John Jay (1745-1829) kun je de bijna vergeten Founding Father noemen. Terwijl aan Washington, Jefferson, Franklin en Adams al meer biografieën gewijd zijn dan iemand zou willen lezen, is John Jay ook bij Amerikanen de grote onbekende. Onterecht, want Jay was minstens zo belangrijk.
Jay was afgevaardigde in het eerste en het tweede Continental Congres. Tot heel laat, vlak voor de Amerikaanse revolutie, geloofde hij dat een verzoening met Engeland mogelijk was. Toen oorlog onvermijdelijk bleek, diende hij in de militia. In 1778 werd Jay gekozen tot voorzitter van het Continental Congres. Het jaar daarop werd hij als ambassadeur van het nieuwe land naar Spanje gestuurd. Later werd hij ambassadeur in Frankrijk. In 1782 en 1783 hielp hij mee de uiteindelijke vrede met Engeland te onderhandelen, neergelegd in het Verdrag van Parijs.
Samen met Alexander Hamilton en James Madison schreef Jay aan de Federalist Papers, de verdediging van de nieuwe grondwet. Van 1789 tot 1795 was Jay de eerste Chief Justice van het Supreme Court van de Verenigde Staten.
In 1794 sloot hij het Jay Treaty met de Engelsen. Het loste een aantal conflicten uit de oorlogstijd op en leidde tot tien jaar van vreedzame en winstgevende handel met Engeland. De aanhangers van Jefferson beschuldigden Jay (en president Washington) echter van grootscheepse uitverkoop van Amerikaanse belangen. Als leider van de nieuwe Federalist Party werd Jay van 1795 tot 1801 gekozen als gouverneur van de staat New York.
Jay stamde niet uit de generatie van plantagehouders uit het zuiden die de Amerikaanse politiek domineerden, maar uit de handelssfeer van New York. Hoewel zijn familie, zoals alle welgestelde families in die tijd slaven bezat, was Jay zijn hele leven een uitgesproken tegenstander van slavernij. In 1786 al werd hij gekozen tot president van de New York Society for Promoting the Manumission of Slaves. Als gouverneur tekende hij al in 1799 een wet die geleidelijk aan de slavernij afschafte in de staat New York. Na twee termijnen als gouverneur trok Jay zich terug uit het publieke leven.
Volgens de mythe rondom de Federalist Papers had Jay eigenlijk meer hoofdstukken moeten schrijven dan de nummers 2 tot en met 5 die hij deed (plus nummer 64). Hij zou ziek geworden zijn.
De meest recente biograaf denkt dat Jay weliswaar ziek was geweest maar het te druk had Secretary of State in 1788 en bovendien zag dat Madison en Hamilton het project goed controleerden. Hij schreef zelf een essay getiteld ‘An Address by a Citizen of New York', dat vrijwel vergeten is.