Tennissers ontdekken dat politiek ertoe doet

Nu Nederland zich heeft geplaatst voor de zandbakkampioenschappen in Qatar kunnen we ons principieel protest weer beperken tot zeggen dat we Qatar een rotland vinden, voordat we op de tribune de volgende Nederlandse zeperd begroeten. Bij de fans zat die boodschap er al goed in: zelfs Amnesty vond dat je moest gaan en je dan uitspreken. Maak een gebaar, ga naar Qatar.

Ik denk dat dat uitspreken net zo luid gaat gebeuren als in Moskou in 2018. Het zal muisstil blijven. Misschien kan een enkeling een regenboog hoed dragen in plaats van oranje, zo ongeveer als Hamilton een regenboog helm draagt bij wijze van statement. Een kostenloos gebaar.

Het wordt een druk jaar voor politiek en sport, die zoals u weet niets met elkaar te maken hebben. Vandaar dat Qatar de toch al corrupte Fifa omkocht tot een festijn in hun van voetbal gespeende zandbak. Vandaar dat het F1 circus er neerstrijkt.

Voorlopig hoogtepunt wordt dat dat China in februari niets met politiek uitstaande Olympische Spelen mag organiseren. Onder de vlag van corona maatregelen zullen journalisten beperkingen opgelegd krijgen. Voor de frisse jongens en meiden op schaats en ski maakt het niets uit. Politiek doet er niet toe.

Daarom is het zo gelukkig dat de in toenemende mate autoritaire (of mag je inmiddels totalitaire, zeggen?) Chinezen zich zo lelijk in de vingers snijden met het opsluiten van Peng Shuai, die van het tennis. Shuai was seksueel lastigevallen door een vice president van het land dat de Olympische Spelen organiseert (nadat ze eerst al een ‘consensuele’ relatie met deze bobo had gehad – je mag daar ook wel wat vraagtekens bij zetten). Nu is ze weggepoetst door Xi en zijn acolieten.

Wat een bonus dat de WTA, de professionele tennisorganisatie, zich druk maakt over het lot van Shuai. Serena Williams en Djokovic hebben zich al uitgesproken. De dreiging van het schrappen van wel tien toernooien hangt boven de markt. Het zal niets uitmaken; wedden dat die worden afgelast wegens corona?

We moeten er niet te veel van maken. Het gaat om een collega. Als er niet tennissers verdwijnen in China krijgt dat weinig aandacht. Maar laten we er niet te cynisch over doen. De reactie van de WTA en van Shuai’s collega’s is een stap in de goede richting. China wil, net als in 2008, geen roering voordat het een show voor de wereld geeft. Dat gaat dus niet lukken. Verder moeten onze verwachtingen laag gespannen blijven. Elk schaatsgoud zal worden toegejuicht.

Tribunalen en knokploegen wachten ons.

In de VS is de blanke supremacist en radicaal rechtse extremist Paul Gosar, Republikeins afgevaardigde uit Arizona, gestraft voor een filmpje waarin de moord op collega Alexandria Ocasio-Cortez werd gespeeld. Ook werden zwaarden gebruikt richting president Biden. Gosar heeft een voorgeschiedenis van steeds normaler wordend rechts extremisme. Hij werd door het Huis, dat wil zeggen, alle Democraten plus twee Republikeinen (niet toevallig Liz Cheney en Adam Kinzinger die ook voor de impeachment van de psychopresident stemden), uit commissies gezet.

Kevin McCarthy, de steeds dieper zinkende leider van de Republikeinen in het Huis die alles, letterlijk alles zal doen om in 2023 Speaker te worden, speelde opnieuw een malafide rol. Waar maken we ons druk over, riep hij? En pas op wat je doet, als wij straks de meerderheid hebben gaan we Democraten uit hun commissie zetten. Een soort tribunalen houden, daar zijn Republikeinen goed in, ze melkten een incident in Libië eindeloos uit. Aan de andere kant, ze vonden onderzoek naar 6 januari, een soort Trumpies tribunaal, niet relevant.

Het past in een patroon van toenemend gewelddadig taalgebruik tegenover politici en door politici – vooral door Republikeinen. De Trump methode heeft school gemaakt. Geen blad voor de mond nemen, net doen alsof uitspreken wat je denkt heel normaal is en leidt tot opluchting in plaats van het opjuinen van anderen om dat geweld ook actief te maken. Social media maken anoniem bedreigen en schelden gemakkelijk.

In Nederland zijn we ook in dat stadium beland, of eigenlijk al een tijdje, sinds de haatzaaier ‘doe eens normaal’ riep tegen Rutte en die in plaats van Wilders naar de kroeg te verwijzen terugriep ‘doe zelf normaal’. Wilders’ ‘minder, minder’ geroep was misschien een voorproefje van de tribunalensfeer die hij voorstaat.

Tribunalen wachten ons als de neofascisten van Forum de macht krijgen, Van Houwelingen zegt het zelf. Ik had liever gehad de Sjoerd Sjoersma aan de bedreiger had gevraagd wat hij precies bedoelde, dan dat het debat werd geschorst voor de lunch. Nu hangt het in de lucht. Kon mijnheer Pepijn misschien even toelichten, via de voorzitter, daar heeft hij moeite mee, wanneer we precies die tribunalen konden verwachten.

Het gaat allemaal sissend aflopen. Onverstandig. De kamer zou er goed aan doen om, net als in de VS, de bedreiger de toegang tot commissies te ontzeggen.

Ik lees in de NRC dat de ouwehoerprogramma’s zoals Op 1 geen plek bieden aan deze bedreigers en het mannetje daarom niet hadden uitgenodigd. Wat hen blijkbaar niet weerhield om er eindeloos over te ouwehoeren. De zapverslaggever van de NRC die Charles Groenhuijsen hierover citeerde had het beeldend en terecht over de enorme hoeveelheden boter die hier op de vloer van de studio lagen. Deze programma’s hebben zelf bijgedragen tot de onfrisse politieke sfeer door Baudet een podium te geven toen hij salonf¨ähig was, in zijn ‘wat een interessante, frisse nieuwe vent’ periode.

