Van de Amerikaanse Onafhankelijkheid tot na de Napoleontische oorlogen vond er weinig emigratie plaats uit Nederland. Maar naarmate de Nederlandse samenleving dichtslibte, door gebrekkige economische ontwikkeling, conflicten binnen de protestantse kerken, de toename van de bevolking en de crisis op het platteland, was er meer animo om te vertrekken. Net als elders in Europa, was het meestal een combinatie van redenen die mensen overhaalde, maar je mag wel zeggen dat voor Nederlanders geloofsoverwegingen de hoofdrol speelden. In 1834 begon een reeks van afscheidingen in de Hervormde Kerken. De details zijn voor theologische fijnproevers, maar het resultaat was veel ongenoegen.
Niet alleen de Ieren hadden te lijden onder de aardappelrot. Ook in Nederland, dat in de jaren dertig en veertig er economisch toch al belabberd voorstond, sloeg de ziekte toe. Aardappels waren een belangrijk deel van de dagelijks menu. Soms werd het aangevuld met kool, knollen en wortels, maar voor de armsten was de aardappel onmisbaar. In 1845 spreidde de aardappelrot zich over heel West Europa.
Volgens de filantropist Otto Heldring hing er in de zomer van 1845 een ziekmakende stank over de aardappelvelden in Nederland. In september liet de overheid weten dat meer dan tachtig procent van de oogst was mislukt. Heldring beschrijft hongersnood en totale armoede. De daaropvolgende jaren waren niet veel beter. In juni 1847 ontstonden er rellen in Harlingen, vanwaar nog aardappelen werden geëxporteerd naar Engeland.
De Afgescheidenen vertrekken
Vanaf 1845 begon dominee van Raalte, die de leidsman zou worden (letterlijk) voor de Nederlandse kolonisten, te ageren voor emigratie. Ze richtten een organisatie op, de Vereeniging van Christenen voor de Nederlandsche Landverhuizing naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, om hun project van de grond te krijgen. Het idee was om straks de mensen bijeen te houden onder meer door samen land te kopen. Ze stuurden wat mensen vooruit die terugschreven dat het eten er goedkoop was en dat ze drie keer per dag vlees aten. ‘De armen zijn hier net zo goed af als de rijken; niemand hoeft zijn pet af te nemen voor een ander, zoals in Nederland’, schreef een van hen. Een pamflet dat Van Raalte maakte, moest drie keer herdrukt worden. De overheid hield de beweging nauwkeurig in de gaten. In september 1846 vertrok Van Raalte zelf.
Zoals de historicus Henry Lucas zegt, na de revolutiejaren 1948 en 1949 verbeterde de toestand in Nederland. De economische ontwikkeling leek wat vaart te krijgen, de zware hand van de overheid leek lichter. De geloofsproblemen verminderden. Het aantal emigranten nam af tot een 185 in 1858, wat te maken had met de crisis van 1857 in de VS. Na de Burgeroorlog steeg het aantal weer, tot de fiannciële crisis van 1873 het opnieuw onaantrekkelijk maakte. Vanaf 1880 kwam een nieuw stroom op gang tot de jaren negentig, tot de volgende economische crisis in de VS. In de laatste decennia van de negentiende eeuw nam het aantal inwoners van Nederland sterk toe. Een landbouwcrisis, mede veroorzaakt door de graanproductie in het Midden Westen van Amerika, ondermijnde de boeren. Amerika’s reputatie als het land van alle mogelijkheden, bleef overeind. Verder was sinds 1873 de Holland Amerika lijn actief, met stoomschepen tussen Rotterdam en New York. De overtocht kostte nu rond de twaalf dollar.
Holland, Michigan
Nederlanders hingen ook in Amerika aan hun dorpen en regio’s en kropen vaak bij elkaar. De centrale stad van de Holland kolonie in Michigan werd gesticht in 1847 door mensen uit Gelderland en Overijssel. Binnen twee jaar vormden nieuw aangekomenen een cirkel van stadjes eromheen met namen als Zeeland, Vriesland, Groningen, Overisel, North Holland, Drenthe, en Geldersche Buurt, of namen als Zupthen, Nordeloos, Hellendoorn, Harderwijk en Staphorst.
De bewoners van Pella kwamen uit Utrecht en Amsterdam. In Chicago gingen Nederlanders wonen die kwamen uit Zuid Holland.
Veel Nederlandse Amerikanen woonden en werkten op het platteland. Voorzover ze in de steden woonden, verhuisden ze na de oorlog net als de andere Amerikanen naar de suburbs, maar ze deden dat vaak met zijn allen, zodat ze de hechte geloofsgemeenschap die ze hadden, konden behouden.
Een citaat uit de Harvard Encyclopedia of Ethnic Groups: ‘Hollanders in Amerika staan bekend om hun clannishness (ze blijven bij elkaar zitten) zelfs in de vijfde en zesde generatie. … Ze probeerden zich zo te organiseren dat ze etnische en geloofsbanden konden behouden.’ ‘Ook in de snel groeiende steden was de Nederlandse gezamenlijkheid sterk’. Vrijwel ieder geschiedenisboek vermeldt dat de Nederlanders hun geloofsconflicten en tradities meenamen naar de Nieuwe Wereld.
