Boekbespreking
****
Last Best Hope. America in Crisis and Renewal door George Packer (New York, 2021).
Packer komt op 30 november op bezoek bij het John Adams Institute.
George Packer is een van de beste analytische journalisten van Amerika. In de Ontluistering van Amerika (2014) reisde hij door het land en deed verslag van een uiteenvallende samenleving, stukje bij beetje, of in grote stukken. In Last Best Hope gebruikt Packer de gedwongen rust van de coronacrisis in zijn eigen staat, New York, om te reflecteren op deze toestand.
Voor een boek met hoop in de titel (een verwijzing naar Lincolns toespraak in 1862: ‘we shall nobly save, or meanly lose, the last best hope on earth’) is het een diep pessimistisch verhaal. Het bestaat eigenlijk uit grofweg vijf delen, ik kom daar op terug. De proloog vertelt hoe hij corona-geïsoleerd in zijn landelijke omgeving – hij was een van de mensen die de stad kon ontvluchten – ervaart hoezeer Amerikanen gestopt waren met onderlinge conversatie. De stellingen waren betrokken, iedereen zat in de loopgraaf van zijn eigen gelijk. Dat lost niets op, het is deel van de ineenstorting, concludeert Packer.
Zijn proloog eindigt met een blik in de spiegel. Wat zien we. ‘Een onstabiel land, politieke instellingen die bedreigd worden, een volk verdeeld in oorlogvoerende stammen en neigend tot geweld – het soort van land waarvan we dachten dat we het konden redden. Niemand gaat ons redden. We zijn zelf onze laatste, beste hoop.’
Strange defeat, curieuze nederlaag, is de titel van het corona deel. Het curieuze is dat de kennis, de ervaring, de wetenschappelijke kennis, de capaciteiten die Amerika in huis had om corona te lijf te gaan, gecombineerd met de vreemde incompetentie van het systeem, geleid door iemand die maar een doel had, herkozen worden, tot een ramp leidde. Hij beschrijft het bezoek van Trump aan het CDC, in maart 2020, waar de president onzin uitkraamde en zichzelf een expert noemde. Degenen die rondom hem stonden en hem niet weerspraken noemt hij medeplichtig in een grote misleiding. Allemaal herinneren we ons de medische adviseurs die met rollende ogen Trump aanhoorden. Schoonzoon Kushner, van kwaliteiten gespeend, die verantwoordelijkheid nam.
Het virus trof een kwetsbaar land. ‘Chronische kwalen – een corrupte politieke klasse, een sclerotische bureaucratie, een harteloze economie, een verdeeld en afgeleid publiek – die jarenlang onbehandeld bleven’. Packer koppelt een uitgeholde overheid, geleid door een ‘con man’, aan de ongelijkheid die het virus blootlegde. Hoog opgeleide hoofdwerkers konden van huis uit werken. Mensen die door het virus hun bedrijf of hun werk kwijtraakten, keerden zich tegen een overheid, tegen een systeem dat geen rekening met hen hield.
Amerikanen, schrijft Packer, zijn gewend geraakt aan parasieten die zich nestelen aan de top van onze democratie en daar het bloed uit zuigen. ‘Sexting met een medewerker is voor een politicus schadelijker dan profiteren van een nationale crisis’. Senator Loeffler van Georgia, een steenrijke dame, had in februari aandelen verhandeld op basis van informatie die ze als geprivilegieerd persoon had ontvangen. Packer: ‘Kushner, de schoonzoon, en Loeffler waren frauduleuze meritocraten die namaakpopulisten werden toen hun belangen diende. Hun cv’s vertellen het verhaal van de neergang van een heel tijdsgewricht’.