Het past in een breed patroon waarin de democratie onder druk staat omdat die democratie zelf niet weerbaar genoeg is, of zich laat meeslepen in de anti-democratische sfeer. Dat laatste is in de VS het geval waar de Republikeinen democratische uitverkoop houden om de macht te verwerven, waarna het einde van de democratie niet ver weg meer zal zijn. Als we hier de Baudet-bende weg laten komen met hun onfrisse praat, zal het hard dezelfde kant opgaan.

Kras in de plaat: het omroepsysteem dat niet geworteld is. Daar gaan we weer.

Het is weer tijd voor een nieuwe ronde geneuzel over onze publieke omroep. Terwijl gezichtsbepalende mediatypes van de ene naar de andere omroep springen zonder hun identiteit te veranderen, of in een enkel geval stiekem politieke partijen steunen, vertelt media minister Slob die net twee nieuwe trog-vreters aan het bestel heeft toegevoegd, dat het niet zo’n goed systeem is.

Daar heeft hij groot gelijk in. In de NRC zegt hij het zo: ‘In een samenleving waarin steeds minder mensen lid worden van een omroep moet je naar nieuwe manieren zoeken om te meten in hoeverre een omroep geworteld is in de samenleving.’

Hij onderkent dat de omroepen geen worteling meer hebben. Hij zegt niet waarom omroepen leden hebben, a raison van een paar Euro per jaar die op allerlei manieren geronseld kan worden. Meestal via een programmablaadje, soms via een campagne van een krant die graag een omroep erbij wil. Je hebt maar 50.000 keer een kleine bijdrage nodig om 3,6 miljoen Euro uit de publieke pot te kunnen besteden en vijf jaar lang ongehoorde nonsens te mogen produceren.

Slob kijkt niet verder dan zijn neus lang is. Het huidige systeem is al lang failliet. Hoe kun je het wortelen? Laat de kijkers/luisteraars vertellen hoeveel ze willen bijdragen aan wat een omroep heeft te bieden. Ik heb het al eerder geformuleerd (vaker dan eens), dus ik herpubliceer hieronder mijn voorstel om de publieke omroep weer publiek te maken, dat wil zeggen, gebaseerd op wat het publiek wil en niet wil.

Klik hier voor een uitgewerkt voorstel. Voor wie denkt, daar gaat hij weer, ja, ik heb net zo’n obsessie voor dat bizarre en disfunctionele Nederlandse systeem als de handhavers ervan hebben vanuit hun eigen belang. Sorry als u het al vaker gehoord hebt. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: weg ermee.

Biden moet nu al laten weten dat hij in 2024 er niet bij is.

Het is ondankbaar om Joe Biden erg hard te vallen. Uiteindelijk verloste hij ons van de psychopresident, de man die al voor de verkiezingen een vijand van de democratie bleek. Biden leek de enige die met zijn ervaring en zijn reputatie daartoe in staat zou zijn, en dat kwam uit.

Zelf was ik nooit enthousiast over de man. Ik moet toegeven dat hij verraste met een veelomvattend, zelfs revolutionair plan om Amerika een beschaafd land te maken met een acceptabele verzorgingsstaat. De vergelijkingen met FDR vlogen je om de oren. Ik zag meer LBJ, maar was daarin veel te optimistisch. Om te beginnen had LBJ flinke meerderheden in het congres waarop hij zijn overhaal-activiteiten kon loslaten. En mensen overhalen, daar was LBJ goed in. Maar LBJ was ook de betere politicus, met al zijn kwalen in staat om in te schatten wat kon en wat niet kon.

Als Biden tegenvalt dan is het niet door gebrek aan ambitie. Zijn agenda is de meest ambitieuze sinds, inderdaad, FDR. Maar wat nu geheel voorspelbaar lijkt, de weerstand van de Democraten die in het midden de macht uitoefenen, had Biden blijkbaar niet voorzien. De meerderheid in de senaat was een onverwachte bonus, enkel te danken aan Trumps ijzeren heinigheid in januari. Biden wist hoe smal de marges waren. Hij handelde er niet naar.

Een van mijn favoriete regels in de politiek (vaak toegeschreven aan Reagan maar hij lijkt me redelijk univereel) is dat je als je een half brood wil, je een heel brood moet vragen. Zo gezien is een ambitieuze agenda geen kwaad gegeven. Maar dan moet je er wel voor gaan.

Het probleem met Biden is dat hij te weinig energie heeft gestoken in het promoten van zijn agenda. Een andere tactiek die Reagan gebruikte was delen van een agenda die in Washington op weerstand stuitten in het land aan de kiezers verkopen. Die zetten dan druk op hun afgevaardigden om de wetgeving aan te nemen. Biden heeft dat niet gedaan, daarmee een oude Democratische kwaal continuerend, namelijk onvoldoende aan de burgers duidelijk maken wat er voor voordelen zitten aan wetgeving. Enkel over duizenden miljarden praten, met vage en steeds wisselden inhoud, is niet voldoende. Clinton en Obama leden ook aan die communicatiekwaal, terwijl beiden communicatieve tovenaars waren vergeleken met Biden.

Biden heeft de ervaring van een 78-jarige maar ook de zelfverzekerdheid van zo’n oude man. Ik heb het altijd zo gedaan, ik loop al veertig jaar mee, dus kan ik deze klus ook wel klaren. Niet dus. Van mijn part had Biden vertegenwoordigers van zijn regering op pad gestuurd, Buttigieg en Harris bijvoorbeeld, om beleid te verkopen. Nu gebeurde er weinig tot niets.

Wat de burgers zagen was een stellingenoorlog in Washington. De Republikeinen hoefden helemaal niets te doen om de tegenstellingen binnen de Democratische Partij, waar links zijn kracht enorm overschatte, te laten uitspelen tot hun voordeel. Ze pikten er vorige maand, ondanks de perfide invloed van Trump en zijn onfrisse acolieten, het gouverneurschap van Virginia mee op. Was bijvoorbeeld de infrastructuur wetgeving toen al ruim aangenomen, de Democraten hadden iets om te laten zien.