Volgens Robert Swierenga is wat de Nederlandse emigratie kenmerkt de rationele manier waarop het gebeurde. Geloofscongregaties en families organiseerden de Nederlandse gemeenschap overzee. Ze deden dat van het vertrekpunt tot en met de uiteindelijke bestemming. Meestal kozen Nederlanders hun bestemming voordat ze vertrokken. Minder dan één op de vijf emigranten werd als behoeftig bestempeld, vrijwel niemand verkeerde op de rand van verhongering. De meesten konden andere alternatieven overwegen.
Bij elkaar klitten
Nederlands klitten wel heel erg bij elkaar. De Amerikaanse immigratiespecialist Robert Swierenga stelde vast dat tussen 1820 en 1880 zowat driekwart van de emigranten uit Nederland afkomstig was uit 134 gemeenten (er waren er meer dan 1100 in Nederland). Goed een derde deel kwam uit slechts 22 gemeenten. Oftewel, het waren vaak hele gemeenschappen die verhuisden en er was niet zozeer sprake van een brede emigratiegolf die over Nederland spoelde. In Amerika gingen ze ook weer allemaal bij elkaar zitten. Dat viel natuurlijk ook te verwachten met zo’n geconcentreerd vertrekpatroon.
Via brieven hielden de nieuwkomers de achterblijvers op de hoogte. Niet altijd was dat positief, veel mensen viel het danig tegen. Anderen schreven dat de lonen in Amerika hoog waren, dat er land in overvloed was en voor betaalbare prijzen. Als je ‘oppassend en vlijtig’ was, dan viel de overkomst aan te raden. Maar je moest welk hard werken. Wie dacht dat het op een dienblaadje werd aangereikt, kon maar beter thuisblijven.
Zo ontstonden Nederlandse landbouwkolonies in midden en west Kansas en in Nebraska. Verder in North en South Dakota, in Minnesota in ook in Canada. Tussen 1820 en 1920 emigreerden bijna 340.000 Nederlanders naar de VS, toch wel vijf procent van de Nederlandse bevolking.
Een theocratie in Michigan
Vooral in Michigan waren ze nadrukkelijk aanwezig, deels omdat ze uiterst conservatief waren. Volgens Carl Wittke was het zowat een theocratie. Door de geslotenheid van deze samenleving kwam de integratie in Amerika maar langzaam tot stand. ‘Pas in de derde generatie lieten de krachten van de Amerikanisering waarneembare sporen na in de Nederlandse gemeenschappen en gewoonten in West Michigan’, en toen Wittke Schreef, eind jaren dertig, merkte hij op dat er nog steeds behoorlijk wat Nederlands werd gesproken. ‘Edammer kaas, gerookt rundvlees, rukas, roggebrood en krentenbrood waren onder de Nederlanders in Amerika net zo populair als bij de Nederlands in Holland’.
De Amerikaanse onderzoeker Robert Swierenga stelt vast dat Nederlanders die in de stad terecht kwamen veel meer ontworteld waren dan zij die naar het platteland gingen. In de dorpen en plattelandsgemeenschappen bleef men bij elkaar en was gezelligheid de norm. Wat de mensen bijeen hield waren de kerken en de scholen. Dat waren ankers voor buurtgemeenschappen. Vaak was het zo dat als de buurt verhuisde, ze dat met z’n allen deden, inclusief scholen en kerken. Vooral in Chicago is dat patroon duidelijk te zien. Het gevolg ligt eigenlijk wel voor de hand. De Nederlanders in de grote steden in Amerika assimileerden sneller dan hun landelijke etnische groepsgenoten. Dit gold des te sterker als de nieuwkomers op enig moment overstapten naar een Amerikaanse kerk.
In South Holland, Illinois, twintig mijl ten zuiden van Chicago, is een van de oudste Hollandse nederzettingen, daterend uit de jaren veertig van de negentiende eeuw. De suburbs zijn er nu aangekomen maar het blijft een Nederlandse smaak houden, zegt Joel R. Beeke. Nog steeds winkels met Nederlandse spullen en ook veel Nederlandse restaurants. Veel hervormde gemeenschappen overleven, inclusief de kleine, conservatieve Netherlands Reformed Church. Beeke stelt vast dat South Holland nederlands kon blijven door een isolationistische benadering (58)
De taal mag zijn verdwenen , de gewoonten en clannish roots zijn erg diep. Twee families, de Witvoets en de De Jongs, maken al decennia de basisgroep. Oude kerk, sterk gevoel van nostalgie en een diep overtuiging dat zij tot de weinige mensen behoren die nog immer ‘de waarheid’ hebben. Beeke ziet het als Gods werk dat deze gemeenschap nog bestaat. Alleen jammer dat ze niet op evangelistische pad gaan, merkt hij op.