Liever geen vertaling

Ik aarzel om wat te zeggen over het gedoe rond de vertaling van het gedicht van Amanda Gorman door Marieke Lucas Rijneveld. Of inmiddels niet meer vertaalster. Alle onzin rondom ras, inlevingsvermogen en de vraag of je je kunt inleven in iemand die niet geheel voldoet aan jouw identiteit (is literatuur ooit iets anders?) kwam weer voorbij. Willen deze mensen volhouden dat het gedicht maar een beperkte kracht heeft, namelijk alleen voor hen die met de dichteres samenvallen? Dat ik het niet kan begrijpen?

Wat een jammerlijke beperking van de kracht van Gormans werk.

Ik kan alleen maar zeggen dat ik geen vertaling nodig heb. Ik begreep heel goed in het Engels wat Gorman wilde zeggen, kon zelfs als niet Amerikaan de brede boodschap van een inclusieve samenleving meevoelen. Volgens sommigen zou ik dat niet kunnen omdat ik niet zwart ben, niet vrouw en niet Amerikaan, en Engels niet mijn geboortetaal is. De implicatie is dat ik het gedicht nooit kan invoelen. Een vertaling, door wie dan ook, verandert daar niets aan.

Dat lijkt me onzin. Ik zou het aardig vinden als Gorman, die begreep ik, had ingestemd met de vertaling door Rijneveld en dus zoals ik had verwacht een breder blikveld heeft, nu concludeert dat een vertaling niet nodig is.

Een armoedige verkiezingsstrijd

Mijn PvdA verkiezingsaffiche hangt voor het raam. Het is een ouderwetse gewoonte, geloof ik, ik zie niemand anders die voor zijn of haar keuze uitkomt. Het affiche hangt er omdat ik sociaal democratie als stroming, als ideologie met een wereldbeeld, belangrijk vind. Niet omdat ik blij ben met hoe Asscher de partij heeft achtergelaten. Evenmin ben ik blij met een slogan als ‘het moet eerlijker en fatsoenlijker’. Het gebrek aan ambitie is pijnlijk.

Ploumen probeert er het beste van te maken maar ik weet nu al dat het niets gaat worden. Niet veel beter dan vorige keer. Zoals het CDA zijn katholieke achterban aan Wilders kwijtraakte, zo is de PvdA zijn achterban van denkende progressieven kwijtgeraakt aan Groen Links en, misschien, voor mensen die niet afgeschrikt zijn door regeren met de VVD, aan de D66. De arbeiders waren al eerder naar de PVV en de VVD vertrokken, en de pogingen om hen te paaien met integratiepraatjes, een specialiteit van Asscher, was zo doorzichtig dat werkelijk niemand daarin trapte.

Ik kijk niet naar lijsttrekkersdebatten, ik geef het onmiddellijk toe. Ik lees achteraf wel of er een Samson moment was, of dat er gedraaid werd. Zo zie ik dat Rutte op de radio tekeer ging tegen onze salonfascist, Baudet. Waarom deed hij dat, vroegen de diepgravende analisten die mijn radio avond verstierden, zich af. Mijn inschatting is dat Rutte denkt dat het anti-corona beleid verhaal meer kracht heeft dan we denken en hij probeerde de woordvoerder daarvan, diezelfde Baudet, meteen maar de pas af te snijden.

Ik kijk niet omdat ik niet tegen Wilders kan met zijn praatjes die hele groepen van de samenleving opzijzetten vanwege hun geloof of etnische afkomst. Ik hoef Rutte niet te zien of te horen, zijn intelligente beleid domineert het nieuws toch al. De huisarts had geen idee wanneer mijn leeftijdsgroep aan bod zou zijn. Op de overheidswebsite stond half februari.

Ik heb ook geen behoefte aan Klaver of Kaag, laat staan aan de armetierige pogingen van het CDA om zich los te maken van Rutte. Ik herinner me, van lang geleden, hoe andere partijen zich in verkiezingstijd los probeerden te maken van de KVP en later het CDA. Omgekeerde rollen vind ik niet erg.

Ik kijk niet omdat ik niet erg geïnteresseerd ben in die lijsttrekkers. Ik ben geïnteresseerd in partijen, hun programma en hun toekomstvisie. En in volksvertegenwoordigers. Niet het roedel ex-fractiemedewerkers en hulptroepen dat in de Tweede Kamer wordt gestopt, als tussenstop op weg naar een uitvoerende taak, of als stemvee dat zich aan de partijdiscipline houdt.

Ik heb dus geen recht van spreken. Toch heb ik het gevoel dat deze verkiezingen nergens over gaan en dan ook nergens toe zullen leiden. Herhaling van zetten, alsof er niets is gebeurd en we het allemaal eens zijn over de grote lijn of de kritiek daarop. Ja, visie kan beperkend werken, maar een idee over hoe de samenleving in elkaar zit en hoe hij in elkaar zou moeten zitten, zou wel helpen.

De twee Republikeinse Partijen

Om op een thema te variëren: ik ben zo dol op de Republikeinse Partij dat ik er met genoegen twee zie. De ene Republikeinse Partij is die van Trump. Nadat de partijleiding bij het tweede impeachment de kans lieten lopen om van hem af te komen, hebben de Trump-gelederen zich gesloten, niet als verworpen afdeling maar als hart van de partij. De andere is eigenlijk geen partij maar een club daklozen, die als een spookclub blijven voortbestaan maar geen invloed op de partij hebben. Ze zullen zich moeten afvragen waar ze heen moeten.

Mitch McConnell heeft inmiddels geen enkel ander doel meer dan zijn meerderheidspositie in de Senaat in 2022 terug te winnen. Eerst dacht hij dat te kunnen doen door Trump onderuit te halen, ook al stemde hij bij het impeachment ervoor om hem te laten zitten. Onmiddellijk na de stemming ging McConnell voor zijn doen wild tekeer, leek ineens zich duidelijk uit te spreken. Vorige week slikte hij alles weer in. Hoewel Trump voor de aanval op het Capitool verantwoordelijk is en verwerpelijk gedrag heeft getoond, zal de senator in 2024 keurig op Trump stemmen, vertelde hij bij Fox.

De afgelopen dagen kwamen de Republikeinen bijeen op hij conservatieve jamboree, CPAC, de Conservative Political Action Committee. Trump zal later vandaag spreken. Maar iedereen die als Trumpie kandidaat wil zijn in 2024, liet van zich horen, inclusief Ted Cruz, die vorige week het lef had om te klagen dat we zo vervelend met elkaar omgingen (naar aanleiding van zijn vakantie in Mexico). Trump hoeft geen derde partij op te richten, zijn overname van de GOP is totaal.

