Het verbod op hoofddoekjes in de rechtszaal, zoals voorgesteld door Rutte/Wilders, stelt de facto dat moslims niet onpartijdig recht kunnen spreken en dus buiten dat deel van onze rechtsstaat gehouden moeten worden.
Je hoeft geen zelfverklaarde deskundige te zijn op het gebied van de islam om vast te kunnen stellen dat het vermeende ontbreken van de scheiding van kerk en staat bij moslims in de Nederlandse praktijk nauwelijks problemen oplevert. Veeleer kun je vaststellen dat wat de islam ook mag zeggen daarover, de moslims in Nederland onze scheiding van kerk en staat niet bedreigen. Allerlei geleerde verhandelingen over de islam en de problemen daarmee door zwaarwichtige filosofen of maatschappijvorsers, noch de simplistische accusatieve boutades van provocerende politici, doen daar niets aan af. We hoeven helemaal niet te wachten op een liberale islam, het is meer dan voldoende om liberale moslims te hebben. En daar ontbreekt het niet aan.
Een van de tamelijk triviale debatten is dat over hoofddoekjes. Laat ik daarvan meteen de variant nemen die voor de meeste Nederlanders tamelijk onomstreden is: ze horen niet thuis in de rechtszaal. Dat standpunt deugt niet. Ik ben het hier eens met de Amsterdamse rechtsfilosoof Tim de Wolff. Het argument tegen is dat een hoofddoek de schijn van partijdigheid kan oproepen. Wolff stelt, terecht denk ik, dat het niet de hoofddoek is die twijfel oproept maar ons eigen vooroordeel over die hoofddoek. Je weet dat iemand moslim is, maar wat verandert dat aan haar kwaliteiten als rechter?
Als je zou weten dat de rechter katholiek was of streng gereformeerd, zou je niet twijfelen aan zijn geloofwaardigheid, maar als het een moslim betreft ineens wel. Het gaat hier niet om gerechtvaardigde twijfel maar om een vooroordeel, stelt Wolff. Ik ben het met hem eens. Sterker nog, als het probleem is dat iemand een moslim zou zijn (wat bizar is in een rechtsstaat) dan lost de afwezigheid van een hoofddoekje niets op. De meeste rechters van allochtone afkomst zijn als zodanig herkenbaar en dat zou dat twijfel oproepen aan hun geloofwaardigheid. We weten immers dat minstens 830.000 allochtonen zich moslim noemen (volgens het CBS, volgens de PVV zijn het er veel meer). Daarvoor hoeft een Marokkaanse of Turks meisje dus geen hoofddoek te dragen. De consequentie is dat een Turk of een Marokkaan, m/v, geen rechter zou mogen zijn. Om te zien waar deze redenering toe leidt, is het verstandig om te denken in termen van zwarten – een soort hoofddoekje dat niet kan worden afgedaan.
Maar eigenlijk is het veel eenvoudiger en zouden wij met onze verzuilde geschiedenis beter moeten weten dan ons hierover druk te maken. In een rechtsstaat beoordeel je burgers op wat ze doen, niet op wat ze denken of geloven.