Het is een vlammende aanklacht tegen het land dat ondanks alle expertise, kundigheid en rijkdom een potje maakte van de uitdaging die de coronacrisis bood. Packer is te verstandig om enkel het wanregime van Donald Trump daarvoor de schuld te geven. En na 6 januari waren het alleen lokale Republikeinse functionarissen, de daadwerkelijke tellers van stemmen, de federale rechters en ook hoge militairen, die de ‘volkswil’, de Big Lie van Trumps gestolen verkiezing, durfden te trotseren. De volksvertegenwoordigers reduceerden zichzelf tot roeptoeters van die volkswil. Packer is kwaad.
Het hart van dit boek is het hoofdstuk Four Americas. Hoe kan het dat mijn Amerika twee landen is geworden, vraag Packer zich af. Hij stelt dat ‘ongelijkheid het gezamenlijke geloof ondermijnde dat Amerikanen nodig hebben om een succesvolle breed toepasbare democratie te creëren’. Om te kijken hoe dat is gebeurd beschrijft Packer vier ‘narratives’, verhalen die mensen elkaar vertellen om te begrijpen ‘wie ze zijn, waar ze vandaan komen, en wat hun aspiraties zijn’. Vergeet fact checking, stap even terug van het analyseren van trends en getallen, maar kijk hoe mensen zichzelf zien.
Hij onderscheidt vier verhaallijnen. De eerste is Free America, politiek gezien de machtigste. Free America neigt naar libertarisme met een ongebreidelde markt, kleine overheid en lage belastingen. Vrijheid is persoonlijke vrijheid, het soort dat wordt bedreigd als je verplicht een mondkapje moet dragen. Het brak echt door na de jaren zeventig met de omarming van Milton Friedmans marktboodschap. Ronald Reagans anti-overheidsboodschap viel op vruchtbare aarde, hij stond aan het begin van een lange neergang in overheidsinvesteringen.
De afkeer van de overheid trok de evangelische christenen aan die na jaren in de politieke wildernis hun kracht hadden ontdekt. Zijn waren geen libertariërs per se maar het verhaal van Free America gaf hen een gezamenlijke vijand. Na Reagan verloor Free America de verhaallijn. Gespeend van een positieve visie, gebruikte zijn partij macht om macht te behouden en de zakenwereld te spekken. Wapens, godsdienst, apathie kenmerkten de achterban maar omdat de Democraten dit als ‘tegen hun eigen belangen’ definieerden, verloren ze grote groepen kiezers.
De tweede verhaallijn noemt Packer Smart America. Dit is het verhaal van de kosmopolieten, hoog opgeleid, globaal georiënteerd, plengend op het altaar van de meritocratie. Deze Amerikanen miskennen de mate waarin ze geld, gedrag en succes aan volgende generaties doorgeven. Ze hebben, zegt Packer, een ‘erfelijke klassenstructuur’ gecreëerd. Ze zitten bij de Democraten, maar dat was niet vanzelfsprekend. Die partij had ook de stem kunnen worden van de miljoenen arbeiders die in de jaren zeventig en tachtig hun banen kwijtraakten en nu ploeteren in de diensteneconomie. In plaats daarvan schurkten ze aan tegen Free America in termen van vrijhandel, deregulering, economische concentratie en begrotingen zonder tekorten. De donorklasse op Wall Street en in Silicon Valley financierde de Democratische campagnes en kreeg in ruil daarvoor dominante invloed in Washington. Denk Bill Clintons triangulering. Een beter beleid had de Democraten in staat gesteld de cultureel conservatieven erbij te houden, want zoals Packer zegt ‘cultuur verslaat klasse meestal in Amerikaanse politiek’.
De winnaars in Smart America hebben de capaciteit en de noodzaak voor een nationale identiteit verloren en, zegt Packer, dat is de reden dat ze niet begrijpen hoe belangrijk die zijn voor anderen.
