Na de enorme toename van wapenbezit en gerelateerd geweld, inclusief dagelijkse massamoorden, heb ik de kwalificatie hieronder van ‘zit wel wat in..’ veranderd tot ‘klopt helemaal’.
X Klopt helemaal
Zit wel wat in, maar…
Onzin
Je hoort een hoop indianenverhalen. De Amerikaanse reputatie is erger dan de werkelijkheid. Toen ik voor het eerst naar Amerika ging, om in New York te studeren, was ik als de dood dat een grote, zwarte man (ja zeker, ik dacht keurig in stereotypen) me onmiddellijk van mijn koffer en mijn geld zou beroven. Dat viel reuze mee. Afkloppen, maar in al die jaren in Amerika heb ik nog nooit zelf met geweld te maken gehad.
Ik weet niet in hoeverre ik aan mijn eigen veiligheid heb bijgedragen, maar nooit ben ik de lessen vergeten die ik op Columbia University kreeg. Die komen erop neer dat een mugger – iemand die jou wil beroven – een ruime keuze heeft aan potentiële slachtoffers en dat hij niet degene zal pakken die er sterk of zelfverzekerd uitziet. Sindsdien loop ik altijd rond alsof ik de wereld aankan. Problemen zijn vaak het gevolg van onverstandige keuzes die een slachtoffer maakt. Loop niet aan de donkere kant van de straat, adviseerde een ex-politieman de studenten. Ga ’s nachts niet door het park, ook al is het korter. Kijk om je heen. En stop een briefje van twintig in je zak, dan heb je altijd wat te bieden. Het is beter dan niets voor een teleurgestelde mugger en misschien hoef je dan je portemonnee niet af te geven.
Allemaal tot je dienst en ik heb jarenlang twintig dollar op zak gehad, maar veiliger voelde ik me er niet door. Het duurde behoorlijk lang voor ik overal op mijn gemak rondliep, al bleef ’s nachts reizen met de subway bijzonder onaantrekkelijk. Ieder jaar was er wel een vreselijk verhaal. Zo was er een student op Morning Side Heights, een wijk achter de universiteit, die in de lobby van zijn appartementengebouw onder bedreiging met een pistool werd beroofd. Hij deed alles keurig volgens de regels: geen verzet, geen heldendaden. Alleen was hij zo dom de mugger na te roepen dat hij een briefje van twintig had laten vallen. Het zenuwachtige jongetje draaide zich om en loste in het wilde weg een schot. De kogel ketste door de hal en de student overleefde het niet.
Ik woonde in Washington, D.C. op het hoogtepunt van de crack-epidemie, in de jaren tachtig. De hoofdstad was toen de murder capital van de Verenigde Staten, een twijfelachtige eer die nu is overgenomen door Chicago. Een tijdje woonde ik aan 15th Street, één blok verwijderd van de bij de rellen van 1968 compleet platgebrande 14th Street, die tot dan toe de winkelstraat was van zwart Washington, maar sindsdien een gevaarlijke ruïne. De gemeente had er nooit wat aan gedaan. Drugdealers, prostituees en daklozen hadden hier het rijk alleen.
Een typisch geval van wonen op de grens van een goede en de slechte wijk. In de praktijk ging ik nooit linksom de deur uit, altijd naar rechts, naar de betere wijk, richting Dupont Circle. Mijn vriendin liet ik nooit alleen naar 16th Street lopen voor een taxi. Ik ging altijd mee tot ze erin zat. Een vriend die een paar blokken verderop woonde, verhuisde naar de suburbs toen hij kinderen kreeg. Te veel gebruikte naalden en andere drugsrommel in het gangetje. Zo vergaat het de meeste jonge gezinnen.
Altijd en eeuwig bang
Er is geen ontkomen of ontkennen aan, Amerika voelt vaak onveilig. Niet alleen in New York of in Los Angeles waar alleen al de grootte van de stad een zekere dreiging met zich meebrengt, maar soms ook op het platteland. Ik raakte eens verzeild op een strandje langs een rivier in het Diepe Zuiden, vol met dronken rednecks. Dat was niet plezierig. Ik heb nog altijd dat beeld uit de film Easy Rider in mijn hoofd zitten, waar de lokale boeren ’s nachts een stel hippies in elkaar slaan.