Het is een interessant spektakel om te zien hoe deze kandidaten zich overleveren aan een onbetrouwbare man die een weinig succesvol presidentschap uitvoerde en alle denkbare verkiezingen in 2020 verloor. Er is ook geen ratio voor. Trump en zijn partij hadden in 2020 geen programma. Letterlijk. Hij was kandidaat voor meer make america great again. Wie nog twijfelde kan alleen nog maar concluderen dat de Republikeinse Partij gevangen zit in een persoonscultus. Niet dat ik veel waarde hecht aan dit CPAC gedoe, het is eerder een afreageren van de teleurstelling in november dan een formulering van een alternatieve strategie.

Persoonlijk vind ik deze ontwikkeling niet erg. Deze Trump partij kan geen presidentsverkiezing winnen, niet met Trump en niet zonder Trump. Er zijn simpelweg niet voldoende kiezers om nog eens dit risico te nemen. Laat ze maar gaan, laat ze maar het initiatief overlaten aan Trump en zijn addergebroed. Ik sluit niet uit dat ze in 2022 resultaten boeken bij de senaatsverkiezingen en zelfs in het Huis, geholpen door kiezersonderdrukking en gerrymandering in Republikeinse staten. Zo gezien doet McConnell precies wat hij altijd doet: gokken op de winst.

Maar een aantal van de GOP-senatoren in 2022 die moeten worden herkozen zullen Trumpie-tegenstanders ontmoeten in de voorverkiezingen en zichzelf daarmee meer kwetsbaar maken. Open zetels, zoals die in Pennsylvania en Ohio, zullen betwist worden door Trump-Republikeinen. Natuurlijk is het een open deur om te stellen dat alles afhangt van hoe Biden het doet, maar ook in 2022 is de Trump-partij is gemakkelijker te verslaan dan de andere Republikeinse Partij

Nou ja, er is geen andere Republikeinse Partij. Er zijn alleen veel Republikeinen, zowel kiezers als officiële vertegenwoordigers, die zich niet kunnen herkennen in de Trump-partij. De vraag is wat zij gaan doen. Het is een heidens karwei om een derde partij op te zetten, zeker als die Trumpies voortdurend in je kuiten proberen te bijten. Ik zie het niet gebeuren.

De traditionele Republikeinen, een keurige conservatieve partij die sinds Ronald Reagan de weg kwijt is en nu geen thuis meer heeft, zullen blijven dolen. Een soort spookschip. Het zal duren tot Trump opnieuw een enorme blunder begaat of de verkiezingen van 2024 in een Republikeinse drama eindigen.

Zoals ik zei, ik vind dat helemaal niet erg. Het is goed om af te rekenen met Trump en zijn trawanten, de veel gevaarlijker lieden als Cruz, Hawley, Cotton en Pompeo. Het zal moeten gebeuren in verkiezingen.

Ondertussen blijft Trump overeind dankzij de grote verkiezingsleugen. Ik schreef weken geleden dat dit zijn blijvende erfenis is. Het irritante is dat je er niet vanaf kunt komen. Deze mensen weten zeker dat de verkiezing is gestolen en zullen daar niet meer vanaf te brengen zijn. Dat betekent dat een grote groep die nu de dominante Republikeinse Partij vormt geen vertrouwen heeft in het democratisch systeem van de VS. Het is overigens wel een Republikeins tijdverdrijf, dit delegitimeren van presidenten. Ze deden het indirect met Clinton en zonder dralen met Obama en Biden.

Ongeacht het succes van Biden zullen we daar nog lange tijd mee blijven zitten. Ik zie geen gemakkelijke uitwegen, afgezien van overweldigend succes (lastig onder deze omstandigheden), en desastreus verkiezingsverlies van de Trump-partij. We kunnen alleen maar hopen dat de Faustiaanse McConnell verkeerd gegokt heeft.

Overigens, voor de liefhebbers van geschiedenis: de Republikeinse Partij heeft al eerder een dergelijke splijting ondergaan. In 1912 om precies te zijn. De toen zittende Republikeinse president William Taft (sinds 1909) werd toen uitgedaagd door Theodore Roosevelt. TR had er meteen al spijt van dat hij na bijna twee termijnen in 1909 vertrok (hij had dat in 1905 in een domme bui aangekondigd).

Zonder Theodore met Trump te willen vergelijken, leverde het in 1912 een derde partij op, gebaseerd op een persoonlijkheidscultus, namelijk die van van Roosevelt. Hij was weggelopen van Republikeinse conventie die Taft had herbenoemd tot kandidaat en had zijn eigen conventie bijeengeroepen. TR’s partij ging de geschiedenis in als de Bull Moose partij, omdat TR op zeker moment riep dat hij zich zo sterk voelde als een Bull Moose, een mannetjes eland.

Het leidde tot de presidentsverkiezingen van 1912 met drie kandidaten. De Democraat Woodrow Wilson won met 42 procent, TR haalde ruim 27 procent en Taft 23 procent (interessant ook dat Eugene Debbs, de socialist, dat jaar 6 procent haalde). Het is geen goede vergelijking met de huidige ontwikkeling, want de splijting vond al voor de verkiezingen plaats, maar de overgave van een deel van de Republikeinse Partij aan Theodore in zijn Bull Moose hoedanigheid doet wel aan de huidige Trump-verovering denken. En gelukkig zorgde het er ook voor dat de Republikeinen de verkiezingen verloren.

Misschien is ook 1964 een mooie vergelijking. Toen raakte de partij de weg kwijt met de radicale conservatief Barry Goldwater. Veel Republikeinen vonden hem onacceptabel, maar zaten de verkiezingen uit. Het is het jaar dat Lyndon Johnson won met meer dan 60 procent van de stemmen. Hoewel Trump, met dank aan Hillary, in 2016 bewees dat de Republikeinen zelfs met een radicale kandidaat (in dit geval zelfs met een idiote kandidaat) presidentsverkiezingen kunnen winnen, geven 1912, 1964 en 2020 het meer bevredigende gevoel dat als Republikeinen in een persoonlijkheidscultus vervallen, ze verliezen. Fingers crossed.