Nu was het mager en werd duidelijk dat je niet, net als Biden in 2020, alleen op een anti-Trump agenda kunt campagne voeren. Met al diens slechte invloed en corrumpering van de Republikeinen, kunnen Democraten niet verwachten dat vanzelfsprekend het balletje naar hen toerolt. De campagne van de Democraten in Virginia was stupide, kortzichtig en eindigde voorspelbaar in verlies.

Ondertussen sukkelt Biden in de peilingen. Dat is niet erg belangrijk want het heeft geen directe consequenties. De krukkige aftocht uit Afghanistan, hoe verstandig ook, hielp niet om vertrouwen te wekken. Het gedoe in Washington evenmin.

Wat mij betreft laat Biden nu al weten dat hij geen tweede termijn wil. Het standaard denken zou suggereren dat dit schadelijk zou zijn, dat hij een lame duck zou zijn zonder macht om het congres over te halen. Nou en, zeg ik dan? Wil je wachten tot november 2022, als je alles verloren hebt, om dat te onderkennen. Maak van je lame duck een sterke duck en haal jezelf uit het spel. Geef Harris, Buttigieg en mogelijk andere Democratische kandidaten (het is wat kaal daar, maar dat is deel van het probleem) de kans en de gelegenheid om zichzelf te profileren. Beter vroeg dan laat.

Mag je rekening houden met een voortijdige dood van een oude man? Ook Bidens leeftijd en zijn overduidelijke senior momenten zijn een extra reden om hem op tijd te laten terugtreden, voordat hij fouten maakt of een pijnlijk onderwerp wordt van vernietigende artikelen.

Gaat dit gebeuren? Ik weet vrijwel zeker van niet. Biden is te eigenwijs, te zelfverzekerd om zichzelf nu al op de achtergrond te zetten. Toch is dat voor een president zonder mandaat en tot nu toe zonder overtuigende successen de enige manier om op positieve wijze in de geschiedenisboekjes te komen.

De vreselijke Ronald Reagan, steeds minder te waarderen

Trouwe lezers weten dat ik in de loop der jaren steeds kritischer ben gaan denken over Ronald Reagan, voor veel Amerikanen nog steeds een bewonderenswaardig en succesvol president. Het afbladderen in de loop der tijd is een proces dat bijna onvermijdelijk is. Het is ver terug dat een president er beter uit ging zien hoe langer je op zijn bewind terugkeek. Harry Truman bijvoorbeeld maar ook Dwight Eisenhower worden nu meer gewaardeerd dan in hun eigen tijd en in de direct daarop volgende decennia.

Recente presidenten stelden zonder uitzondering teleur, ik moet erkennen, met al zijn kwade kanten, dat alleen George H.W. Bush, de oudere, de toets der historische kritiek kan doorstaan. Clinton en Obama waren uiteindelijk teleurstellend, kleine Bush en Trump dramatisch slecht.

Terug naar Reagan. Hij had wat mij betreft ge-impeached moeten worden na Iran Contra. Als Watergate er niet was geweest en de Democraten niet terughoudend waren geweest, dan was dat ook gebeurd. Het was een schandaal dat zijn gelijke niet had gekend als niet kort tevoren Richard Nixon het presidentschap gecorrumpeerd had.

Met Reagan kwam ‘soft bigotry’ terug in de politiek. Zijn eerste rally was in het stadje in Alabama waar de burgerrechtenvrijwilligers waren vermoord. Waarom daar? De vraag stellen is hem beantwoorden. Southern strategy. Reagan was geen expliciete racist (wel een kortzichtige man die zelfs zijn eigen vrienden met Aids liet vallen), maar hij speelde in op sentimenten. De welfare queen die in haar limousine haar uitkering kwam ophalen hoefde niet als zwart te worden afgeschilderd om zo toch op het netvlies van zijn gehoor te verschijnen.

Binnenlands was Reagans grootste en meest destructieve erfenis het bekladden van de overheid als orgaan dat voor de meeste burgers het grootste goed kan verwezenlijken. We zijn er niet vanaf en gegeven de politieke constellatie zal die haat tegen de overheid nog wel even duren, tot schade van de samenleving. Ook de belachelijke focus op belastingen dateert uit Reagans tijd. Never mind dat in de jaren vijftig en zestig, met hoge belastingvoeten voor de rijken, en in de jaren negentig toen Clinton de belastingen verhoogde, de grootste groei plaatsvond. Republikeinen blijven dit stokpaardje berijden.

Buitenlands heeft de destructie die Amerika aanrichtte in Centraal Amerikaanse landen als Guatamala, Nicaragua, El Salvador te weinig aandacht. Met anti-communisme als excuus werden daar samenlevingen kapot gemaakt. De immigranten die nu aan de grens staan zijn er direct het product van. Dan heb ik nog niet over de proxy-oorlogen met de Sovjet Unie in Angola en Mozambique. Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat ik als correspondent Jonas Savimbi, een brute warlord in Angola, bij de Heritage Foundation gefeteerd zag als voorman van al onze westerse waarden.

Als u denkt dat ik te hard ben tegen die goedige, altijd optimistische man die zijn vrouw liet voorzeggen wat hij was vergeten (ach..), in de New York Times vertelt een opinieschijver, historicus, een gelijksoortig verhaal.

Wel beschouwd komen weinig presidenten sinds Eisenhower er ongeschonden vanaf. De vulgaire narcist Donald Trump slaat alles, maar er is een opeenvolging van verslechtering, met de belofte van Obama, in zijn eerste jaar, als mogelijke uitzondering. Hillary Clinton, bron van veel kwaad door haar drive naar macht zonder zich te realiseren hoe slecht het was om het presidentschap in de familie te houden, en, hoewel niet narcistisch wel kortzichtig, paste in die reeks. Zonder haar hadden we Trump niet gehad.