Het draait allemaal om angst, of die nu terecht is of niet. Michael Moore, de documentairemaker die met Bowling for Columbine de wapenmanie in Amerika aan de kaak stelde, probeerde in die film zoveel overbodige punten te scoren dat zijn belangrijkste boodschap bijna in het gedrang kwam: Amerikanen wordt onveiligheid aangepraat. Ze worden bang gemaakt. Of beter gezegd, ze laten zich bang maken. Als ik op bezoek ga bij mijn schoonfamilie in Los Angeles, moet ik altijd weer wennen aan het lokale televisienieuws. Een parade van moorden, ongelukken en andere ellende. Het soort achtervolgingen en schietpartijen waar SBS6 graag programma’s mee volstopt.
Je krijgt het gevoel dat dit allemaal bij jou om de hoek had kunnen gebeuren. Tot je je weer realiseert dat het weliswaar allemaal echt nieuws is maar vooral opgeklopt en aangekleed om kijkers te trekken. In een stedelijk gebied van vijftien miljoen inwoners gebeurt echt wel het een en ander. Maar je merkt er eerlijk gezegd niet veel van veel van het geweld heeft te maken met bendes of is, helaas, van arme sukkels tegen andere arme sukkels. Maar het beïnvloedt je stemming: je krijgt liever geen lekke band op de freeway die door Central Los Angeles gaat. Voor je het weet, loop je als Michael Douglas in Falling Down allerlei wijken in waar je nooit had willen komen.
Die angst is wel voorstelbaar. Iedereen in Amerika kent de zaak-Polly Klaas. Polly Klaas was een meisje van twaalf jaar dat op een avond in 1993 twee vriendinnen te logeren had, een onschuldige slumber party. Toen ze om half elf ’s avonds de deur naar het balkon opendeed om de slaapzakken te pakken, werd ze vastgepakt en bedreigd door een man met een mes. Hij bond de andere twee meisjes vast, nam Polly mee en doodde haar later. Het is de nachtmerrie van iedere ouder en veel Amerikanen zijn zich er maar al te bewust van hoeveel mafkezen en idiote loners er in Amerika rondlopen. Waarom er nou precies in Amerika zoveel gekken zijn, daar ben ik nog niet achter.
Een vage, ongedefinieerde zorg over wat er allemaal kan gebeuren, is veel meer onderdeel van de Amerikaanse psyche dan van de Europese. Dat denk ik tenminste, want ik zou niet weten hoe je het kunt checken. Je bent op je hoede, wat vooral betekent dat je je kinderen niet gauw uit het oog zult verliezen, ook als je dat thuis wel doet. Als ik met vrienden in de suburbs praat, dan kijken ze er toch raar van op dat mijn kinderen zonder toezicht op straat spelen. Dat doe je niet in Bethesda.
Hoe onveilig Amerika echt is, valt moeilijk te zeggen. Niet zo onveilig als het vaak wel lijkt, maar ook niet zo veilig als je zou willen. De gewoonte om met vuurwapens rond te lopen, draagt niet bij aan de veiligheid (zie ook cliché 25). Te vaak wordt er eerst geschoten en volgen dan pas de vragen. Zoals die arme Japanse student die per ongeluk de veranda op stommelde van een schietgrage zuiderling. Hij overleefde het niet. Ieder onschuldig vechtpartijtje kan uitlopen op droge knallen. Zoals een nieuwjaarsfeestje in Los Angeles in 2002. Iemand knoeide bier op de dure designsneakers van een machojongen. Zijn excuses waren niet overtuigend genoeg en de bierknoeier moest zijn zonde met de dood bekopen. Of neem de roofmoord op de zoon van Bill Cosby. Dure kapotte auto op de verkeerde plek. Deprimerende nachtmerries die soms werkelijkheid worden.