De Democratische conventie in 1984 beloofde een weinig opwindend spektakel te worden. President Reagan was populair en voegde daar die zomer nog wat aan toe door op de Olympische Spelen in Los Angeles alle nationalistische stoppen door te laten slaan met ‘USA number one’ slogans. Omdat de Russen de spelen boycotten, wonnen de Amerikanen veel medailles. De economie die twee jaar tevoren Reagan nog bijzonder onpopulair maakte (het kan snel verkeren) draaide op volle toeren en met zijn kermisinvasie van Grenada had de president het idee gegeven dat het Vietnamsyndroom voorbij was.
Bij de Democraten was de spanning in het begin van het voorverkiezingscircuit echt leuk, naarmate de conventie naderde werd hij problematischer. Gary Hart, toen jong en veelbelovend senator van Colorado, had Mondale in de eerste voorverkiezingen verslagen met de belofte van ‘nieuwe politiek’. Een beetje á la John McCain in 2000 toen die politicus nog niet zijn principes had verloren en het Republikeinse establishment uitdaagde. Hart verloor terrein in de loop van de voorverkiezingen maar tot op de conventie bleef hij lastig voor Mondale, de ex vice president van Carter die gold als front runner voor de Democratische nominatie.
De Democraten kwamen bijeen in San Francisco, in het Moscone Center, een bunkerachtig congresgebouw in het toen nog pas net ontwikkelde gebied waar nu de musea en galerieën liggen, SoMa, South of Market Street. De homo scene was toen nog maar half geaccepteerd in Amerika, aids maakte net zijn opwachting. Ik herinner me Jan van Wieringen, toenmalig Volkskrant correspondent, die er zijn hart ophaalde. Hij zou twee jaar later een van de eerste Nederlanders zijn die aan aids overleed (en ik werd tijdelijk zijn opvolger bij de Volkskrant). Onze verwachtingen van de Democratische kansen tegen een zittende president waren laag gespannen. En toen gooide Walter Mondale een ‘game changer’ in de campagne. In plaats van een vp kandidaat die de traditionele rol vervulde van het balanceren van regio’s, politieke filosofie en andere variabelen, stapte hij moedig in een nieuwe wereld en vroeg afgevaardigde Geraldine Ferraro om vp kandidaat te worden. Het is haar overlijden, afgelopen week, dat me verleidt tot deze herinneringen.
Ferraro veranderde het spel. Niet voor Mondale, maar ze was als eerste vrouwelijke kandidaat een rolmodel en een doorbraakkandidaat. Ze dwong mensen zich te realiseren dat ook vrouwen in de markt waren – bizar als dat mag klinken. Tot dan toe waren vrouwelijke presidentskandidaten randfiguren geweest of waren ze uiteindelijk teruggeschrokken voor de stap om zelf campagne te voeren. Ik herinner me vooral Patricia Schroeder, ook een afgevaardigde en ook uit Colorado (net als Hart) waar ze toen wat liberaler waren dan nu, die Reagan een paar keer had uitgedaagd. Ze schrok er uiteindelijk voor terug om zelf een campagne te beginnen (hoe ze door het mannelijk establishment in Washington werd behandeld is een verhaal op zich, maar dat een andere keer).
Ferraro was onbekend bij het grote publiek. De bekendmaking van Mondales keuze gaf nieuw energie aan een conventie die verder weinig interessant was. Het belangrijkste andere feit van die paar dagen was dat Mondale in zijn aanvaardigsspeech Reagan uitdaagde over belastingen. Hij stelde dat belastingverhogingen de enige manier waren om de tekorten die Reagan had gecreëerd op te ruimen en dat hij daarvoor niet zou terugdeinzen. Het was een gewaagde zet die als een boemerang terugkwam op Mondale. De obsessie van de kiezers met belastingen maakte hem kwetsbaar en Reagan bleef er op hameren, ook al had hij zelf in strijd met zijn beloftes in 1982 de belastingen verhoogd en zou hij het na de verkiezingen ook nog doen. Er is verbazend weinig nieuws te bekennen in het huidige debat over giga tekorten waarin belastingverhogingen geen onderwerp mogen zijn.
Geraldine Ferraro had natuurlijk geen ervaring op het landelijke toneel. Ze toonde zich, anders dan Sarah Palin die in 2008 door de bejaarde McCain als ‘game changer’ werd gepresenteerd, een snelle leerling. Inhoudelijk maakte ze weinig fouten en in het debat met vice president George Bush de Oudere, beet ze vaardig van zich af toen die zich, geheel in stijl, patroniserend opstelde (het was een van de dingen die Joe Biden in 2008 krampachtig probeerde te voorkomen). Ferraro was een lieveling van toenmalig Democratisch Speaker Tip O’Neill en wist hoe het werkte in Washington.
Nee, het grootste probleem voor Ferraro bleek niet haar vrouw zijn maar haar Italiaans Amerikaanse achtergrond. Haar man, John Zacarro, had een onroerend goed bedrijf in New York. Italiaans, onroerend goed, maffia: de link was snel gemaakt en het kostte weinig tijd om de vragen op te werpen of Zacarro banden had met de maffia. Veel meer tijd kostte het om die vragen te beantwoorden – hij deed dat frank en open en er bleek niets aan de hand. Maar de schade was toen al geschied. Omdat Ferraro haar eigen naam gebruikte (een probleem dat Hillary Rodham-Clinton ook nog parten zou spelen) en ook, ongebruikelijk in die tijd, eigen belastingaangifte deed (wat niet zo gek is als je man onroerend goed investeringen heeft) leidde het tot ouderwets gemonkel onder Republikeinse moraalridders. Ferraro wist inderdaad weinig van de zaken van haar man, maar kreeg er wel de lasten van te dragen.
Enfin, de campagne van Mondale, toch al geen charismatisch of zelfs maar aansprekend figuur maar een zeer capabele politicus en tot dan toe de meest actieve en betrokken vice president ooit, ging vooral in zijn achteruit. Het dieptepunt werd bereikt op de verkiezingsdag 1984, toen Mondale/Ferraro enkel in Minnesota en Washington DC kiesmannen veroverden. Een landslide voor Reagan.
Geraldine Ferraro kreeg geen verwijten. Integendeel. Ze bleek toch wel degelijk baanbrekend, veel meer dan Sarah Palin in 2008. Ze liet ruim voor Hillary Clinton zien dat vrouwen dit spel net zo goed kunnen spelen, zoniet beter. Ferraro bleef actief in de Democratische partij, vooral op staatsniveau in New York. In 1992 en 1998 was ze kandidaat in de voorverkiezingen voor een senaatszetel. Opnieuw kwam het onroerend goed verhaal boven water, nu nog minder gedocumenteerd. Ze verloor de nominatie beide keren. Ironisch genoeg was de Republikein die in 1992 de senaatszetel behield Al D’Amato, de ultieme Italiaans Amerikaanse ritselaar, bijgenaamd senator Pothole. Juist hij onderging allerlei onderzoeken over ethische problemen en kreeg zelfs een veroordeling aan zijn broek. In 1998 verloor ze de nominatie aan Charles Schumer die D’Amato wist te lozen en sindsdien senator is voor New York.
Ferraro schreef een boek over haar ervaringen. Ze was ook ambassadeur bij de VN Mensenrechtencommissie van 1993 tot 1996. In 2008 voerde ze actief campagne voor Hillary Clinton. Maar haar belangrijkste rol in de Amerikaanse politiek is dat ze de deur opende voor vrouwen naar het hoogste ambt.