Gepubliceerd in De Groene, 6 mei 2010
The Bridge. The Life and Rise of Barack Obama door David Remnick.
Knopf, 2010. $ 29,95 ISBN: 978-1-4000-4360-6
De brug. Leven en opkomst van Barack Obama door David Remnick
Bezige Bij, 2010. € 29,95 ISBN: 978-90-234-63160
President Obama is een zwarte man, Afro-Amerikaans in politiek correct idioom. Het zal u niet ontgaan zijn. Obama's karakterontwikkeling draagt daarvan de sporen, zoals Lyndon Johnson een product was van het Texaanse platteland, Bill Clinton opgroeide met een alcoholische stiefvader in achterlijk Arkansas en George W. Bush een verwend kind was van de Amerikaanse aristocratie.
Eerlijk gezegd, nu Barack Obama president is, interesseert het me weinig meer dat hij zwart is, op Hawaii geboren, of wat hij precies deed in 1985 of 1992. Die informatie was allemaal belangrijk voor 8 november 2008. Je wilde weten wat voor man hij was, wat je van hem mocht verwachten. Nu doet dat het er niet meer toe. Dat hij een zwarte huidskleur heeft, valt niet meer op. Obama is Obama. President sinds 20 januari 2009.
Hoe hij het doet, dát is nu belangrijk. Vandaar dat ik niet bijzonder opgewonden kon raken van alweer een Obama biografie die zijn ontwikkeling als zwarte man traceert. De Brug doet precies dat. Het begint met de brug in Selma, een belangrijk punt in de strijd om de burgerrechten en een mooie metafoor voor Obama's werkwijze: het slaan van bruggen.
Niet veel journalisten schrijven zo'n mooi proza als David Remnick, de hoofdredacteur van de New Yorker. Jaloersmakend. Jammer dat ook hij ten slachtoffer valt aan de wordprocessor diaree en een boek aflevert van bijna 700 pagina's. De Brug gaat zo in detail dat ik me in gemoede afvraag wie ermee gediend is dat Remnick een bekend verhaal nog een keer vertelt, nu met vier of vijf extra getuigen, en ophoudt bij Obama's verkiezing. Heeft Remnick genoeg nieuws ontdekt om dit boek te rechtvaardigen? Vertelt hij wellicht een bekend verhaal op zo'n manier dat het leidt tot beter begrip van Obama als president?
Het boek begint met een fors hoofdstuk over Kenia en de politieke en familiale achtergrond van Obama's vader: interessant maar het werpt geen nieuw licht op zijn zoon. We krijgen een wat meer afgerond beeld van Obama's moeder. De multiraciale samenleving op Hawaii en Obama's niettemin ongemakkelijke positie daar, idem dito.
Het verhaal van de organizer Saul Alinsky kenden we al.
Nieuw voor mij was dat Obama aan Columbia University seminars volgde over kernwapens en non proliferatie. Ik studeerde zelf Internationale Betrekkingen aan Columbia, twee jaar voor Obama, waar we college kregen van ex-SALT onderhandelaars. We waren ‘guns and bombs' experts met kennis van MIRV's, MARV's, SLBM's en zo nog wat afkortingen, wisten precies hoeveel kernkoppen iedereen had. Het verklaart iets van Obama's interesse in non proliferatie – zijn streven naar een kernwapenvrije wereld, maar vooral zijn superbe voorzitterschap van wat de facto een seminar was van 47 regeringsleiders over kernwapens, begin april in Washington.
Remnick geeft een mooie analyse van Dreams of my Father, Obama's in 1995 verschenen autobiografie. Naarmate Obama's politieke carrière zich meer in het openbaar afspeelt, heeft Remnick minder nieuwe informatie of inzichten toe te voegen.
Vanuit Remnicks' focus op ras krijgt het boek dan ook een zekere onevenwichtigheid. De campagnes om Hillary Clinton te verslaan en daarna John McCain lijken alleen daarover te gaan. Het onlangs verschenen campagneboek van Mark Halperin en John Heilemann, Game Change, heeft dan meer te bieden.