‘Eerlijker en fatsoenlijker’: de armoede van de Nederlandse politiek

Ploumen stelde wel heel erg teleur in Buitenhof, gisteren. Gerommel aan de marge, eerlijker en fatsoenlijker, minimumloon. Het woord sociaal democratie viel niet. Visie was niet te bespeuren. Gisteren was het Ploumen, maar het is een probleem van de Nederlandse politiek. Welke partij heeft nog een visie, een analyse van de samenleving met daarop gebaseerd beginselen en weer daarop een programma? Het is niet veel meer dan een schroefje aandraaien hier, een tandje anders daar. Poppetjes bepalen de keuze, niet een beeld van de samenleving. Al die kieswijzers en stemvoordeuren maken dat alleen maar erger. Iedereen moet ergens wat over vinden maar wat vinden ze van het geheel? Van de samenleving? We verdienen de fröbelaar Rutte die ons kon wijsmaken dat we intelligent zijn.

Om redenen die er hier niet toe doen herlas ik onlangs de essays van Bart Tromp. Het is in vele opzichten inspirerend en in andere opzichten deprimerend. Dit laatste niet omdat Tromp teleurstelt, dat doet hij nooit. Maar met name in zijn bijdragen over de PvdA, onder andere in Het socialisme als een loden bal, en de vraag of de partij een beginselprogramma nodig heeft, is pijnlijk goed te zien hoe het kwam dat de problemen van de Nederlandse sociaal democratie zo groot zijn geworden dat het niets eens mag meedoen aan de verkiezingsdebatten.

Hoewel sommige gevechten eindeloos gevoerd worden, wil ik niet te lang ingaan op de chaotische vorm die de partij begin jaren 1990 had aangenomen. Felix Rottenberg en Ruud Vreeman zouden een mooie voorzitter strijd gaan uitvechten over de richting van de partij. In een cop out, sloten ze een pact en werden duo-voorzitter. Geen van beide heren had organisatorisch of inhoudelijk veel te bieden, hoewel Rottenberg altijd de aura heeft blijven houden van een vernieuwer en toekomstdenker. Als lid merkte ik daar toen al weinig van – van de vernieuwing dan, de chaos was groot genoeg. Wat ik me herinner is een wekelijkse fax en een persoonlijk gesprek met Rottenberg (over de Eerste Kamer), waarin hij beloofde later nog contact te zullen opnemen. Nooit meer iets van gehoord, en ik weet dat veel leden die ervaring hadden.

Toen Wim Kok, na afschudden van ideologische veren zonder daarvoor iets in de plaats te zetten, kon gaan regeren met paars, sneeuwde kritiek op de inhoudelijke kant van de partij weer onder. Het was Pim Fortuyn, de joker die vooral dwars kon denken, die de kritiek op de verzorgingsstaat formuleerde, terwijl de PvdA dat had moeten doen. Ad Melkert was de schlemiel, Wouter Bos daarna de vleesgeworden pragmaat, iemand met een hekel aan visie.

Lang verhaal kort: de deelname aan Rutte II, in 2012, was mede het gevolg van het ontbreken van diep denken in de PvdA. Of beter gezegd, het negeren van stromingen die waarschuwden dat een bezuinigingsbeleid na de crisis van 2008 heilloos en gevaarlijk zou zijn. De PvdA werd meegezogen in de door de VVD bepaalde hoofdstroom van neoliberaal afbraakbeleid, en betaalde daarvoor in 2017 de electorale prijs. Ik heb de afgelopen jaren weinig interessants gezien dat op het conto van de PvdA kon worden geschreven. Geen denken, geen actie, en een op zijn best adequate oppositierol door Lodewijk Asscher. Zijn ideeën waren beperkt en op sommige terreinen, zoals integratie, bizar en onaangenaam in een sociaal democratische context (integratie is een onderwerp waarop de partij als sinds Scheffer in een kramp zit). Dat hij uiteindelijk een prijs betaalde voor het beleid van Rutte II en zich terug moest trekken was niet onverdiend, maar het betekent meteen ook dat de PvdA leiderloos en beginselloos deze verkiezingen ingaat.

Terug naar Tromp. In 1977 schreef hij de drie tegenstrijdigheden van een massapartij, opgenomen in die bundel. Dat het geenszins vanzelfsprekend is dat een democratisch-socialistische partij een beginselpartij zou moeten zijn. Wie de geschiedenis van die gedachte wil lezen, kan ik naar Tromp verwijzen. Hij concludeert dat aan het einde van de economische groei, begin jaren zeventig, het overduidelijk was, voor hem althans, dat de PvdA zich diende te herdefiniëren als een beginselpartij: ‘In de zin van een stelsel van doordachte, uitgewerkte, onderling samenhangende en gerechtvaardigde principes, die richting geven aan concrete politieke keuzen.’ ‘Het wezen van een beginselpartij is zowel dat ze richting geeft het maatschappelijk gebeuren als dat ze als sluis functioneert voor de eisen en verlangens die vanuit de maatschappij op het politieke stelsel afkomen. Beginselen vormen in dit beeld richtingaanwijzer én zeef.’

Zo heb ik er ook altijd tegenaan gekeken, soms wat meer overtuigd dan anders, maar ik kon me goed vinden in wat de grote filosoof Bill Clinton zei, ik citeer hem vrij: het voordeel van een ideologie is dat je al het denkwerk hebt gedaan voordat je aan de uitvoering toekomt, voordat je daadwerkelijk macht hebt. Het betekent dat je richting aangeeft en richting hebt als de nood aan de man komt. Pragmatisme, ooit door Van Mierlo opgevoerd als tovermiddel, toen de oprichter van D66 nog de ambitie had het systeem op te breken in plaats van er deel van te worden, voldoet niet. Pragmaten moeten elke keer weer afwegen en hebben geen gids. Vandaar dat D66 als regeringspartij altijd tegenvalt en je met Pechtold nooit wist waar je aan toe was.

Tromp stelt vast, verziend als altijd, dat na het ineenstorten van de zuilendemocratie Nederland is veranderd in de richting van een systeem van belangengroep-liberalisme. Maar ja, zegt hij, als iedereen zijn eigenbelang nastreeft dan maken die belangen inbreuk op elkaar. Je kunt strijd niet ontlopen, hoogstens wegmasseren. ‘Alleen een neoliberaal kan verwachten dat er in de samenleving een harmonie van groepsbelangen bestaat, zoals de klassieke liberaal dat meende ten aanzien van individuen.’ Mooi geformuleerd. 

Vijfenveertig jaar later zie je dat belangenbehartigers de politiek domineren en dat het algemeen belang vaak de lowest common denominator is gewordenhet laagste niveau waarop je het eens kunt worden. Inderdaad, met Tromp zeg ik dat beginselen geen dingen zijn die je zomaar kiest, maar principes die gerechtvaardigd moeten worden, en dat ‘belangen’ altijd zijn gedefinieerd vanuit vaak onuitgesproken beginselen. Aanvankelijk misschien vreemd, maar bij nader inzien volkomen helder om dan te lezen dat een partij ‘enige afstand’ moet bewaren tot het maatschappelijk gebeuren, ‘anders loopt ze het gevaar het doorgeefluik van belangengroepen te worden, en haar voorhoedefunctie te verliezen’. Ik weet niet of we anno 2021 nog over voorhoede mogen praten en voor de PvdA met haar negen zetels geldt veeleer dat ze een achterhoede vormt.

