Hoe kon Hillary Clinton níét winnen? De Democratische kandidaat was ervaren, ze was progressief, ze was vrouw, ze droeg een bekende naam en kon claimen de erfenis van Obama te gaan beheren. Ze had ervaring met campagnes, iedereen kende haar, ze werd geholpen door de beste adviseurs die de Democraten in huis hadden. Haar tegenstander was een malloot, niet helemaal serieus te nemen.
Hoe kón ze verliezen? In haar boek What Happened probeerde Clinton het in september 2017 op een rijtje te zetten. De voorspelbare schuldigen passeerden de revue. FBI-directeur Comey, die vlak voor de verkiezingen nog eens de aandacht vestigde op Clintons e-mailproblemen. Bernie Sanders, die tijdens de voorverkiezingen emoties losmaakte met volgens Clinton onrealistische beloftes. Trump zelf met zijn onorthodoxe maar effectieve campagne en zijn bereidheid om elementaire beschaving overboord te zetten. Ze verloor, schreef ze, omdat ze geen contact kreeg met de kiezer. Omdat ze weliswaar uitgewerkte beleidsplannen had, maar die niet kon samenvatten in een visie. En ten slotte, ze verloor omdat ze vrouw was.
Behalve het laatste argument was dit allemaal waar, maar Clinton begreep het nog steeds niet. Ze verloor omdat ze meedeed. Clinton is zo’n typisch geval van een politicus die één campagne te veel voerde. Haar jaar was 2008. Ze miste toen de boot, deels om dezelfde redenen dat ze deze keer verloor, deels vanwege een fris nieuw gezicht, Barack Obama, deels omdat ze ook toen een slechte campagne voerde, gebaseerd op ‘nu is het mijn beurt’ of ‘nu is het onze beurt’. Na vier jaar als minister van Buitenlandse Zaken voor Obama trok Clinton zich in 2012 terug om een aanloop te nemen naar 2016.
Omdat Clinton zo’n zwaargewicht was, joeg ze al bij voorbaat alle mogelijke tegenstanders weg. Die pasten wel op om zich door de Clinton-tank te laten platwalsen. Ironisch creëerde ze daarmee een opening voor Bernie Sanders, een socialist op leeftijd die als senator weinig bereikt had. Sanders zou nooit aan bod gekomen zijn als jongere, betere kandidaten de aandacht zouden hebben opgeëist. Door boven de markt te blijven hangen als onvermijdelijke kandidaat beperkte ze het toekomstperspectief van de Democraten tot een 69-jarige vrouw met tonnen bagage en een 74-jarige socialist die reisde zonder koffers. De enige die ook nog nadacht over een campagne was de 74-jarige vicepresident Joe Biden. De toekomst van de Democratische Partij oogde ernstig bejaard.
De Clintoncampagne had een soort onvermijdelijkheid, een gevoel dat schipbreuk dreigde maar niemand in staat was de koers te verleggen, dat niemand de in gang gezette ontwikkeling nog kon stoppen. Het was niet dat niemand iets had voorzien. Al ver voor de verkiezingen kwamen analyses van wat er mis was: te oud, te weinig visie, te veel vanzelfsprekend privilege, een herhaling van zetten in een veranderde tijd. Te Clinton. Maar het was boter aan de galg smeren. Een aantal mensen zag de potentiële problemen wel, maar toen was de trein al vertrokken.
Het enthousiasme was altijd beperkt tot een ‘nou ja, dan moet het maar’. Voor de aanhangers van Sanders vertegenwoordigde Clinton de plutocratie en de arrogantie van de gevestigde machten, een beeld dat ze versterkte door geheimzinnigheid rondom haar duurbetaalde lezingen op Wall Street. Met gekromde tenen zagen Democraten Clintons e-mailschandaal. Het was zo herkenbaar. Niet een groot schandaal, maar een typische Clinton-affaire van ontkennen, meebewegen, bagatelliseren en ten slotte verontschuldigen. Ze bleek ook te veel betrokken bij de Clinton Foundation, het charitatieve vehikel van de familie. Niet alle deals die daar gemaakt waren, oogden even koosjer. Het voedde allemaal de haat en afkeer van ‘de Clintons’, die de verkiezingen zou beslissen. Die afkeer speelde een grotere rol dan welk programmapunt dan ook.