Sarah Palin werd de vlaggendrager voor wat Packer Real America noemt, de gewone Amerikaan. Dat is een oud idee, geeft hij toe, maar altijd populair gebleven. De anti-intellectuele afwijking in de Amerikaanse politiek is nooit verdwenen. Dit waren de massa’s van William Jennings Bryan in 1896, de kleine man van Huey Long, de rednecks van George Wallace, de mestvorken-brigade van Patrick Buchanan. Soms was deze beweging van onderop multiraciaal maar dat duurde nooit lang, het bezweek altijd onder de druk van blanke superioriteit.
Real America was altijd gelovig, dat wil zeggen, evangelisch en fundamentalistisch, en dus vijandig tegenover moderne ideeën en intellectuele autoriteit. En het is uiterst nationalistisch: de puurheid en kracht van Amerika worden altijd bedreigd door besmetting van buiten en verraad van binnen. Terwijl voor Free America en Smart America de crisis van 2008 snel weer was verdwenen, ging hij voor Real America nooit weg. Vertrouwen was verloren en kwam nooit terug. In zijn vijandigheid tegenover de overheid stond dit verhaal dicht bij Free America, zodat de Republikeinen de Tea Party, de expressie van Real America, kon absorberen. ‘Maar zijn nihilistische geest versnelde de neergang van de partij’, voegt Packer daaraan toe. Toen Trump president werd, zegt Packer, ‘stortte Free America ineen over zijn eigen leegheid’. Trump was geniaal in het aanboren van de sentimenten van Real America, ook al wist Free America beleid te maken. Wat met Palin begon, werd voltooid met Trump. Blanke identiteitspolitiek werd de basis van zijn aanhang.
Packer onderschat de kracht daarvan niet. Trump bood identiteit waar die werd bedreigd. Zijn toespraken vroegen niets, inspireerden niet, maar gaven het gevoel dat je je niet hoefde te schamen voor wat je was en wat je meende. ‘Gebrek aan kennis of stupiditeit de schuld geven zou een fout zijn’, meent Packer. ‘Je moet een daad van wilskracht opbrengen, een desperate energie en verbeelding, om de waarheid te vervangen door de autoriteit van een con man als Trump’. Deze mensen bestormden het Capitool.
Ten slotte is er Just America. Het begon met de dood van een zwarte man in Ferguson in 2014, het culmineerde met de moord op George Floyd in Minneapolis. Just America valt de zelfgenoegzame meritocratie aan van Smart America. Gelijkheid is ook hier van belang maar dan voor groepen, niet voor individuen. De focus ligt op subjectiviteit, het vertalen van zelf en pijn naar een dominante cultuur. Debat loopt uit op ‘dat kun je toch niet begrijpen’ of ‘ik ben beledigd’. Woorden als gemarginaliseerd, privilege en schade domineren.
Met de verkiezing van Trump begon een ‘polariserende dialectiek’ waarin zijn supporters en zijn tegenstanders elkaar naar extremen drongen, identiteitspolitiek tegen identiteitspolitiek, eindeloos herhaald. Het verhaal van Just America is dat de Amerikaanse samenleving niet gemengd en fluïde is, steeds meer in de loop van de tijd, maar een vast hiërarchie kent, als een caste systeem (Caste is de titel van een populair boek van Isabel Wilkerson). Just America gaat niet alleen over ras, maar dat is wel de basis. Packer stelt vast dat Just America over veel dingen niet kan praten omdat het verhaal dan wegloopt. Structureel racisme is net zo reëel aanwezig, zegt Packer, als individuele verantwoordelijkheid maar mag niet aan de orde komen. Het verhaal heeft geen ruimte voor zwarte burgers die de ‘defund the police’ campagne na de moord op Floyd onzinnig vonden. Desillusie is een kenmerk van zowel Just America als Real America, net als scepsis over de universele ideeën die aan de belofte van Amerika ten grondslag zouden liggen. Just America is jong en hoog opgeleid en negeert zwarte en hispanic arbeiders, of schat hen verkeerd in.