Lang verhaal volgt over Wöltgens, Kalma en Tromp die zo’n programma opstellen en presenteren aan een onwillig partijbestuur (Rottenberg was ziek, Vreeman zwaaide de scepter – niet dat het wat uitmaakte). Deze groep was mooi verdeeld. Wöltgens was vooral bezig met solidariteit; Kalma met democratie en individuele vrijheid; Tromp met de ontwikkeling van het kapitalisme. Tromp en andere vulden er nog een Jaarboek mee en rondden vervolgens hun nota af, eind 1996. De tegenstanders zagen hun oppositie verwoord door Marjet van Zuijlen, die een nieuw beginselprogramma ‘een zinloze exercitie [vond] van een stelletje hobbyisten’. Het programma werd bureaucratisch begraven. 

In 2002 maakte Tromp zijn verhaal af, in een Epiloog: ‘noodzakelijk maar niet onmogelijk’. Vanaf begin 1990 wordt er gepraat over een nieuw beginselprogramma en toen al schreef Tromp een artikel onder deze titel, minus de epiloog (die hij toevoegde aan zijn proefschrift over de beginselprogramma’s van de sociaal democraten). Hij formuleerde ook drie voorwaarden om een beginselprogramma te kunnen opstellen. 1) Er moest een zekere eensgezindheid zijn binnen de partij over prioriteiten. 2) De partijleiding moest het dragen. 3) Er moest een intellectuele basis zijn in de vorm van eerder gevoerde discussies en verrichte studies. Tromp achtte die voorwaarden niet aanwezig. Het is nog steeds zo, vrees ik. Maar net zomin als Tromp acht ik dat een goede situatie. Ik kwam hem in die tijd wel eens tegen in het Concertgebouw, maar daar hadden we het over wat anders.

Er zijn wel weer pogingen gedaan om (weer) een ideologische onderbouwing te geven van waar de PvdA voor staat. In 2005 was er een ‘beginselmanifest’. Het stelde niet al te veel voor en heeft weinig invloed gehad. Tromp zal er niet blij mee geweest zijn. De toon in zijn artikelen werd steeds kritischer en op haar beurt kreeg de partij, als ik me dat herinner, ook steeds meer een hekel aan deze lastige intellectueel, voorheen als te rechts gezien, nu als te links. Ik moet zeggen dat ik bij herlezing alleen maar enthousiast kan zijn over zijn pleidooi voor een beginselpartij (en ook begrijp hoe hij zichzelf als criticaster soms in de weg zat). Er moet wat te kiezen zijn en je maakt je eigen keuzes, als partij, op basis van die beginselen.

In de vroege jaren 2010 zijn er wat artikelen geschreven die fundamentele zaken aan de orde stelden, maar ze zijn niet eens zo gemakkelijk te vinden. Ik herinner me dat Monika Sie materiaal leverde, het project Van Waarde. Ik vind een artikel over vijf jaar Van Waarde en hoe weinig dat heeft opgeleverd. Het project zelf stelde al dat het niet ging om een beginselprogramma. Tromp, overleden in 2007, zou opnieuw, of nog steeds, kritisch geweest zijn. Hij wilde altijd een beginselprogramma dat ook de staat van het kapitalisme en de verhouding daartoe van de sociaal democratie analyseerde. Begin 2020 schreef Asscher een ‘discussiestuk’, maar dat is vooral een aanloop naar de verkiezingen waaraan hij uiteindelijk niet meer deel zou nemen, en door de coronacrisis is de discussie er omheen beperkt geweest (eerlijk gezegd, heb ik er niets van gemerkt, maar dat kan aan mij liggen). 

Het is allemaal deel van een groter proces. Partijen in het post-verzuilingstijdperk hobbelen van de ene leider naar de andere. Het was een fenomeen dat Tromp al had gesignaleerd na Den Uyl: lijsttrekkers (officieel niet eens partijleiders) met hulptroepen in de kamer. Partijbobo’s die de lijst samenstellen, volksvertegenwoordigers die voor zover interessant, teleurgesteld afdruipen vanwege de fractiediscipline. Hij kon de theorie van zijn geliefde Robert Michels over de ijzeren wet van de oligarchie en hoe partijen daar niet onderuit konden komen, toepassen op de PvdA.

De lijsttrekker bepaalt of een partij wint of niet. Fortuyn zag Tromp als een voorbeeld van een soort ‘plebiscitair’ syndroom dat alles vindt in een ‘leider’ of een ‘volkswil’ en niet erg gehecht is aan de parlementaire democratie. Het referendum waar Tromp en ondergetekende even grote tegenstanders waren, is er een voorbeeld van. Vrij schieten zonder verantwoordelijkheid. De PVV heeft er de ultieme consequentie uit getrokken en is niet eens een partij. Er zijn geen leden, wel zo gemakkelijk.

Kijk maar waar we in maart voor kunnen kiezen. Inhoudelijk is er weinig debat. De VVD scoort goed dankzij Marc Rutte en de kiezer zonder geheugen heeft hem nooit kwalijk genomen dat hij zijn ziel verkocht aan de PVV (en gered moest worden door Pechtold). De PvdA deed het goed met Kok en later een beetje goed met Wouter Bos, geen van beiden diepe denkers en beiden tegenstanders van al te veel beginselgepraat, maar had in Diederik Samson geen prominente voorman, al had ik respect en bewondering voor zijn beslissing om in de kamer te blijven. 

Asscher haalde hem onderuit, kreeg de verkiezingsnederlaag voor zijn kiezen, voerde redelijk goed oppositie en hield een indrukwekkende Den Uyl lezing – zonder ideologische vleugels kun je niet vliegen – maar gaf niet de gravitas aan de partij die ik hoopte te vinden. Ik kan niet zeggen dat in de vier jaar dat ik weer lid ben, met als motivatie dat sociaal democratie als politieke richting niet verloren mocht gaan, er erg veel is gebeurd. Na de afstraffing in 2017, schreef Paul Depla een snel pamflet waarin hij een ‘beweging’ bepleitte en meer gezelligheid. Het viel niet goed en ook van de gezelligheid is weinig meer vernomen. Er is ook geen vervolg geweest. Niemand boog zich over de vraag wat sociaal democratie deze dagen nog betekent. Ik erger me al jaren aan dat gezeur over rode dit, rode dat, de rozen, het logo. Oude meuk waar alleen de oudste leden nog voor warmlopen. Wat mij betreft zou de hervorming van de PvdA tot beginselpartij (hervorming in de zin van opnieuw beginnen) moeten plaatsvinden onder een naamsverandering: de Sociaal Democratische Partij. Dan is tenminste duidelijk waar je voor staat.

