American heiress. The Wild Saga of the Kidnapping, Crimes and Trial of Patty Hearst door Jeffrey Toobin. New York, $ 28.95
De foto is iconisch. Een jonge vrouw met lang zwart haar en een baret, in haar handen een machinegeweer. Op de achtergrond een zwarte muurschildering, een soort karikatuur van Chinese kalligrafie. De vrouw ziet er vastberaden uit of misschien leeg, de lippen strak. Het voorjaar 1974 en de vrouw is Patricia Hearst, de kleindochter van de krantenmagnaat William Randolph Hearst. De muurschildering is een zeven-hoofdige cobra, het symbool van de Symbionese Liberation Army (SLA), een van die gestoorde groepen begin jaren zeventig die meenden dat als ze maar ergens de revolutie begonnen de wereld als vanzelf achter hen aan zou lopen. De groep had zich de haat van veel alternatieven op de hals gehaald door een zwart schoolhoofd in Oakland te vermoorden.
Hearst was begin februari door de SLA gekidnapt. In apri4l zou ze, in zowat dezelfde pose, te zien zijn op de beveiligingscamera’s van een bank die de SLA had overvallen. Op bandjes had Hearst verklaard dat ze lid geworden was van de club die haar had ontvoerd, drie mannen en vijf vrouwen. De foto in de bank kon genomen worden omdat ze expres zich liet zien, het bewijs van haar overlopen naar de revolutie.
Een maand later kwamen zes van de SLA leden in Los Angeles om in een shoot out met de politie. Hearst en twee andere leden waren ergens anders, in een vuurgevecht na een domme winkeldiefstal. De resterende drie namen contact op met sympathisanten in San Francisco, die onderdak boden. Tijdens een latere bankoverval zou een dodelijk slachtoffer vallen. De drie SLA leden, inclusief Hearst bleven een jaar uit handen van de FBI, twee keer het hele land doorreizend. Er waren talloze gelegenheden waarbij Patricia Hearst, als ze dat gewild had, had kunnen opstappen en zich bij het dichtstbijzijnde politie bureau melden. Ze deed dat niet, daarmee bevestigend wat ze had gezegd: ze was echt overgestapt.
Tijdens haar proces, voorjaar 1976, was de vraag uiteraard of ze die overstap had gemaakt uit angst, was gebrainstormd of zichzelf had omgepraat in een variant op het toen nog niet zo benoemde Stockholm syndroom, of dat ze werkelijk overtuigd was. Dát ze een andere leven wilde, was duidelijk zoals Toobin in zijn uitstekende boek laat zien. Haar verloofde, een dertiger die haar als vrouwtje behandelde, zette het tijdens de kidnap op een rennen en ging als lafaard de boeken in. Hearst wilde het aangekondigde huwelijk al ontlopen en er was zelfs speculatie dat ze de hele zaak in scene had gezet.
Het is gemakkelijk te vergeten hoe onaangenaam de vroege jaren zeventig waren. Toobins eerste hoofdstuk heet Nervous Breakdown Nation. De vreugde en bevrijding van de jaren zestig was na de Summer of Love overgegaan in een krampachtige groepsvorming, van communes van verarmde hippies tot groepen geleid door dictatoriale types, soms een combinatie van beide. Het was allemaal verlopen, had zijn frisheid en originaliteit verloren en dat gold zelfs voor de treurige muziek van die jaren. Geweld was aan de orde van de dag. Er was sprake van honderden bomaanslagen, gewelddadige bankovervallen en vliegtuigkapingen. Politieke groeperingen gingen tijdens de Nixon jaren overboord en verbrokkelden in varianten op de Manson bende, volgelingen van een psychopaat die in de zomer van 1969 een aantal moorden pleegden. Er waren de Zodiac Killer en de Zebra moordenaars die een week voor de ontvoering van Hearst vijf mensen hadden afgeslacht.
Er was de Weather Undergound die de Amerikaanse overheid omver wilden werpen en daartoe bommen gebruikten. In Europa zouden de Rode Brigades en de Rote Armee Fraction verschijnselen zijn van dezelfde trend. De Symbionese Liberation Army was een variant op dat patroon: marginale types geleid door één persoon met een crackpot ideologie, bij elkaar gesprokkeld uit boeken van Marx en Gramsci tot Frantz Fanon.
Toobin, een stafschrijver van de New Yorker, probeert te exploreren wat er gebeurde tijdens de 57 dagen dat Hearst geblinddoekt gevangen werd gehouden, waarna ze Tania werd en bankrover. Was ze uit op zelfbehoud of toont Hearst in verscheidene stadia van haar leven – niet alleen hier – een zoeken naar iets om haar leven inhoud te geven? Toobin komt er niet helemaal uit. Dat hoeft ook niet want de caleidoscopische beschrijving van haar leven is intrigerend genoeg om de lezer zelf te engageren. Voor Toobin was Hearst altijd een ‘rational actor’ die zich aanpaste. In de cel, na haar arrestatie, werd ze weer het keurige Hearst meisje. Ze begon in de gevangenis met revolutionaire prietpraat en eindigde met de vraag om eye liner.
Haar proces was een glamourgebeuren, enkel te vergelijken met het O.J. Simpson proces in de jaren negentig (waarover Toobin ook een boek schreef). Toobin is een juridisch expert en hij maakt de verschillende fases van Hearst proces buitengewoon begrijpelijk, een kunst op zich in het ondoorgrondelijke Amerikaanse strafrechtsysteem. Hearsts vader had een top advocaat ingeschakeld, de toen beroemde F. Lee Bailey, die haar verdediging grondde op ‘coercive persuasion’. Bailey bleek een zelfingenomen patser die fouten maakte, maar dank zij de Hearst naam kwam Patricia er vanaf met twee jaar, bijna de tijd die ze er al had zitten. Voor de overval waarin de dode viel, werd ze nooit berecht.
Toobin slaagt er goed in de individuele verhalen die tot deze soms tragikomisch aandoende avonturen leidden te beschrijven en met compassie te behandelen, zodat je ook begrijpt wat de hoofdpersonen dreef, maf als ze waren. Dat geldt ook voor de vader van Patricia Hearst, een plutocraat die gewoon een bezorgde vader werd. De verloofde van Patricia Hearst, Steven Weed, die ze binnen een maand uit haar leven zette en die ze sindsdien ook nooit meer heeft gesproken, komt er minder goed vanaf.
Patrica Hearst zelf is de interessantste persoon. Er is geen eenvoudige antwoord om te begrijpen wat ze deed en waarom. Ze was uiteindelijk wel een kidnap slachtoffer. Toobin is streng als hij Hearst haar zelfmedelijden kwalijk neemt na het uitdienen van haar gevangenisstraf. Ze weet president Carter zover te krijgen dat hij gratie verleent op een straf die al opgeschort was. Daarover windt Toobin zich terecht op. De gevangenissen zitten vol met mensen die zonder dat zo te bedoelen in slecht gezelschap raakten en domme dingen deden – minder zware vergrijpen dan Patricia Hearst pleegde. Dat die mensen niet met de vergevinsgezindheid worden behandeld die Hearst ten deel viel, is een bewijs van de voordelen van rijkdom, macht en bekendheid, vindt hij. Dat Hearst zelf een mysterie blijft, althans het raadsel rondom haar niet wordt opgelost, maakt Toobins boek een fascinerend verhaal.
Frans Verhagen