Het is daarom licht verontrustend (wat heet licht) dat ik een zonnige toekomst voor de VS alleen kan voorzien als per ongeluk, als een deus ex machina, een president opduikt die het land weer aan elkaar weet te knopen. Iemand met visie die koppen tegen elkaar kan slaan, misschien ook omdat het land zich heeft gerealiseerd dat het op deze manier naar de knoppen gaat (zover is het nog niet). Wie dat moet doen? Tja, zoals dat gaat met dei ex machina, ik weet het niet, kan het niet voorzien. Je kunt alleen hopen en dat is op zich een weinig productieve activiteit (zie ook mijn bespreking van George Packers Last Best Hope van gisteren).

George Packers hope against hope. Fascinerend boek.

Boekbespreking

****

Last Best Hope. America in Crisis and Renewal door George Packer (New York, 2021). 

Packer komt op 30 november op bezoek bij het John Adams Institute.

George Packer is een van de beste analytische journalisten van Amerika. In de Ontluistering van Amerika (2014) reisde hij door het land en deed verslag van een uiteenvallende samenleving, stukje bij beetje, of in grote stukken. In Last Best Hope gebruikt Packer de gedwongen rust van de coronacrisis in zijn eigen staat, New York, om te reflecteren op deze toestand.

Voor een boek met hoop in de titel (een verwijzing naar Lincolns toespraak in 1862: ‘we shall nobly save, or meanly lose, the last best hope on earth’) is het een diep pessimistisch verhaal. Het bestaat eigenlijk uit grofweg vijf delen, ik kom daar op terug. De proloog vertelt hoe hij corona-geïsoleerd in zijn landelijke omgeving – hij was een van de mensen die de stad kon ontvluchten – ervaart hoezeer Amerikanen gestopt waren met onderlinge conversatie. De stellingen waren betrokken, iedereen zat in de loopgraaf van zijn eigen gelijk. Dat lost niets op, het is deel van de ineenstorting, concludeert Packer.

Zijn proloog eindigt met een blik in de spiegel. Wat zien we. ‘Een onstabiel land, politieke instellingen die bedreigd worden, een volk verdeeld in oorlogvoerende stammen en neigend tot geweld – het soort van land waarvan we dachten dat we het konden redden. Niemand gaat ons redden. We zijn zelf onze laatste, beste hoop.’

Strange defeat, curieuze nederlaag, is de titel van het corona deel. Het curieuze is dat de kennis, de ervaring, de wetenschappelijke kennis, de capaciteiten die Amerika in huis had om corona te lijf te gaan, gecombineerd met de vreemde incompetentie van het systeem, geleid door iemand die maar een doel had, herkozen worden, tot een ramp leidde. Hij beschrijft het bezoek van Trump aan het CDC, in maart 2020, waar de president onzin uitkraamde en zichzelf een expert noemde. Degenen die rondom hem stonden en hem niet weerspraken noemt hij medeplichtig in een grote misleiding. Allemaal herinneren we ons de medische adviseurs die met rollende ogen Trump aanhoorden. Schoonzoon Kushner, van kwaliteiten gespeend, die verantwoordelijkheid nam.

Het virus trof een kwetsbaar land. ‘Chronische kwalen – een corrupte politieke klasse, een sclerotische bureaucratie, een harteloze economie, een verdeeld en afgeleid publiek – die jarenlang onbehandeld bleven’. Packer koppelt een uitgeholde overheid, geleid door een ‘con man’, aan de ongelijkheid die het virus blootlegde. Hoog opgeleide hoofdwerkers konden van huis uit werken. Mensen die door het virus hun bedrijf of hun werk kwijtraakten, keerden zich tegen een overheid, tegen een systeem dat geen rekening met hen hield.

Amerikanen, schrijft Packer, zijn gewend geraakt aan parasieten die zich nestelen aan de top van onze democratie en daar het bloed uit zuigen. ‘Sexting met een medewerker is voor een politicus schadelijker dan profiteren van een nationale crisis’. Senator Loeffler van Georgia, een steenrijke dame, had in februari aandelen verhandeld op basis van informatie die ze als geprivilegieerd persoon had ontvangen. Packer: ‘Kushner, de schoonzoon, en Loeffler waren frauduleuze meritocraten die namaakpopulisten werden toen hun belangen diende. Hun cv’s vertellen het verhaal van de neergang van een heel tijdsgewricht’.

Het is een vlammende aanklacht tegen het land dat ondanks alle expertise, kundigheid en rijkdom een potje maakte van de uitdaging die de coronacrisis bood. Packer is te verstandig om enkel het wanregime van Donald Trump daarvoor de schuld te geven. En na 6 januari waren het alleen lokale Republikeinse functionarissen, de daadwerkelijke tellers van stemmen, de federale rechters en ook hoge militairen, die de ‘volkswil’, de Big Lie van Trumps gestolen verkiezing, durfden te trotseren. De volksvertegenwoordigers reduceerden zichzelf tot roeptoeters van die volkswil. Packer is kwaad.

Het hart van dit boek is het hoofdstuk Four Americas. Hoe kan het dat mijn Amerika twee landen is geworden, vraag Packer zich af. Hij stelt dat ‘ongelijkheid het gezamenlijke geloof ondermijnde dat Amerikanen nodig hebben om een succesvolle breed toepasbare democratie te creëren’. Om te kijken hoe dat is gebeurd beschrijft Packer vier ‘narratives’, verhalen die mensen elkaar vertellen om te begrijpen ‘wie ze zijn, waar ze vandaan komen, en wat hun aspiraties zijn’. Vergeet fact checking, stap even terug van het analyseren van trends en getallen, maar kijk hoe mensen zichzelf zien. 

Hij onderscheidt vier verhaallijnen. De eerste is Free America, politiek gezien de machtigste. Free America neigt naar libertarisme met een ongebreidelde markt, kleine overheid en lage belastingen. Vrijheid is persoonlijke vrijheid, het soort dat wordt bedreigd als je verplicht een mondkapje moet dragen. Het brak echt door na de jaren zeventig met de omarming van Milton Friedmans marktboodschap. Ronald Reagans anti-overheidsboodschap viel op vruchtbare aarde, hij stond aan het begin van een lange neergang in overheidsinvesteringen.