Ik was niettemin gulzig aan Remnicks boek begonnen, in de hoop antwoord te krijgen op een paar vragen die me bezig hielden. Toen ik zelf een biografisch boekje schreef over Obama (Barack Obama in een notendop, geheel gebaseerd op secundaire bronnen) vielen me een paar dingen op. Barack Obama is een man van paradoxen. Zijn afwezige vader, de zwarte man in het gemengde huwelijk, bepaalde Obama's zoektocht naar identiteit. Zijn ook vaak afwezige moeder, een rusteloze antropologe, deed Obama zoeken naar stabiliteit en een gevoel van plaats. Beide aspecten lokten Obama naar Chicago met zijn hechte zwarte gemeenschap en maakten dat hij trouwde met Michelle, intellectueel zijn evenknie en een wonder van stabiliteit.
Tegelijkertijd is Obama's dagelijks leven sinds begin jaren negentig minstens zo onrustig als dat van zijn moeder. Als politicus sjouwde hij van hot naar her, voerde eindeloos campagnes en was daarin nogal egocentrisch en zelfzuchtig – waarin hij ongemakkelijk veel lijkt op zijn vader.
Obama's huwelijk met Michelle heeft daardoor een aantal keren op scherp gestaan, zoveel wordt wel duidelijk uit de beperkte informatie die de Obama's over hun privé besognes prijsgeven. Remnick suggereert spanningen maar gaat er niet op in. Zonder nou direct alle ins en outs te willen weten, vind ik dat jammer. Mijn stellige overtuiging is dat Michelle zich tegenstribbelend heeft moeten neerleggen bij Baracks ambitie en dat de campagne van 2007/2008 geschiedde onder haar voorwaarde dat het absoluut de laatste keer zou zijn. Een deel van de paradox is dat Obama nu pas in het Witte Huis de rust heeft van zijn gezin dagelijks om zich heen, voor het eerst in twintig jaar.
Een andere paradox is dat Barack Obama weliswaar koos voor zijn zwarte identiteit (we zeggen dat steeds zo, zo geweldig veel keuze had hij natuurlijk niet) maar dat zijn hele campagne én zijn presidentschap erop gericht zijn om dat zwart zijn als bijzaak neer te zetten. Obama concentreerde zich niet op groepsgerichte onderwerpen. Hij probeerde steeds all round te zijn, te bouwen op zijn indrukwekkende persoonlijke kwaliteiten. Dat alles kwam samen in die campagne voor het presidentschap waarin hij tegelijkertijd kandidaat was als zwarte man en als de meest belovende politicus van zijn generatie.
Een reïncarnatie van Bill Clinton, mét diens intelligentie en compassie, maar zonder diens narcisme en dweepzucht. Iemand die een lang gekoesterd progressief liberaal ideaal kon verwezenlijken: het welsprekend uitleggen waarom een overheid bestaat en wat voor rol die kan en moet spelen in een cut throat samenleving als de Amerikaanse.
Het meest opmerkelijke aan de verkiezingen van 2008 en de verkiezing van Obama vond ik juist dat ras eigenlijk geen rol speelde. Ik zeg dat met enige reserve want natuurlijk was de vuurspuwende dominee Jeremiah Wright bijna Obama's ondergang geworden en werd er regelmatig onder de gordel gestoten.
Tegelijkertijd stelde die domineecrisis Obama in staat om én zijn grote toespraak over ras in Amerika te houden én Wright te dumpen. Kiezers beoordeelden Obama uiteindelijk op zijn merites en dát was de grote doorbraak. Zwart zijn deed er niet meer toe. Obama was de enige smaak. De debatten waren wat dat betreft exemplarisch. Na het eerste debat had de bejaarde John McCain zichzelf al buitenspel gezet, waardoor de twee latere debatten alleen nog maar gingen over de vraag of deze relatief onervaren senator alles in huis had wat een president nodig heeft. De onnozele Sarah Palin werd nog als pitbull op pad gestuurd met ‘hij is anders' retoriek maar dat had geen enkel effect.