Asscher is inmiddels verdwenen (terwijl alle andere verantwoordelijken blijven zitten en het Rutte lijkt af te glijden) en de PvdA blijft tamelijk onthoofd achter. Helaas, het is erger dan een partij zonder hoofd. Het is ook een partij zonder lichaam, een beetje een zombiepartij. Ik ben een bewonderaar van Lilian Ploumen als mens, ik betwijfel of zij biedt wat nodig is. Er is nood aan een denker als Bart Tromp, een dwarsligger met containers intellectuele bagage en diepe kennis van de geschiedenis van de sociaal democratie. Gebrek daaraan leidt ertoe dat de partij van Den Uyl en Tromp vooral ad hoc beleidsvoorstellen biedt die niet ingekaderd zijn in een visie op hoe de samenleving in elkaar zou moeten zitten en waarom. 

Bij Buitenhof werd Liliane Ploumen afgelopen zondag doorgezaagd over de vraag waarom alles waar zij voor staat ook door andere partijen wordt bepleit, in meerdere of mindere mate. Ze gaf het toe, en pijnlijk genoeg wees Bas Heijne in het erop volgend gesprek op het gebrek aan visie. Het is gerommel aan de marge. Ploumens slogan: ‘Eerlijker en fatsoenlijker.’ Hallo. Is dat alles? Ik had al bezwaar tegen een eerdere verkiezingsslogan ‘Het moet eerlijker’. Volgens mij moet dat altijd zijn ‘Het moet eerlijk’. De vergelijkende trap maakt je altijd afhankelijk van wat de anderen vinden. Het is een zwaktebod. Verdomme, het moet ánders.

De PvdA staat hierin niet alleen. De hele politiek ontbreekt het aan visie. Het wordt gesymboliseerd door het kieskompas, de stemwijzer, in al zijn varianten. Onderwerpen, belangrijk soms, met concrete voorstellen. Onderwerpen die breed belangrijk worden gevonden en waar partijen proberen zich te onderscheiden. Maar wat mij veel meer interesseert dan die onderwerpen is waar een partij heen wil met de samenleving, brede uitgangspunten, normen voor beleidsvorming. Waarden zelfs. Is de kiezer daarin niet meer geïnteresseerd? Ik geloof er niets van. Ik geloof dat de kiezer wordt geïnfantiliseerd.

Ik vrees dat het bij de komende verkiezingen (als ze doorgaan, je weet het met dit kabinet maar nooit, morgen is alles anders) niet goed zal gaan voor de PvdA. Dat zou ook niet moeten mogen, de partij moet nog steeds door een serieus hervormingsproces gaan om weer betekenis te kunnen en zich werkelijk te onderscheiden van andere partijen en, belangrijker, iets te bieden te hebben dat kan gelden als een toekomstvisie, de clichématige stip aan de horizon. Jammer genoeg verdient ze het niet flink te winnen.

Tien jaar geleden beefde de aarde in Christchurch

Het is vandaag tien jaar geleden dat in Christchurch, New Zealand, de aarde beefde. Een stukje uit mijn onuitgegeven reisboek De laatste wereldreizigers over onze wereldreis, net voordat corona uitbrak.

Nieuw-Zeeland hangt ergens onder aan de wereld. Een eiland, in zichzelf gekeerd. Ver weg, relatief geïsoleerd, meer schapen dan mensen, zeggen ze. Toch nog vijf miljoen inwoners die op twee eilanden wonen: North Island en South Island. North Island bevat driekwart van de bevolking, met Auckland als grootste stad met 1,5 miljoen inwoners en de Nieuw-Zeelandse hoofdstad Wellington als tweede met zo’n 400.000 inwoners. Op het South Island wonen ruim een miljoen mensen. Het is goed om naar een grote kaart te kijken om je te realiseren hoe geïsoleerd Nieuw-Zeeland ligt, ten oosten en ook ten zuiden van Australië, inderdaad net alsof het van de wereld afvalt.

Die locatie heeft blijkbaar grote aantrekkingskracht voor doemdenkers met meer geld dan goed voor hen is. Die miljardairs kopen een paspoort en een gigantisch huis ergens op het South Island, zoals de politiek onaangename Peter Thiel, de oprichter van PayPal, die in 2011 officieel Nieuw-Zeelander werd en een terrein van 193 hectare kocht aan Lake Wanaka. Volgens mensen die  het bijhouden is Nieuw-Zeeland iedere keer als er in de wereld iets traumatisch gebeurt een vluchthaven. Letterlijk, het stikt dan van de privévliegtuigen.

De eerste indruk van Nieuw-Zeeland is positief. Nice vibes, so to say. Ze zijn nogal precies in het controleren wat er aan bacteriën en microben hun land binnenkomt. Als we vertellen dat we twee dagen geleden de paden van Kuaui bewandelden krijgen onze schoenen een speciale behandeling met allerlei sprays. Alles goedgehumeurd en klantgericht. Het is weer even schakelen om links van de weg te rijden na de ‘normale’ wegen in Los Angeles en Hawaii. Het is hier volop zomer, precies wat we nodig hadden na de kou in Japan en de grijsheid van de winter in Los Angeles.

[…..]

Af en toe komt Nieuw-Zeeland in het nieuws en meestal is dat niet zo lekker. De aardbeving die in 2010 het centrum van Christchurch verwoestte, in 2019 de aanslag op een moskee door een radicale hater, in dezelfde stad. Dan horen we ook over de beste kanten van het land. Over de veerkracht na rampen, en over de verpersoonlijking van beschaafd leiderschap, Jacinda Aderna, de premier van Nieuw-Zeeland. Met een vulgaire proleet als president in Amerika en onbeschaafde gevaarlijke autoritaire mannen in meer landen dan je zou willen, geeft Aderna hoop.

De kathedraal staat er nog slecht bij, deels omdat er onenigheid was over wat ermee te doen.

Toen Adern in juni 2018 beviel van haar dochter Neve was ze er kien op te laten zien dat je zowel een moeder kunt zijn als een leider. Ze weet dat ze een voorbeeldrol heeft. Haar wekelijkse updates van haar dagelijks leven kwamen goed van pas toen de lockdown begon en ze dagelijks het land briefte. Ardern had het over ‘our team of 5 million’. Ik heb geen wereldleider gehoord die beter samenvatte wat het vergde om een virus te verslaan.

