Er wonen zo’n 11 miljoen illegale immigranten in Amerika, dat ruwweg 330 miljoen inwoners telt. De meeste illegalen zijn hispanics uit Mexico en diverse Midden-Amerikaanse landen, die ooit de grens wisten over te steken. Een groot aantal van hen is al heel lang in Amerika. Ze hebben een belangrijke rol in de economie omdat ze banen vervullen die Amerikanen niet willen, tegen lonen die Amerikanen niet zouden accepteren. Als ze alle 11 miljoen zouden vertrekken zouden er serieuze problemen ontstaan.
Bij mijn schoonouders wordt de tuin tweewekelijks schoongeblazen door een paar mannen met een pick-uptruck. Hispanics. Ze worden contant betaald. Geen idee of ze illegaal in Amerika zijn. Het zou goed kunnen, waarom zou je ernaar vragen? In restaurants van Los Angeles tot Chicago, van Miami tot Seattle, worden de borden gewassen door illegalen. De groenten en het fruit in de Central Valley van Californië, het vruchtbare middendeel, waar een groot deel van de Amerikaanse sla, asperges, broccoli, druiven en tomaten vandaan komt, worden geoogst door illegalen.
De meeste Amerikanen zijn zich daarvan wel bewust, maar hebben zich toch door Donald Trump laten opjuinen dat de aanwezigheid van deze illegalen een geweldig probleem is. Voor zover dat waar is, had het al opgelost kunnen zijn. In 2013 leek een coalitie van Democratische en Republikeinse senatoren in staat om nieuwe wetgeving te maken waarin de al aanwezigen een mogelijkheid tot legaal verblijf werd aangeboden, in combinatie met strengere grenscontrole. Het wetsontwerp werd door de Senaat aangenomen maar sneuvelde in het Republikeinse Huis van Afgevaardigden. Het gevolg was dat niemand er zijn vingers aan durfde te branden – tot Trump het een campagneonderwerp maakte.
Volgens sommige onderzoeken kosten immigranten meer aan overheidsvoorzieningen dan ze aan belastingen betalen. Andere onderzoeken laten juist zien dat de VS op de lange termijn elke investering in de kinderen van immigranten terugwint. Maar dit soort gegevens doen er niet toe in een politieke campagne. Conservatieve Republikeinen weten heel goed dat Amerikanen een grotere hekel zullen hebben aan overheidsprogramma’s als ze denken dat die illegalen helpen, en ze zullen dit verhaal dus blijven gebruiken.
Dat schiep het klimaat waarin anti-immigratiesentiment een hoofdrol kon gaan spelen in de campagne van 2016. Het was natuurlijk Donald Trump die zijn campagne begon met een tirade tegen Mexico, dat Amerika zijn slechtste mensen zou sturen: drugshandelaars, verkrachters en misdadigers. Hij beloofde een muur te bouwen, ‘a big, beautiful wall’, waarvoor hij de rekening zou presenteren aan Mexico. Het niveau van Trumps beloften en argumenten zou tijdens de campagne alleen maar verder dalen.
Democraten dachten dat ze konden rekenen op kiezers met een hispanic achtergrond. Dat bleek een misvatting. In 2016 koos 29 procent van de stemgerechtigde hispanics voor Donald Trump, meer dan er in 2012 kozen voor Mitt Romney, dat jaar de Republikeinse presidentskandidaat. Misschien was een deel van hen conservatief (hispanics zijn vaak cultureel conservatieve katholieken), het kan ook zijn dat ze een hekel hadden aan illegale immigratie omdat die de status van legaal aanwezige hispanics ondermijnt. Of misschien zijn ze, precies zoals bedoeld, gewoon Amerikaans geworden en maken ze in alle vrijheid hun keuzes.
Het is niet zo dat Democraten altijd ronduit voor immigratie waren, integendeel. Progressief Amerika zag altijd de dreiging van neerwaartse druk op inkomens, vakbonden waren nooit enthousiast over nieuwkomers, ook al waren hun leden zelf ooit geïmmigreerd. Vandaar dat de veelbezongen progressieve presidentskandidaat Bernie Sanders in 2015 tegen open grenzen was. Hij slikte dat snel weer in en praatte verder niet meer over de ‘kosten van immigratie’.