De afkeer van de overheid trok de evangelische christenen aan die na jaren in de politieke wildernis hun kracht hadden ontdekt. Zijn waren geen libertariërs per se maar het verhaal van Free America gaf hen een gezamenlijke vijand. Na Reagan verloor Free America de verhaallijn. Gespeend van een positieve visie, gebruikte zijn partij macht om macht te behouden en de zakenwereld te spekken. Wapens, godsdienst, apathie kenmerkten de achterban maar omdat de Democraten dit als ‘tegen hun eigen belangen’ definieerden, verloren ze grote groepen kiezers. 

De tweede verhaallijn noemt Packer Smart America. Dit is het verhaal van de kosmopolieten, hoog opgeleid, globaal georiënteerd, plengend op het altaar van de meritocratie. Deze Amerikanen miskennen de mate waarin ze geld, gedrag en succes aan volgende generaties doorgeven. Ze hebben, zegt Packer, een ‘erfelijke klassenstructuur’ gecreëerd. Ze zitten bij de Democraten, maar dat was niet vanzelfsprekend. Die partij had ook de stem kunnen worden van de miljoenen arbeiders die in de jaren zeventig en tachtig hun banen kwijtraakten en nu ploeteren in de diensteneconomie. In plaats daarvan schurkten ze aan tegen Free America in termen van vrijhandel, deregulering, economische concentratie en begrotingen zonder tekorten. De donorklasse op Wall Street en in Silicon Valley financierde de Democratische campagnes en kreeg in ruil daarvoor dominante invloed in Washington. Denk Bill Clintons triangulering. Een beter beleid had de Democraten in staat gesteld de cultureel conservatieven erbij te houden, want zoals Packer zegt ‘cultuur verslaat klasse meestal in Amerikaanse politiek’.

De winnaars in Smart America hebben de capaciteit en de noodzaak voor een nationale identiteit verloren en, zegt Packer, dat is de reden dat ze niet begrijpen hoe belangrijk die zijn voor anderen. 

Sarah Palin werd de vlaggendrager voor wat Packer Real America noemt, de gewone Amerikaan. Dat is een oud idee, geeft hij toe, maar altijd populair gebleven. De anti-intellectuele afwijking in de Amerikaanse politiek is nooit verdwenen. Dit waren de massa’s van William Jennings Bryan in 1896, de kleine man van Huey Long, de rednecks van George Wallace, de mestvorken-brigade van Patrick Buchanan. Soms was deze beweging van onderop multiraciaal maar dat duurde nooit lang, het bezweek altijd onder de druk van blanke superioriteit. 

Real America was altijd gelovig, dat wil zeggen, evangelisch en fundamentalistisch, en dus vijandig tegenover moderne ideeën en intellectuele autoriteit. En het is uiterst nationalistisch: de puurheid en kracht van Amerika worden altijd bedreigd door besmetting van buiten en verraad van binnen. Terwijl voor Free America en Smart America de crisis van 2008 snel weer was verdwenen, ging hij voor Real America nooit weg. Vertrouwen was verloren en kwam nooit terug. In zijn vijandigheid tegenover de overheid stond dit verhaal dicht bij Free America, zodat de Republikeinen de Tea Party, de expressie van Real America, kon absorberen. ‘Maar zijn nihilistische geest versnelde de neergang van de partij’, voegt Packer daaraan toe. Toen Trump president werd, zegt Packer, ‘stortte Free America ineen over zijn eigen leegheid’. Trump was geniaal in het aanboren van de sentimenten van Real America, ook al wist Free America beleid te maken. Wat met Palin begon, werd voltooid met Trump. Blanke identiteitspolitiek werd de basis van zijn aanhang.

Packer onderschat de kracht daarvan niet. Trump bood identiteit waar die werd bedreigd. Zijn toespraken vroegen niets, inspireerden niet, maar gaven het gevoel dat je je niet hoefde te schamen voor wat je was en wat je meende. ‘Gebrek aan kennis of stupiditeit de schuld geven zou een fout zijn’, meent Packer. ‘Je moet een daad van wilskracht opbrengen, een desperate energie en verbeelding, om de waarheid te vervangen door de autoriteit van een con man als Trump’. Deze mensen bestormden het Capitool.

Ten slotte is er Just America. Het begon met de dood van een zwarte man in Ferguson in 2014, het culmineerde met de moord op George Floyd in Minneapolis. Just America valt de zelfgenoegzame meritocratie aan van Smart America. Gelijkheid is ook hier van belang maar dan voor groepen, niet voor individuen. De focus ligt op subjectiviteit, het vertalen van zelf en pijn naar een dominante cultuur. Debat loopt uit op ‘dat kun je toch niet begrijpen’ of ‘ik ben beledigd’. Woorden als gemarginaliseerd, privilege en schade domineren.

Met de verkiezing van Trump begon een ‘polariserende dialectiek’ waarin zijn supporters en zijn tegenstanders elkaar naar extremen drongen, identiteitspolitiek tegen identiteitspolitiek, eindeloos herhaald. Het verhaal van Just America is dat de Amerikaanse samenleving niet gemengd en fluïde is, steeds meer in de loop van de tijd, maar een vast hiërarchie kent, als een caste systeem (Caste is de titel van een populair boek van Isabel Wilkerson). Just America gaat niet alleen over ras, maar dat is wel de basis. Packer stelt vast dat Just America over veel dingen niet kan praten omdat het verhaal dan wegloopt. Structureel racisme is net zo reëel aanwezig, zegt Packer, als individuele verantwoordelijkheid maar mag niet aan de orde komen. Het verhaal heeft geen ruimte voor zwarte burgers die de ‘defund the police’ campagne na de moord op Floyd onzinnig vonden. Desillusie is een kenmerk van zowel Just America als Real America, net als scepsis over de universele ideeën die aan de belofte van Amerika ten grondslag zouden liggen. Just America is jong en hoog opgeleid en negeert zwarte en hispanic arbeiders, of schat hen verkeerd in.

