De nieuwe roman van Philip Roth heeft nogal wat opwinding veroorzaakt. Roth heeft niet alleen de schrijversvrijheid genomen om een stukje geschiedenis te herschijven maar heeft dat, ook door zijn eigen publicaties er omheen en door de publicatiedatum van het boek, willen laten gelden als metafoor voor deze tijd.
Waar gaat het om? In het Complot tegen Amerika laat Roth, die als zevenjarige jongen, wonend in een joodse buurt in Newark, de hoofdpersoon is, de verkiezingen van 1940 winnen door Charles Lindbergh. Lindbergh is de man die in 1927 op zijn eentje de Atlantische Oceaan overvloog en daaraan nationale en wereldfaam ontleende. Lindbergh werd in de jaren dertig geleidelijk aan ook een bewonderaar van Hitler en van wat de dictator met Duitsland deed. Hij nam zelfs een medaille in ontvangst van Hitler, in 1938. In woord en geschrift toonde Lindbergh zich isolationistisch, dat wil zeggen tegen Amerikaanse stellingname in een oorlog in Europa, anti-New Deal en anti-Roosevelt en niet een beetje anti-Joods.
Roth laat Lindbergh op volkse manier de verkiezingen van 1940 winnen. De nieuwe president zet vervolgens een sluipend proces van anti-joodse maatregelen in, waarbij hij de joodse woonwijken uit elkaar wil trekken om de joden beter te integreren in de Amerikaanse samenleving (terwijl de jonge Roth net als zijn vader meent dat Amerika het joodse thuisland is). Roth noemt het fascisme, Amerikaanse fascisme, en hij maakt er in zijn boek de dominante Amerikaanse stroming van tussen 1940 en 1942 (als in december Pearl Harbor plaats heeft, een gebeurtenis die Roth een jaar heeft opgeschoven).
De angst die de familie Roth in de greep krijgt, vooral de vader, is wurgend. Het laatste hoofdstuk van het boek heet ‘voortdurende angst’.
De schrijver die van de geschiedenis een fictief alternatief maakt, zet zichzelf voor een haast onmogelijke taak. Het moet geloofwaardig zijn, hoewel we weten dat het anders is gelopen. Je mag de kennis van later niet gebruiken om die andere geschiedenis in te kleuren, al doet de schrijver dat natuurlijk automatisch, anders zou hij niet tot de keuze voor een alternatief verhaal komen. Roth slaagt er naar mijn smaak niet om om het boek geloofwaardig te maken. Noch op het historische vlak, noch als verhaal.
Historisch is gemakkelijk te zien waar hij faalt. Inderdaad, Amerika was isolationistisch in de jaren dertig en net als Roth was ik gefrappeerd door de beschrijving van dat isolationisme in de autobiografie van Arthur Schlesinger. Maar om van dat isolationisme (en niet te vergeten de afkeer van Franklin Roosevelt in Republikeinse kringen) een kandidatuur van Lindbergh te maken en hem zelfs te laten kiezen, dat kan me niet overtuigen. Senator Robert Taft was de leidende isolationist maar zelfs hij wist in 1940 de Republikeinen niet over te halen hem te nomineren, zodat de relatief onbekende zakenman Wendell Wilkie de kandidatuur kreeg – een internationalist, nota bene. Het leidt ook tot wat frictie, aangezien het de Republikeinen waren die juist te hoop liepen tegen de ‘dictatuur van Roosevelt’, die met zijn derde termijn alle precedenten schond op dit terrein. Om ‘dictator’ Roosevelt te laten verslaan door ‘fascist’ Lindbergh, vergt wel erg veel van de lezer. Maar goed. De daarna sluipende verfascistisering van het land komt, in elk geval bij deze lezer, nooit goed uit de verf. De samenwerking van Lindbergh met bereidwillige ambitieuze joden om het spreidingsplan te realiseren – overigens op semi-vrijwillige basis, dwz. via de werkgever – werkt aardig als referentie aan de samenwerking die joodse leiders vaker boden bij het bewerken van de ondergang van hun geloofsgenoten. Maar het congres heeft blijkbaar geheel zijn zinnen verloren. In het boek komt ook geen referentie voor aan de segregatie, de daadwerkelijke onderdrukking van een raciale groep in dat Amerika van Roosevelt, wat me geleidelijk aan toch begon te irriteren.
President Lindbergh sluit uiteindelijk een verdrag met Duitsland om Amerika buiten de oorlog te houden. Het land is dankbaar en volgt hem blindelings, al wordt niet helemaal duidelijk waarheen.
Enfin, helemaal ongeloofwaardig wordt het als het complot van de titel uiteindelijk, in 1942, ontrafelt. Het blijkt dat het zoontje van Lindbergh, dat in 1933 is vermoord – waarvoor een Amerikaan met een Duitse naam is geëxecuteerd – in leven blijkt, want toentertijd gekidnapt door de Nazi’s. Lindbergh wordt, kortom, gechanteerd door de Duitsers en doet wat zij willen om zijn zoon te redden. Uiteindelijk verdwijnt Lindbergh op een van zijn vliegtochten waarmee hij het land charmeert, waarna zijn vice president Wheeler een dictatuur uitroept die een paar dagen stand houdt, gelardeerd met progroms en arrestaties van zowat iedereen van enige betekenis.
Ten slotte komt, als een deus ex machina, Roosevelt weer terug. Een speciale verkiezing brengt hem eind 1942 weer aan de macht, voor een uitgestelde derde termijn. Pearl Harbor volgt en de geschiedenis valt weer terug in zijn gebaande sporen.
U zult mij hopelijk niet kwalijk nemen dat ik moeite heb met deze fictieve constructie. Ik weet niet goed wat Roth er mee wil – afgezien van de altijd kwellende vraag, kan het ook hier gebeuren? En de link, die onder meer de bespeker in de New York Times legde, met het huidige tijdsgewricht – George W. Bush als een proto-fascist met de tendens om burgerrechten te ondermijnen – vind ik vergezochte onzin. En als het nou goed geschreven was, althans in een meeslepende stijl en met hoofdpersonen waarmee je je kunt vereenzelvigen … Niet dus. Ik vond het een uiterst teleurstellend boek. Aan iemands fantasie hoef je geen eisen te stellen, als hij maar overtuigt. Maar wie probeert de geschiedenis een tweejarig huppeltje de andere kant op te geven, die moet wel heel erg overtuigend zijn. Roth is dat niet. Zijn favoriete president, Franklin Roosevelt, was in werkelijkheid erg genoeg toen hij na Pearl Harbor alle Japanse Amerikanen liet opsluiten in kampen. Voor een echt horror verhaal heb je geen fictie nodig.