland, de Verenigde Staten. De Nederlandse Droom heeft een veel hoger realiteitsgehalte dan de veel bezongen maar zelden gerealiseerde American Dream. Die boodschap moet echter wel uitgedragen worden. Het wordt tijd dat onze politieke leiders en andere gezagsdragers daar werk van maken in plaats van steeds mee te huilen met wolven in het bos. Er is reden om trots te zijn op Nederland. Schreeuw het van de daken. Laat ongenoegen niet de enige leidsman zijn.
Frans Verhagen is publicist en hoofdredacteur van amerika.nl. Zijn boek Hoezo mislukt? De nuchtere feiten over de integratie in Nederland (Nieuw Amsterdam Uitgevers) ligt nu in de winkel.