Geen van de vier verhalen, meent Packer, komt voort uit wat het echte probleem is van Amerika: het falen om de middenklasse democratie van de naoorlogse jaren naar deze eeuw te vertalen. ‘Het hart van onze verdeeldheid is bijna een halve eeuw van stijgende ongelijkheid en verminderende sociale mobiliteit’. We hebben een erfelijke aristocratie geschapen, waarin niet alleen rijkdom ongelijk verdeeld is maar ook status. Packer wil in geen van de republieken leven die deze verhalen impliceren.

Packers verhalen zijn verhelderend, ze geven een soort Aha-Erlebnis. Oh, zit dat zo, kun je er ook zo naar kijken. Ze zijn per definitie breed. Wie een fijnere kam wil, meer op partijbasis, kan terecht bij een recent Pew-onderzoek dat acht groepen kiezers onderscheidt, vier neigend naar de Republikeinen, vier naar de Democraten. De twee benaderingen vullen elkaar aan. In een tweepartijensysteem verliezen we wel eens uit het oog hoe caleidoscopisch de Amerikaanse politiek is. Verkiezingen forceren een binaire keuze, merkt Packer terecht op.

Een hoofdstuk over equality exploreert wat er valt te generaliseren in een land van meer dan 330 miljoen mensen. De eenheid van denken is het land, is Amerika. Armoede is een nationale keuze. Geweld, veel geweld, is het product van twee aspecten van de Amerikaanse geschiedenis: slavernij en de frontier. Maar zoals Packer Albert Murray citeert: de zogenaamd blanke en zogenaamd zwarte mensen in de VS lijken op niemand anders in de wereld zoveel als dat ze op elkaar lijken. Packer wil liever over klasse praten dan over ras, liever over gelijkheid als aspiratie. Niet gelijkheid van uitkomst, maar gelijkheid als burgers.

Hij blijft hoop houden zo blijkt in zijn hoofdstuk Make America America again. Het is een ietwat wanhopige hoop. ‘I don’t think we are dying’, schrijft hij. Onuitgesproken Lincolns eerste inaugurele rede aanroepend (‘We are not enemies, but friends’) schrijft hij ‘We aren’t strangers, not even in a nation of 330 million’. We slagen er niet in om de burger duidelijk te maken dat de overheid, de expressie van de samenleving, iedereen een beter leven kan geven. Daar moet het beginnen, zegt Packer. Duidelijk maken dat er een overheid staat aan jouw kant. Het is een heidens karwei, waarin Joe Biden faalt, net als Clinton en Obama voor hem. ‘Willen we we samenleven?’, verzucht Packer in de epiloog.

Ik las de eerste versie van het vier Amerika’s in The Atlantic, het tijdschrift waarvoor Packer werkt. Ik bewonder zijn journalistiek en dit boek bevestigt de kracht van zijn analyse en zijn vaardigheid als schrijver. Als ik een punt van kritiek heb dan is dat het boek oogt als vijf tijdschriftartikelen. Ze hebben wel een link, met name het concept ‘gelijkheid’ (equality), maar het hoofdstuk Equalizers is vooral een biografisch essay met drie personen die inderdaad historisch een dergelijke rol speelden: de journalist en uitgever Horace Greeley, de minister van Arbeid van Franklin Roosevelt Frances Perkins en de burgerrechten activist Bayard Rustin. Interessant maar het voelt als vulling.

Last Best Hope is een fascinerend lang essay. Het zet aan het denken, het rammelt aan je eigen vooroordelen zoals een goed essay moet doen. Packers optimisme dat het uiteindelijk wel goed zal komen wordt niet helemaal gedragen door zijn verhaal over wat er allemaal fout is gegaan. Er zijn geen kant en klare handvaten, je mag hopen dat er iemand opstaat die haar land bij de lurven pakt en terughaalt van de rand van de afgrond. Hopen dat het goed komt is uiteindelijk niet meer dan dat. 

(Ik heb de Engelstalige versie gelezen, niet de Nederlandse vertaling onder de titel De laatste redding, die me krom en misplaatst lijkt.)

Oeteldonkse farce

Als u straks met maximaal vier personen thuiszit, restaurantafspraken afgezegd, kroegen gesloten, denk dan eens fijn terug aan Oeteldonk. Gisteren, de elfde van de elfde, liepen daar in Den Bosch 25.000 mensen een corona uitbraak te forceren. Je zou bijna hopen dat ze allemaal ziek worden, perish the thought.

Niet alleen Oeteldonk is dommer dan dom. Gisteravond in en rond het Vondelpark liepen honderden kinderen met hun lampionnetjes, of stonden in grote groepen bij elkaar. Ik hoop dat ze niet ziek worden maar het is wel tarten van de duivel, het virus in dit geval. Maar het kon weer, het mocht weer, dus doen ze het. Er moet meer verboden worden.

Nog afgezien van de corona domheid die Nederland in de greep heeft, zie ik in deze twee evenementen aspecten van een andere ontwikkeling: de veralgemenisering en verabsolutering van wat ooit beperkte evenementen waren. Carnaval is uitgegroeid tot een landelijk fenomeen, met optochten, godbetert, in Amsterdam. Net als voetbal is de leukigheid er vanaf. Dat dateert al van jaren her, zo ongeveer toen Andre van Duin liedjes ging maken die lokale carnvalshits wegdrukten.

Sint Maarten was ooit leuk voor de kinderen in de straat. Nu komen hordes kinderen naar onze straat en omliggende buurten omdat het hier goed van deur tot deur gaan is. Ik doe al jaren die deur niet meer open, sta waarschijnlijk bekend als een soort Scrooge. Als die bezoekers van verre, die vanuit het Vondelpark de chique oud zuid buurt overspoelden, al een erosie lieten zien van wat ooit leuk en klein was, dan deden de opgeschoten vroege tieners het wel die aan je deur bellen en net doen of ze een liedje zingen om wat snoep te krijgen. Sneu als het niet zo irritant was.