Veel mensen zagen Trump niet zitten, maar ze hadden een nog grotere hekel aan Clinton. Ook onberedeneerde haat heeft een bron, en er was iets in de Clintons dat mensen afstootte. Dat iets was een restant van Bill Clintons onvoldragen en ongedisciplineerde presidentschap, de hele en halve schandalen die altijd om de Clintons heen cirkelden. Door het Lewinsky-schandaal bracht hij in zijn tweede termijn vrijwel niets tot stand. Dat Trump bij zijn tweede debat met Hillary een kwartet door Bill onheus bejegende vrouwen (ik druk me voorzichtig uit) in de zaal zette, oogde onfris, zeker gezien zijn eigen escapades, maar het werkte wel. Op de slechtste momenten kwam Bill weer opduiken, zoals hij ook in 2008 een ongeleid projectiel was geweest.
Het gaf Trump materiaal voor een dagelijkse aanklacht tegen de Clintons, tegen het complot van de geprivilegieerde elite tegen de gewone man, de bedreigde middenklasser. Trump maakte onaangename sentimenten los in een deel van zijn aanhang, maar door ze allemaal op een hoop te gooien als deplorables bevestigde Clinton het idee van Democratische arrogantie. Het was een beslissend moment, een verrassend domme uitspraak van een zo ervaren politica.
Hillary Clinton zag dat allemaal niet, realiseerde zich niet dat juist de zelfverzekerdheid van de Democraten de kiezers irriteerde. De Democraten dachten dat al die groepen die de partij probeerde te bedienen, samengevat als identiteitspolitiek, vanzelf een meerderheid zouden vormen. Zo had de Clintoncampagne het uitgerekend: de Republikeinen konden gewoonweg niet het Witte Huis winnen. De Democraten hadden de hispanics, de Aziaten, de LGBT-gemeenschap, de zwarten, de joodse kiezers, de hoogopgeleiden, de vrouwen – noem ze maar op. Daar konden de Republikeinen niet tegenop.
In elk geval handelden ze ernaar. Want waarom zou je visie ontwikkelen, een toekomst schetsen, als de weg naar het Witte Huis al zo goed als zeker was? Er kwam nooit een toekomstbeeld waaraan je je kon optrekken. Zeker, Clinton had gedetailleerde plannen, die kon je op haar website vinden. Zo gedetailleerd dat je een accountant nodig had om te horen hoe je ervan kon profiteren. Sanders deed het eenvoudiger: gratis onderwijs en een ziektekostenverzekering voor iedereen. Trump beloofde simpelweg greatness.
We zagen het al eerder in allerlei vormen: veel Amerikanen voelden zich vervreemd van een establishment dat routinematig hun economische klachten en zorgen had genegeerd. Dat was niet niets. Je kon niet alle Trump-stemmers afserveren als racisten, anti-vrouw, anti-buitenlander, ook al was de man zelf dat. Er was meer aan de hand. Bernie Sanders roerde het aan in zijn campagne, Trump hamerde er dagelijks op, maar Clinton deed er weinig mee.
Als je het verslag van de campagne leest, Shattered, Inside Hillary Clinton’s Doomed Campaign, schrik je je rot.1 Het mismanagement, de kliek van Hillary-getrouwen (al sinds 1993 bekend als Hillaryland), de misverstanden en langs elkaar heen werkende operators: organisatorisch was Hillary geen wonderwoman. En dan de essentie van de campagne: tellen. De Clinton-campagne dacht dat ze een ‘ijzeren muur’ had gebouwd van staten die zonder enige twijfel op haar zouden stemmen. Daarop baseerde men de keuzes waar campagne te voeren.
Pas de week voor de verkiezingen bleek die ijzeren muur van glas. Clintons campagne zag het pas laat, de modellen deugden niet. Pikant was dat de Trump-campagne wel degelijk zijn peilingen had bijgesteld op een mogelijk hogere opkomst van oudere blanke mannen.2 Hun kiezersonderzoek had daarop gewezen. In Clintons analyses bleven die ondervertegenwoordigd. Uiteindelijk verloor Clinton staten die ze dacht al in de tas te hebben, staten waar ze geen campagne had gevoerd. Overal was de opkomst hoger dan gedacht en dat werkte in Trumps voordeel. Hij had iets losgemaakt. Clinton was er alleen maar.