Ik moet zeggen dat Adern pas op mijn radar opdook na de aanslag op een moslim moskee in Christchurch in 2019, waarbij een hater 49 moslims doodschoot. De dader zond zijn moordpartij live uit over Facebook en had een document op internet gezet dat hem plaatst aan de zijde van de haatzaaiers in de wereld. Adern stond met een hoofddoek op naast de rouwende moslims en zei: ‘Zij zijn wij. De persoon die dit geweld heeft uitgeoefend tegen ons is dat niet’. Ze weigerde consequent zijn naam te noemen om hem niet als de Noorse massamoordenaar Breivik een platform te geven. Helaas heeft dat niet geholpen, andere westerse media kenden niet zoveel terughoudendheid. Als ik dit schrijf is de man veroordeeld tot levenslang. Ik ben principieel tegenstander van de doodstraf, vanuit een ander principe, namelijk dat levenslang barbaarser is dan de doodstraf.

[…..]

We verkassen naar Christchurch, een plezierige stad die om de verkeerde redenen wereldberoemd is. Op 22 februari 2011 vond hier een grote aardbeving plaats, 6,3 op de schaal van Richter. Enkele duizenden mensen raakten gewond, 185 overleefden het niet. De stad was al beschadigd door een beving in september 2010 en voor een aantal gebouwen was dit de genadeklap. Hoewel de beving maar 10 seconden duurde was de schade enorm. Alsof een stad niet genoeg ellende mee kan maken: een jaar geleden schoot een rechts radicale fanaat vijftig gelovigen in een moskee overhoop, alles filmend en het soort van documenten op zijn site zettend waar Amerikaanse racisten mee weglopen.

Ik ben benieuwd hoe het er tien jaar later voorstaat met Christchurch. Het beeld is gemengd. De stad heeft de gelegenheid gebruikt om een aantal mooie nieuwe projecten te ontwikkelen. Maar tegelijk zijn er nog veel lege plekken en nog veel beschadigde gebouwen. Nog steeds staan her en der stapels vrachtcontainers die in eerste instantie gebruikt werden om te voorkomen dat de muren instortten. Wat het meest imponeert hier is de levenskracht. Deze mensen zijn niet bij de ruïnes neer gaan zitten, ook al waren er nog een jaar lang honderden after shocks, voldoende om je vertrouwen in de toekomst te ondermijnen. 

De Cardboard Cathedral

Onze eerste kennismaking met die recente geschiedenis is de Cardboard Cathedral. Deze kerk werd gebouwd met kartonnen buizen als dakspanten, op muren van scheepscontainers, naar ontwerp van de Japanse ‘disaster architect’ Shigeru Ban. De Christchurch Cathedral raakte zwaar, misschien onherstelbaar beschadigd, deze kathedraal werd binnen elf maanden opgezet als vervanging. Het is nu een van de meest bezochte plekken van Christchurch maar toen het idee werd opgevat en uitgevoerd was het controversieel. Dat ging vooral over wat te doen met de beschadigde kathedraal. Ook in een verwoeste stad kunnen mensen bakkeleien en er was jaren strijd over het al of niet afbreken dan de zwaar beschadigde kathedraal in het centrum. Daartoe had de Anglicaanse Kerk besloten maar tien jaar later staat het beschadigde gebouw er nog, als een open wond. 

Stukken van het centrum zijn plezierig herbouwd

Het aardbevingsmuseum, Quake City, is een verontrustende ervaring. Het is gewijd aan de twee bevingen, die in 2010 en de meer schadelijke in 2011. We ervaren een reality variant van een disaster film. Vooral de lange interviews met mensen die de beving doormaakten, mensen die bevrijd moesten worden, geliefden verloren, zijn aangrijpend. Het museum laat ons zien dat liquefaction een van de redenen was voor de grote schade. Dat vindt plaats als zacht land en slib dat zich onder de waterspiegel bevindt door een aardbeving omhoog wordt geduwd en de droge bodem verandert in drijfzand. Huizen, gebouwen, auto’s, mensen: alles kan erin wegzakken.

De nieuwe bibliotheek, voorbeeld van doordacht herbouwen

RIP Hylke Tromp

Ik lees dat Hylke Tromp is overleden. Hij was mijn docent Polemologie in Groningen, mid jaren tachtig, toen Röling, de eerste voorman het al wat rustiger aan deed. Een van mijn latere hoofdredacteuren, neocon voordat die term was uitgevonden, plaatste begin jaren negentig een artikel in Intermediair onder de titel ‘de ontmaskering van de polemologie’. Hij bedoeld ‘déconfiture’, maar was zo zelfovertuigd dat hij bleef bij die titel.

Polemologen waren een soort meelopers in de koude oorlog, vond hij. Hylke Tromp was exhibit nummer 1. Nonsens, zoals ook de stevige overtuiging van de hoofdredacteur dat Wordperfect, Microsoft en IBM de markt hadden opgeslokt. En dat India een toonbeeld van democratie zou worden.

Maar ik dwaal af. Ik deed tentamen bij Hylke Tromp in de tijd dat de mogelijke plaatsing van de kernwapens de wereld verdeelde, zal in 1979 geweest zijn, moet ik aannemen. Het tentamen was mondeling en bestond uit twee gedeelten. De eerste helft was het verzoek om alle argumenten voor plaatsing op een rijtje te zetten. Het tweede deel een verzoek om alle argumenten tegen te bespreken.

Polemologie is verdwenen, later werd het Peace research genoemd, nu is het gewoon onderdeel van Internationale Betrekkingen. Ik bewaar er dierbare herinneringen aan. Sterker, het was een van de redenen om naar Groningen te gaan.

En nog een fijne vakantie, Ted!

We hebben allemaal ons eigen voorbeeld van een politicus die door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, of, vaker, een accumulatie van incompetentie, in een beschamende of zelfs compromitterende situatie terecht komt. Minister Hoekstra op het ijs is wat dit betreft letterlijk een kleine krabbelaar, maar ook een voorbeeld van die accumulatie nu ik hoor dat zijn pr-afdeling hem op het ijs zette.

Mijn favoriete voorbeeld blijft nog altijd de sneeuwstorm die Washington DC overviel, eind januari 1987. Ik heb nooit meer sneeuw gezien dan toen. In mijn herinnering was het een meter sneeuw, of iets dergelijks, als ik het google viel er de ergste dag ongeveer dertig centimeter, met wat er al lag goed voor een halve meter waar we doorheen moesten baggeren. Net als Nederland stond Washington al bij het minste of geringste beetje sneeuw helemaal stil. Het was sappelen. De supermarkten hadden op een gegeven moment lege schappen, niets reed meer. Ik vond het wel leuk.