Ik heb slechte zin vandaag, u merkt het. De maatregelen die Rutte en Co vanavond weer gaan aankondigen waren niet nodig als ze niet eerder halfwassen regels hadden gemaakt. Als ze niet vielen voor dat Nederlandse verhaal van we doen het op onze manier en niemand vertelt ons wat. Het garandeert overigens geen succes als je wel beschaafd optreedt. De mondkapjes die Duitsers en Italianen keurig dragen in de winkels en publieke plaatsen voorkomen niet dat ook daar uitbraken zijn. Maar er zit tenminste nog wat public spirit achter en een regering die maatregelen durft te nemen. En de uitbraken zijn grotendeels onder de vaccin weigeraars. Die moeten het zelf maar weten, maar ze veroorzaken dat zorginfarct waar Rutte nu tegenaan loopt.

Ik kijk er niet naar, maar las in de NRC dat bij de ouwehoerprogramma’s op onze publieke omroep van teveel gehoorde mensen mijnheer Haga, huisjesmelker vermomd als volksvertegenwoordiger, nog steeds mag roepen dat het maar om een griepje gaat. Ik weet niet of hij weerwoord krijgt van Forum sponsors als Jord Kelder, maar waarom wordt zo’n man gevraagd? Waarom wil iemand nog naar die programma’s komen? De serieuze politici in elk geval niet meer, schreef de zapper van dienst. Ik kan het me voorstellen.

De grote uitbraak van corona begon in Nederland in februari 2020, als ik me goed herinner, tijdens en door de carnaval. Oeteldonk laat zien dat onze leercapaciteit gering is.

Republikeinse populisten en hun universiteiten

De uitslag van de verkiezingen in Virginia leidde tot veel verhalen over het gebrek aan aansluiting van de Democratische Partij bij plattelanders, vooral blanke plattelanders. De partij krijgt vaak het verwijt dat ze is overgenomen door hoog opgeleide stadjers met agenda’s die daarbij passen, zeg maar D66 lui. De Republikeinen zouden dat veel beter doen.

De nieuw gekozen gouverneur, Glenn Younkin, is echter een aan diverse topuniversiteiten opgeleide consultant die smakken geld verdiende bij McKinsey en Carlyle Group. Het is een terugkerend patroon. De Economist had deze week een mooi artikel over de populistische poseurs die de Republikeinse Partij bevolken. Dat begint al bij de superpopulist, de psycho in Florida. Rijk geboren, rijker geworden, met een opleiding aan The University of Pennsylvania. Het vergt hogere psychologie om te begrijpen hoe gewone mensen zich door hem vertegenwoordigd voelen (overigens doet George Packer in zijn nieuwe boek Last Lost Hope daartoe een dapere en grotendeels geslaagde poging).

Zijn acolieten, slippendragers en collega leugenaars zijn ook niet van de straat. Gouverneur De Santis van Florida bracht tijd door aan Yale en Harvard, slijmsenatoren als Ted Cruz (Princeton en Harvard) en Josh Hawley (Stanford en Yale) kunnen er ook wat van. Mike Pompeo, Tom Cotton, senator van Arkansas, en Liz Cheney verrader Elise Stefanik komen allemaal van Harvard.

Zoals het artikel stelt is het ironisch dat conservatieven voortdurend betogen dat universiteit worden gedomineerd door progressieven en ook alleen maar progressieven afleveren terwijl de leidinggevende, nou ja, leidende Big Liers daar opgeleid werden. Nou ja, in elk geval niet tot intellectuelen. Enfin, lees het verhaal en geniet van een goed geschreven, puntige analyse van dit hypocriete volkje.

De nieuwe koude oorlog, of is het toch wat anders?

Het huidige nummer van ons vakblad, Foreign Affairs (nov/dec), bevat een aantal bijzonder interessante artikelen. Het heeft als thema The Divided World America’s Cold Wars. Het nummer begint met een artikel van John Lewis Gaddis, de grand old man (old inmiddels) van de publicaties over de Koude Oorlog en een niet helemaal bevredigende (als ik me goed herinner) biografie van Georg Kennan, de grondlegger van deterrence, de strategie van afschrikking tijdens de koude oorlog.

Het is een overzicht van standaard informatie over de koude oorlog, over het fenomeen koude oorlog. Is dit er een? Is de competitie met China vergelijkbaar? Het biedt wat inzichten, niet revolutionair. Autoritaire leiders hebben moeite om te vertrekken want kunnen hun gezag en macht niet aanpassen aan de kloof tussen beloften en resultaten. Als je net als Gorbachovs voorgangers die negeert, wordt de kloof alleen maar breder. Als je net als Gorbachov ze onderkent ondermijn je je eigen claim van onfeilbaarheid waarop legitimiteit in een autoritair regime rust. Xi moet daar ook mee worstelen.

Mooie verwijzing naar Kennan in zijn fameuze X-artikel dat omdat Amerikanen hun idealen zo luidruchtig uitdragen, elke afwijking daarvan problematisch wordt. Zoals segregatie dat was in de jaren vijftig, zijn de economische ongelijkheid, rassen en seksediscriminatie en excessen op het hoogste politieke niveau dat nu. Zoals Kennan schreef: ‘Vertoon van besluiteloosheid, verdeeldheid en interne desintegratie binnen dit land’ kan ‘een versterkend effect’ hebben op vijanden van buiten. Een stokpaardje van me: een land dat zo disfunctioneel en gevaarlijk verdeeld is (en op een anti-democratisch traject) als de VS kan geen leiding geven.

