De Duitse grootvader van Donald Trump kwam Amerika binnen via Ellis Island, waar hij geregistreerd staat als Frederick Trumpf. Hij sprokkelde een kapitaal bijeen in de goldrush eind negentiende eeuw, maar toen hij terug wilde naar Duitsland werd hij daar geweerd omdat hij de militaire dienst had ontweken. Trumps moeder was Schots. Twee van zijn drie echtgenotes zijn immigranten.
Trumps ambassadeur bij de Verenigde Naties, Nikki Haley, is de dochter van Indiase immigranten, de moeder van minister van Defensie James Mattis kwam uit Zuid-Afrika. Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Namen als Ryan Zinke, Andrew Puzder, Elaine Chao, Betsy Devos en vele anderen in de regering-Trump laten zien dat ze een immigratie-achtergrond hebben. Sean Spicer, Steve Bannon en Kellyanne Conway, de eerste twee binnen een jaar na Trumps aantreden alweer vertrokken, hebben Ierse wortels en zijn daar trots op.
In dit opzicht vertegenwoordigt de regering-Trump perfect de gemiddelde Amerikaan. Als je een beetje dieper graaft, vind je in de achtergrond van vrijwel elke Amerikaan een immigrant. Amerika is een land van immigranten. Toch zit Amerika nu met een immigratievijandige regering en werd Trump gekozen door Amerikanen die alleen maar negatieve effecten zien van immigratie. Trumps belofte om een muur te bouwen tussen Mexico en de Verenigde Staten was een cruciaal onderdeel van zijn verkiezingscampagne. De kiezers reageerden enthousiast. Zouden ze hun geschiedenis vergeten zijn?
Het land werd aanvankelijk gekoloniseerd door Engelsen, Fransen, Hollanders en Zweden. Een aantal zuidelijke plantagehouders kwam uit het Caribisch gebied. Honderdduizenden Afrikanen werden, soms via dat Caribisch gebied maar meestal direct, naar Amerika gebracht. Natuurlijk waren zij geen immigranten, zoals Trumps minister van Huisvesting meende, zelf nota bene een Afro-Amerikaan. Ze waren slaven.
Vanaf ongeveer 1830 kwam een enorme immigratiestroom op gang. In Duitsland verdwenen traditionele banen en door betere gezondheidszorg groeide de bevolking er explosief. Boerenzonen konden geen eigen bedrijf vinden. Mensen gingen op zoek naar een beter leven dan hun wachtte in eigen land. Dit soort factoren noemen we de push factor: redenen om weg te gaan. Er moet ook een pull factor zijn: een aantrekkelijke bestemming. Amerika was dat land. Er was behoefte aan landarbeiders, er was eindeloos veel grond en het was relatief gemakkelijk om de oceaan over te steken, al was de reis van soms zes weken geen pretje.
Duitsers kwamen van het platteland en bleven in Amerika niet in de steden hangen. Ze kwamen niet om Amerikaan te worden, ze kwamen voor een beter leven. Zoals alle immigranten van alle tijden deden ze dat door in Amerika hun Europese manier van leven gewoon voort te zetten. Ze hercreëerden als het ware de dorpen die ze hadden achtergelaten. Zo ontstonden in het Midden-Westen en Texas talrijke Duitse gemeenschappen met Duitse scholen, kranten, politieke organisaties.1
Je zou het niet verwachten, maar de Duitsers maakten van Amerika een leuker land. Ze brachten bier en bratwurst mee, maar ook Beethoven en Goethe, en terwijl ze zelf geleidelijk aan Amerikaans werden, veranderden ze het land. Ze maakten Amerika losser, minder streng protestants, minder saai. Ze brachten cultuur en ontspanning naar een kale frontier-samenleving.
Ze werden na 1845 gevolgd door twee miljoen Ieren die de langdurige hongersnood in hun land ontvluchtten. Ieren en ook veel Duitsers waren katholiek, en hun geloof veroorzaakte het eerste grootscheepse verzet tegen immigranten. Katholicisme ging in tegen alles waarop de protestantse Amerikanen trots waren: individualisme, zelf interpreteren van de Bijbel, zelf kiezen van predikanten, en een politiek systeem doordrenkt van protestantse elementen. Katholieken hadden een hogere macht, de paus, ze brachten hun eigen priesters mee en lazen de Bijbel niet. Ze bedreigden – in de vaste retoriek van immigratieonrust – de eigenheid, de identiteit van de Amerikanen.