De burgemeester van Washington, de coke snuivende joker Marion Barry – we kwamen hem wel eens tegen in de disco met een witte neus (of misschien hebben we dat inmiddels alleen maar als een valse herinnering aan een valse man) – zat die week in Los Angeles, in Pasadena, waar de Superbowl gespeeld zou worden. Er deed niet eens een team uit DC aan mee, de Redskins, toen ons home team, hadden de finale niet gehaald. Maar terwijl Barry op de tennisbaan stond in een zonnig Pasadena, zuchtte zijn stad onder een bak sneeuw. De publieke diensten, inclusief die voor het ruimen van sneeuw, functioneerden niet.

Nou ja, Barry stond niet lang op de baan. Als verklaring voor zijn totale afwezigheid, ook in de publiciteit, na de sneeuwstorm werd een aanval van een hernia gegeven. Achteraf weten we dat hij ingestort was na het roken van cocaïne (crack was toen de drug waar alles om draaide, waardoor Barry’s Washington de murdercapital van de VS was). In januari 1990 zou Barry in een sting-operatie van de FBI al crack rokend gearresteerd worden.

Toen hij eenmaal terug was, inspecteerde Barry de stad per helikopter. Dat viel niet in goede sneeuw bij de bewoners. Hier zie je overigens hoe weinig politici leren van elkaars fouten: kleine Bush liet zich in 2005 over de ruïnes van New Orleans vliegen, na de orkaan Katrina. Dat soort vluchten mag een goed overzicht geven, ze vallen nooit lekker bij de mensen waar je overheen vliegt.

Enfin, zo gaat dat, en nu is het slachtoffer van een dergelijke pr- ramp een man die je het ergste zou toewensen: de senator van Texas, Ted Cruz. Cruz werd door medereizigers op de foto vastgelegd toen hij woensdag uit Houston, ondergesneeuwd en zonder elektriciteit, naar Cancun, Mexico vloog. De foto’s raasden over het internet.

Iedere adviseur zal je vertellen wat de beste uitweg is als je eerste optie, de schuld geven aan de Democraten niet voorradig is: je verontschuldigen en zeggen dat je weken lang bezig was geweest de leugens van Trump en de staatsgreep op 6 januari mogelijk te maken, en dat je na al die inspanningen best wel wat rest and recreation had verdiend met vrouw en kinderen (mevrouw Cruz was nog diep en diep beledigd door hork Trump in de voorverkiezingen van 2016 – dat was nog voordat Cruz diens hielenlikker werd). In plaats van die in elk geval oprechte verklaring, kwam er allerlei b…s..t over zijn dochters wegbrengen en de volgende dag weer terug gaan. Zoals Richard Nixon al leerde is het ontkennen van een probleem of het liegen erover, erger dan het onderliggende probleem. En Nixon was slimmer dan Cruz.

Cruz krijgt het voor zijn kiezen, net als het Texaanse Republikeinse establishment dat verantwoordelijk is voor de problemen van afgelopen week (de gouverneur beging ook zo’n no-no door in Austin de schuld te geven aan de elektriciteitsmaatschappij en bij Fox aan de Green Deal). Ze verdienen het als geen ander. Beste grap in de late night shows: dit is wel een heel radicale manier ’to turn Texas blue’ (is: Democratisch).

Ted Cruz is uitzonderlijk onpopulair bij zijn collega’s. Hij is een hork, was verantwoordelijk voor een schadelijke sluiting van de overheid in zijn eerste jaar als senator, en hij verloor in 2018 bijna van uitdager Beto O’Rourke. Bij de verkiezingsleugen was Cruz, na voorloper Josh Hawley, ook weinig populair, de belangrijkste senator die bleef volhouden dat het kiescollege niet geaccepteerd moest worden.

Cruz heeft ambities voor 2024. Hij heeft zijn vlag aan de Trump-mast genageld, wat de ruimte voor groei al behoorlijk heeft beperkt. Zijn tripje naar Cancun zal hem nog lang nagedragen worden. Anders dan Trump die vrolijk in vrouwelijke kruizen mag grijpen, zal de kiezer met die vervelende Cruz weinig geduld hebben. Hij zal diep door het stof gaan, de vakantievierende senator. Het zal niet diep genoeg zijn. Hopelijk zet de Texaan een mooi gesneden laars op de nek van Cruz om hem nog dieper te drukken.

Hij verdient het. Soms is de wreedheid van politiek onaangenaam aantrekkelijk.

Texaanse onzin en koudegolven

Ik voel met onze vrienden in Austin die nu in de kou zitten. Mijn vriend Al, een serial entrepreneur, heb ik nog niet gesproken maar het zou me niet verbazen als hij zijn giga huis verwarmt met een dieselgenerator. Zo’n type is Al. Rekening houden met het onverwachte en ook voldoende geld om een investering te maken in zo’n generator die je zelden nodig hebt.

Hoewel hij een transplant is uit Zuid-Californië, hebben Al en zijn gezin de Texas mentaliteit. We doen het hier zelf wel, geen overheid, geen slap gelul, gewoon, the Texan way. Al stemde op Trump, al vond hij hem een onbeschofte hork. Lage belastingen, deregulering, China bashing en in het algemeen anti-overheidsretoriek gaven voor hem de doorslag. Al is wat je noemt results-oriented.

Deze koude crisis in Texas is niet alleen Texas-size maar ook Texas-made. De staat maakt geen deel uit van het electriciteitsnetwerk van de VS. Wie wil controle van federale autoriteiten? Nee, Texas deed het zelf wel. De olie en gasindustrie in de staat legde dit beleid op.

In 2011 hadden ze al eens een koude probleempje. Zou allemaal opgelost worden. Nu blijkt dat niemand er wat aan gedaan heeft. Wie wil regulering? Vervelend mensen die je controleren. Dat is niet Texas.

Zoals viel te verwachten, weten de Trumpies ook weer precies waar het aan ligt: vastgevroren windmolens. Weg met de Green Deal. Het is deprimerend voorspelbaar en kenmerkend stupide. Windmolens maken maar 10 procent uit van de voorzieningen en, ja, ze hebben geen verwarmingselementen omdat Texas dat niet nodig vindt. Dat is ook de reden dat de gaspijpleidingen op cruciale punten zijn bevroren.

Texaanse bullshit is niet partijgebonden. Maar er is een goede reden dat Texas slecht openbaar onderwijs heeft, slechte voorzieningen in het algemeen. Het is de vleesgeworden anti-overheidsstaat (behalve natuurlijk als Houston onderloopt na een orkaan, dan staan ze klaar om overheidshulp te ontvangen).