Interessant is ook een artikel van M. Sarotte over de manier waarop het eerste decennium na de val van de muur zich ontrolde. De mogelijkheid om via Partnership for Peace de voormalige oostbloklanden (en zelfs Rusland, na de opdeling) geleidelijk aan te stabiliseren liep uit op een uitbreiding van de NAVO. Daarbij werd de militaire aanwezigheid van de NAVO opgerekt tot aan de grens van Rusland, iets wat aanvankelijk niet de bedoeling was. Wat er precies beloofd of afgesproken is in ruil voor de Sovjet terugtrekking uit de DDR doet er minder toe dan het gevoel dat de Russen kregen van een nieuwe omsingeling. Het leidde al tot een definitieve breuk tussen Clinton en Jeltsin in 2000, en gaf Poetin de kans om zijn Spiel op te zetten. Een cruciale zin: ‘Washingtons falen was niet zozeer om het bondgenootschap uit te breiden maar om dat te doen op een manier die frictie met Moskou maximaliseerde’.

De relatie tussen Trump en Poetin is het onderwerp van een spannend artikel van Fiona Hill, een voorpublicatie uit haar nieuwe boek. Het artikel heet The Kremlin’s Strange Victory, How Putin Exploits Dysfunction and Fuels American Decline. (ik weet niet in hoeverre het toegankelijk is voor niet abonnees). Hill zat in de National Security Council – een van die mensen die meenden dat ze hogere belangen dienden door Trump te blijven dienen dan door met veel bombarie ontslag te nemen. Haar beschrijving van Trumps opereren – geen briefings lezen, eigen staf afvallen, omvallend van bewondering voor autoritaire leiders die hun land runden als een failliet casino – is scherp. Niet altijd nieuw maar toch interessant om van binnenuit te lezen. De onzekerheid van de psycho is verantwoordelijk voor veel kwaad. Iemand die psychisch labiel is kan geen serieus lange termijn beleid voeren want ziet overal beren op de weg, beren van eigen makelij.

Hill vergelijkt Poetin en Trump en constateert dat ze op veel punten dezelfde plannen hadden, dezelfde strategie volgden, maar de conclusie dat Trump door Poetin geplayed werd omdat hij zoveel dommer is, is onontkoombaar. Poetin is ook een populist maar niet een die zijn land intern zo verdeelde dat het op uiteenvallen staat. De befaamde persconferentie in Helsinki waar zelfs Poetin zijn verbazing over de onzin die Trump uitkraamde moest onderdrukken vertelt alles wat je moet weten. En ja, natuurlijk viel Poetin van zijn stoel dat Trump in 2016 kon winnen, en dan ook nog met hulp van de Russen. Hij had zich voorbereid op pijnlijke confrontaties met Hillary Clinton en kreeg nu een schoothondje aangeboden.

Een artikel van Rory Stewart geeft vervolgens de beste analyse van het falen in Afghanistan die ik tot nu toe heb gelezen. Of hij gelijk heeft dat de ‘light footprint’ die tot pak weg 2005 gebruikt werd, uiteindelijk succes had gehad (over hoe je succes definieert in zo’n achterlijk land is een verhaal apart), weet ik niet. Wel overtuigt hij met zijn betoog dat de overgang van een beleid van faciliteren bij een overgang naar iets beters naar een totale interventie onverstandig was en uiteindelijk succes, hoe ook gedefinieerd, in de weg stond. Zoals hij schrijft: ‘In het hart van de tragedie lag een obsessie met universele plannen en oneindige middelen, die de bescheiden maar betekenisvolle vooruitgang de nek omdraaide die bereikt had kunnen worden met veel minder troepen en tegen lagere kosten’.

Fijntjes merkt hij op dat een dergelijk plan om een samenleving op de schop te nemen veel kritischer benaderd zou zijn als het ging om een plattelandsprogramma in West Virginia of samenwerking met indianen in South Dakota. Of, laten we zeggen, Build Back Better van Franklin Biden. De conclusie van het interessante artikel is dat Amerika (en in zijn slipstream de internationale gemeenschap) altijd de neiging heeft te overdrijven, zowel wat betreft de dreiging (Afghanistan bedreigt de hele wereld) als wat betreft de noodzakelijke middelen. Ik moest denken aan Harry Truman die de dreiging van de commies in Griekenland en Turkije in 1947 absurd moest overdrijven om het congres mee te krijgen, waarna die martiale analyse de koude oorlog ging drijven (‘anywhere, anyplace’). En Condi Rice’s ‘mislukking is geen optie’, is ook al zo’n Amerikaanse alltimer.

Stewart concludeert dat het westen moeilijk in staat is zijn idealen in termen van democratie en samenleving praktisch toe te passen in een land dat totaal anders is. Maar ook dat het westen niet in staat is om een middenterrein te betrekken, maar onvermijdelijk zwaait van overreach en overdrijving naar isolationisme en terugtrekken. Hij verwijt Biden terecht dat die in 2009 wel tegen de surge was, ten faveure van een minimal footprint, maar nu enkel de optie van totale terugtrekking kon overwegen – gedreven door binnenlandse politieke overwegingen, in gang gezet door Trump (hij was, niet onterecht, bang dat de militairen een kleine footprint altijd weer zouden oprekken tot iets groters). Ik moest ook denken aan onze Kunduz klunzen, toen D66 en Groen Links zich lieten meezuigen in het Nederlandse aandeel in deze mislukking. Als we nu schaamtevol ons zorgen maken (een deel van ons tenminste, niet de VVD en de haatzaaiers op rechts) over tolken en andere hulptroepen, dan lag daar de wortel. Het was toen al zichtbaar, zeg ik nu, toegegeven, met de benefit of hindsight.

Elders in het blad hekelt John Mearsheimer, de godfather van het ‘realisme’ in de buitenlandse politiek, het beleid van de afgelopen twintig, dertig jaar tegenover China. Amerika had China moeten onderkennen als een concurrent en had actief moeten werken aan het tegenhouden van Chinese economische groei, in plaats van die faciliteren bijvoorbeeld door toetreding tot de World Trade Organization. Allemaal leuk en aardig, en scherp geanalyseerd als je dat uitgangspunt deelt, maar ook allemaal terugkijkend. Mearsheimers verhaal is vooral historisch, met veel verwijten. Daar heb ik niet veel aan als ik wel weten wat nu het beleid zou moeten zijn, vanuit realisme perspectief.