Rond 1850 nam de haat tegen katholieken vormen aan die bekend in de oren klinken. Als je in kranten en brochures het woordje katholiek vervangt door moslim hoor je de toon van de discussie 150 jaar later. Met een onversneden antikatholiek programma haalde de National Party behoorlijk wat stemmen. De anti-immigratiegolf was een kortstondig fenomeen en verwaterde al weer snel toen de partij er niet in slaagde invloed te hebben op de presidentsverkiezingen en verdeeld raakte over slavernij.
Tijdens de goudkoorts, die in Californië in 1849 begon, kwamen tienduizenden Chinezen naar Amerika. Later werkten ze bij de aanleg van de spoorwegen, en toen dat voorbij was, begonnen ze eigen bedrijfjes. Zij werden het slachtoffer van een nieuwe anti-immigratiegolf toen ze in de recessie van de late jaren 1870 tot zondebok gemaakt werden. In 1882 ging Amerika op slot voor Chinezen in de Chinese Exclusion Act, de eerste werkelijke immigratiestop die Amerika kende.
Na de Duitsers, de Ieren, de Scandinaviërs en de Hollanders kwamen aan het einde van de negentiende eeuw ook nog eens miljoenen Polen, Russische joden en Italianen naar Amerika. Al deze groepen maakten eenzelfde soort ontwikkeling door: hun kinderen werden Amerikaanser, maar werden vaak niet geaccepteerd, terwijl de derde generatie gewoon deel was van de Amerikaanse meltingpot.2 De grote aantallen, gecombineerd met een nieuw soort nationalisme dat met de Eerste Wereldoorlog zijn intrede deed, leidde tot de volgende golf van anti-immigratiesentiment. Na een paar vergeefse pogingen werd in 1924 de Amerikaanse grens vrijwel helemaal gesloten voor immigranten.
In 1965 gebeurde het omgekeerde: immigratie werd weer mogelijk gemaakt. De politici verwachtten dat vooral Europeanen zouden komen, maar daar was de pushfactor weggevallen. Wel kwamen steeds meer hispanics uit Zuid-Amerika, en Aziaten, onder wie veel Vietnamezen die de oorlog en zijn naweeën ontvluchtten. Door ruime gezinsherenigingsregels groeide het aantal immigranten exponentieel. Het is deze ontwikkeling, gecombineerd met de aanwezigheid van miljoenen illegale immigranten, die heeft geleid tot nieuwe anti-immigratiegolven, in de jaren negentig al in Californië en sinds 2008 in heel Amerika.
In Hacienda Heights, een voorstad van Los Angeles, zie ik bij elk bezoek aan mijn Chinees-Amerikaanse schoonouders de immigratiesamenleving aan het werk. Hoewel immigranten razendsnel Amerikaan worden, houden ze altijd hun etnische wortels. Ze blijven vaak bij elkaar in de buurt wonen. Ik ben dat gewend van de andere etnische groepen die ik ken in Amerika. In eerste instantie gaan nieuwkomers graag bij elkaar zitten, mensen uit hetzelfde land, uit dezelfde provincie, soms zelfs uit hetzelfde dorp. In de Verenigde Staten worden concentraties van etnische groepen niet ervaren als een probleem. Integendeel, ze zijn trots op hun Koreatown, Little Japan en Little India. Ook als ouders in die omgeving niet Engels leren, dan doen de tweede en derde generatie dat wel degelijk. Ze moeten wel en ze willen ook – je moet uiteindelijk functioneren in een Engelstalige wereld.
Is het erg dat de cultuur van het oorspronkelijke thuisland in stand blijft in het nieuwe land? Natuurlijk niet. Voor immigrantengroepen is dat een positief gegeven, het biedt identiteit, naast het Amerikaan zijn, dat een nieuw en aantrekkelijk houvast biedt. Die etnische identiteit verwatert vanzelf. De meeste etnische wijken versplinteren of verschuiven. Zo ging het met de Polen, de Italianen, de Koreanen en de Chinezen.
Elke groep immigranten heeft problemen en belemmeringen gekend. Maar meestal waren de gevaren en risico’s minder groot dan wat ze thuis hadden meegemaakt, en de beloning waard. Ze gingen niet voor niets weg. Tweede generatie etnische Amerikanen bengelen misschien tussen twee culturen in, maar de Amerikaanse cultuur is veel te verleidelijk, veel te dominant. Hun kinderen weten al niet beter. Ze worden onherroepelijk Amerikaans, zoals die kleinzoon van Frederick Trumpf.