Geen van de vier verhalen, meent Packer, komt voort uit wat het echte probleem is van Amerika: het falen om de middenklasse democratie van de naoorlogse jaren naar deze eeuw te vertalen. ‘Het hart van onze verdeeldheid is bijna een halve eeuw van stijgende ongelijkheid en verminderende sociale mobiliteit’. We hebben een erfelijke aristocratie geschapen, waarin niet alleen rijkdom ongelijk verdeeld is maar ook status. Packer wil in geen van de republieken leven die deze verhalen impliceren.
Packers verhalen zijn verhelderend, ze geven een soort Aha-Erlebnis. Oh, zit dat zo, kun je er ook zo naar kijken. Ze zijn per definitie breed. Wie een fijnere kam wil, meer op partijbasis, kan terecht bij een recent Pew-onderzoek dat acht groepen kiezers onderscheidt, vier neigend naar de Republikeinen, vier naar de Democraten. De twee benaderingen vullen elkaar aan. In een tweepartijensysteem verliezen we wel eens uit het oog hoe caleidoscopisch de Amerikaanse politiek is. Verkiezingen forceren een binaire keuze, merkt Packer terecht op.
Een hoofdstuk over equality exploreert wat er valt te generaliseren in een land van meer dan 330 miljoen mensen. De eenheid van denken is het land, is Amerika. Armoede is een nationale keuze. Geweld, veel geweld, is het product van twee aspecten van de Amerikaanse geschiedenis: slavernij en de frontier. Maar zoals Packer Albert Murray citeert: de zogenaamd blanke en zogenaamd zwarte mensen in de VS lijken op niemand anders in de wereld zoveel als dat ze op elkaar lijken. Packer wil liever over klasse praten dan over ras, liever over gelijkheid als aspiratie. Niet gelijkheid van uitkomst, maar gelijkheid als burgers.
Hij blijft hoop houden zo blijkt in zijn hoofdstuk Make America America again. Het is een ietwat wanhopige hoop. ‘I don’t think we are dying’, schrijft hij. Onuitgesproken Lincolns eerste inaugurele rede aanroepend (‘We are not enemies, but friends’) schrijft hij ‘We aren’t strangers, not even in a nation of 330 million’. We slagen er niet in om de burger duidelijk te maken dat de overheid, de expressie van de samenleving, iedereen een beter leven kan geven. Daar moet het beginnen, zegt Packer. Duidelijk maken dat er een overheid staat aan jouw kant. Het is een heidens karwei, waarin Joe Biden faalt, net als Clinton en Obama voor hem. ‘Willen we we samenleven?’, verzucht Packer in de epiloog.
Ik las de eerste versie van het vier Amerika’s in The Atlantic, het tijdschrift waarvoor Packer werkt. Ik bewonder zijn journalistiek en dit boek bevestigt de kracht van zijn analyse en zijn vaardigheid als schrijver. Als ik een punt van kritiek heb dan is dat het boek oogt als vijf tijdschriftartikelen. Ze hebben wel een link, met name het concept ‘gelijkheid’ (equality), maar het hoofdstuk Equalizers is vooral een biografisch essay met drie personen die inderdaad historisch een dergelijke rol speelden: de journalist en uitgever Horace Greeley, de minister van Arbeid van Franklin Roosevelt Frances Perkins en de burgerrechten activist Bayard Rustin. Interessant maar het voelt als vulling.
Last Best Hope is een fascinerend lang essay. Het zet aan het denken, het rammelt aan je eigen vooroordelen zoals een goed essay moet doen. Packers optimisme dat het uiteindelijk wel goed zal komen wordt niet helemaal gedragen door zijn verhaal over wat er allemaal fout is gegaan. Er zijn geen kant en klare handvaten, je mag hopen dat er iemand opstaat die haar land bij de lurven pakt en terughaalt van de rand van de afgrond. Hopen dat het goed komt is uiteindelijk niet meer dan dat.
(Ik heb de Engelstalige versie gelezen, niet de Nederlandse vertaling onder de titel De laatste redding, die me krom en misplaatst lijkt.)