The chickens come home to roost, oftewel, boontje komt om zijn loontje. Gaat Texas veranderen? Ik betwijfel het. Ze zijn er hardleers en dogmatisch in hun idee dat ze het zelf wel kunnen. Good riddance.

Sport en politiek hebben natuurlijk niets met elkaar te maken

De sympathieke oproep om het WK voetbal in Qatar te boycotten wegens schendingen van de mensenrechten heeft weinig kans op steun van de vingerzwaaiende Nederlander. Want u weet, sport en politiek hebben niets met elkaar te maken. The games must go on, riep die IOC baas in 1972 in München na de moord op Israelische atleten. En ze gingen door.

Het is ook een beetje laat, dat wel. Moskou en Qatar kregen dit speeltje in een corrupte deal, geleid door corrupte voetbalmiljonairs (niet de spelers maar de bazen). Toen was protest op zijn plaats geweest, het bleef comfortabel stil. De ene corrupte baas is door de andere vervangen maar de uitslag van de corrupte toekenningen bleef staan. De FBI heeft gesteld dat de toekenning door corruptie tot stand kwam.

Moskou ging natuurlijk gewoon door, never mind Krim, Oekraine of vergiftigingen. Qatar gaat ook gewoon door, reken er maar op, in de winter en in stadions die inderdaad geen enkel doel dienen. Er wordt niet gevoetbald in Qatar, er worden enkel mensenrechten geschonden, vooral bij de bouw van die stadions.

Maar die Nederlander, die houdt er niet van om sport en politiek te mengen. Vooral niet als we meedoen en nog goed zijn ook. Bram en Freek staken in 1978 hun nek uit met de campagne Bloed aan de paal om te voorkomen dat ‘we’ in het Argentinië van de generaals zouden spelen.

We gingen spelen en als we gewonnen hadden, hadden we even gemakkelijk de wereldbeker uit handen van generaal Videla ontvangen. De paal waaraan het bloed kleefde, voorkwam dat. Maar was Robbie Rensenbrinks inzet erin gegaan …. u weet het, politiek en sport hebben niets met elkaar te maken.

Het is onmogelijk de tonnen boter op de Nederlandse hoofden te beschrijven toen Maxima opdook, met haar foute vader. Ineens wist iedereen weer dat er gemarteld en gemoord was. Maar voetbal heeft daar niets mee te maken. Kom maar hier met die beker, hadden we gezegd.

En dus, sympathiek gebaar of niet, gaat Qatar gewoon door. Sport en politiek …..kras in de plaat.

Herinnering aan Jan van Wieringen.

Leuk in om de Volkskrant een verhaal te lezen over Jan van Wieringen, begin jaren tachtig correspondent van de Volkskrant in de VS. Het raakt me zijdelings, ik heb Jan nog net meegemaakt als collega.

Hij woonde aanvankelijk in O Street in Washington, voordat hij in 1982 naar Greenwich Village verhuisde. Zelf woonde ik sinds begin 1983 op datzelfde O Street. Mijn buren kenden hem wel. Ik hoorde dat Jan uit DC was vertrokken omdat hij het te tam vond. Na de homo bevrijding was Greenwich Village veel spannender. Dit was de tijd van leren jackjes, leren petten, alles zwart natuurlijk, en veel metaal. En eindeloze seks in dark rooms.

In DC was dit de spannendste buurt. Aan het einde van onze straat die doodliep op een grasveld dat glooide naar het riviertje dat door Rock Creek Park liep. Het grasveld heette, en zie ik op Google, heet nog steeds, P Street beach, genoemd naar de naastliggende straat die groter en drukker is. In mijn tijd daar was P Street beach een plek waar homo’s elkaar ontmoetten. Er was een duistere disco bar aan de dwarsstraat, 23rd Street, waaraan het veldje lag.

Ik kwam Jan in levende lijve tegen bij de conventie van de Democraten, in San Francisco, in 1984. Niet dat we heel veel van hem zagen; we wisten dat Jan het druk had met dark rooms in wat toen het walhalla van de homo gemeenschap was, San Francisco. Oh ja, er was ook nog een conventie. Hij leek te genieten maar druk was het wel. Ik probeer me te herinneren wat wij over Aids wisten in die tijd. Weinig, maar genoeg om te weten dat het dodelijk was voor mensen om ons heen. Het zou dodelijk blijken voor Jan, ik geloof dat hij de twijfelachtige eer geniet de eerste Nederlandse dode aan Aids te zijn.

President Reagan weigerde de ziekte te onderkennen, zelfs toen zijn vriend Rock Hudson eraan doodging. Zelf had ik er zijdelings mee te maken. Een kennis ging dood, we hoorden andere verhalen. En in mijn hetero gemeenschap in Washington was er wel zorg over promiscue vrienden en vriendinnen die gemengde contacten onderhielden. Genoeg zorgen om naast de toen in DC verplichte syfilis test voor een huwelijk, onszelf te laten testen op aids voordat we trouwden.

Ik had als Washingtonse correspondent verder geen contact met hem. New York was niet onze wereld. De correspondenten in DC, onder wie Sytze van der Zee en Haye Thomas, klonterden wel samen – vooral als je moest doen wat geen correspondent wil doen, het bezoek van een Hollandse notabele coveren – vaker wel dan niet met een glas whiskey. Toen en nu vond ik dat correspondenten hun basis moesten hebben in DC, niet in New York, maar dat terzijde.

Jan kwam weer op mijn pad toen hij al ziek was; hij was naar Nederland vertrokken, begreep ik toen Bert Vuijsje me belde. Bert was toen adjunct bij de VK en vroeg me of ik voor Jan wilde invallen totdat er een nieuwe correspondent zou worden benoemd. Niet veel later hoorde ik dat Jan was overleden. Ik had daar wel oren naar, al kreeg ik weinig reactie op mijn verzoek om mee te mogen solliciteren. Was ook niet de bedoeling, het was al dichtgetimmerd, hoorde ik later. Ik mocht Jans computer, toen een begeerd artikel, bewaren voor de opvolger.

In januari 1986 begon ik voor de Volkskrant, met gemengde gevoelens. Jan was een aardige vent, voor zover ik hem kende. Het was lullig om zo in een correspondentschap te rollen.

Zijn verdienste als boodschapper van een gemeenschap en een ziekte die in de VS al veel duidelijker was dan blijkbaar in Nederland, is me uiteraard ontgaan. Mooi dat hij in dit stuk daar krediet voor krijgt.