In de campagne ging het er nauwelijks over. Clintons vicepresidentskandidaat Tim Kaine sprak vloeiend Spaans tijdens bijeenkomsten. Dat leek een positief punt, tot het een negatief punt bleek. Het is electoraal niet verstandig om Spaans te spreken tegen mensen die Amerikaans kiesrecht hebben. Een leuk gebaar, maar het zou met mate gebruikt moeten worden. Progressieven moeten Amerikanen er juist van overtuigen dat immigranten geen bedreiging zijn voor de nationale identiteit.1 Dan helpt het niet in het Spaans campagne te voeren, hoe goed bedoeld ook.
Voor het accepteren van nieuwkomers is het spreken van de taal cruciaal. Amerikanen staan positiever tegenover immigranten die vloeiend Engels spreken. De nieuwste groepen hispanics doen daar langer over, deels omdat ze als illegalen op hun eigen gemeenschap moeten vertrouwen. De veelbesproken Dreamers, illegale immigranten die als kind (onder de zestien) vóór 2007 met hun ouders naar Amerika kwamen, kregen in 2012 van president Obama als ze aan bepaalde eisen voldeden een speciale regeling, die onder meer inhield dat ze zich moesten registreren, iets dat ze normaliter niet zouden doen. Zij spreken allemaal Engels en menigeen heeft dankzij de regeling een reguliere baan. Trump heeft aangekondigd de regeling terug te willen draaien, maar heeft het onderwerp doorgeschoven naar het Congres, omdat hij wel aanvoelt dat je niet zomaar 800.000 mensen kunt uitzetten die hun land van afkomst helemaal niet kennen. Trump leek open te staan voor een deal met de Democraten als zijn eigen partij zover niet wilde gaan. Of die deal enige substantie had, bleef onduidelijk.
Inmiddels heeft Trump ook het arrestatiebeleid voor illegalen verscherpt, hoewel hij van zijn campagnedreiging om ze alle 11 miljoen op te sporen en uit te wijzen nog weinig werk gemaakt heeft. Veel staten en steden hebben zichzelf een ‘sanctuary’ status gegeven, een veilige schuilplaats, en weigeren mee te werken aan het arresteren van illegalen die ze bij hun activiteiten tegenkomen. Of iemand illegaal in het land is, maakt voor de politie niets uit als een dergelijke persoon politiebijstand inroept – het argument is dat illegalen dit anders niet meer zouden doen en huiselijk geweld of andere problemen zouden verzwijgen. Of de staten en steden dit kunnen volhouden als de regering financiële consequenties gaat verbinden aan hun weigering staat te bezien. Maar het gaat om grote staten als Californië en een groot aantal van de grote steden elders.
Wie om zich heen kijkt, ziet dat Amerikaanse immigranten razendsnel opgaan in de cultuur van de mainstream, zoals de miljoenen voor hen deden. Ze worden gewoon Amerikaan, met behoud van eigen cultuur. Veel nieuwe Californiërs spreken Spaans of een van de Aziatische talen, en zijn cultureel gezien behoorlijk anders. En toch integreren hun kinderen zoals kinderen van immigranten dat al eeuwen doen. Ze hebben dezelfde materiële verlangens en dezelfde ambities als vierdegeneratie-Amerikanen.
Sterker, vaak zijn deze nieuwe immigranten succesvoller dan ‘oude’ Amerikanen. Ze werken harder. Dat is de reden dat slimme, hardwerkende Koreanen en Chinezen luie zelfvoldane blanke studenten de loef afsteken. Daarom doen Koreaanse groenteboeren het beter dan hun zwarte collega’s. Alle retoriek ten spijt zie je in Amerika een multiraciale kapitalistische samenleving waarin blanken in 2040 geen meerderheid meer zullen hebben. Je zou het integratie door middel van de markt kunnen noemen.