Los van de aanhangers van racistische opjutters in de opinieradio en televisiewereld, zoals de schaamteloze Rush Limbaugh en vuilspuiter Glenn Beck van Fox News, heb ik de indruk dat de meeste Amerikanen kleurenblind naar hun president kijken. Ze zien geen zwarte man maar gewoon de president, met wie ze het al of niet eens zijn.
Voor Remnick, gefocust op ras, is dat te eenvoudig. Hij wil het er steeds maar over hebben. Het is de kracht én de zwakte van zijn boek. Wie Obama ziet als de volgende fase van de strijd om de burgerrechten wordt op zijn wenken bediend, wie Obama ziet als een postraciale politicus en eigenlijk wel genoeg heeft van het gedoe over ‘zwart zijn' komt wat minder aan zijn trekken.
Ik ben meer geïnteresseerd in zijn presidentschap. Wat er daar voor mij uit springt is dat Barack Obama blijkbaar grote moeite heeft gehad om te accepteren dat hij daadwerkelijk macht heeft. Anders dan in de beschreven periode hoeft hij niet steeds alles bij elkaar te houden.
Hij heeft nu politiek kapitaal en dat moet je gebruiken. Soms moet je dingen erdoor rammen. Dat past niet bij de Obama die zich een weg baande naar het Witte Huis maar het zou wel moeten passen bij een president die dingen gedaan krijgt. Terugkijkend op met name de wetgeving over de ziektekosten valt Obama een aantal dingen te verwijten. Hij formuleerde de doelstelling niet voldoende helder. Hij besteedde het handwerk uit aan het congres. Hij gebruikte zijn retorische kracht niet. Hij hoopte te lang dat hij op zijn favoriete manier bruggen kon bouwen en iedereen aan boord kon krijgen. Barack Obama, kortom, was niet politiek genoeg. Hij was te veel de schmoozer en de gladstrijker die je zou verwachten op basis van zijn biografische gegevens.
Ik aarzel om De Brug een overbodig boek te noemen, maar in elk geval is het niet het boek waar we nu op zitten te wachten. Over een jaar of tien kan het misschien gelden als de beste pre-presidentiële Obama biografie. Voor nu is het een goed geschreven herhalingsoefening waarin ik weinig nieuws heb kunnen ontdekken.
Een stimulans voor contemplatie over Barack Obama maar de vele lezers van Obama's eigen boeken en degenen die erom heen gelezen hebben – dat moet de doelgroep zijn van deze baksteen – zullen dit allemaal al weten. De Nederlandse vertaling kent weinig foutjes, een van de meer storende was de vertaling van een ‘alderman' als wethouder: zo heten leden van de gemeenteraad in Chicago. En in een amusante vergissing zijn Bill en Hillary Clinton in de index samengesmolten tot Clinton, Bill.
Vooralsnog heeft Obama geen bruggen weten te slaan. In een recent interview gaf de president als zijn grootste falen aan dat hij er niet in is geslaagd de bevolking direct bij zijn beleid te betrekken. Onder de grote werkdruk en weer snel vergeten crisisomstandigheden heeft Obama zijn grootste kwaliteiten niet of onvoldoende gebruikt.
Hij heeft van het presidentschap geen ‘bully pulpit' gemaakt, zoals zijn qua energie en intelligentie vergelijkbare voorganger Theodore Roosevelt. Een president heeft de macht om koppen tegen elkaar te slaan en toch boven de partijen te staan. Obama heeft een jaar nodig gehad om te ontdekken dat hij die macht ook moet gebruiken, dat hij als top dog nu niet meer de discussie gaande moet houden, zoals in de collegezaal en de campagne, maar dat hij zelf beslissingen moet nemen en die moet verkopen. Gelukkig voor hem en voor ons moet het grootste deel van zijn politieke biografie nog geschreven worden. Dat moet niet de brug worden maar de preekstoel.
Frans Verhagen