De entertainment entrepreneur
Hoewel niet Amerika’s grootste staatsman of filosoof, was Walt Disney wel degelijk iemand die de Verenigde Staten blijvend beïnvloedde. Disneyficatie is een containerbegrip geworden voor een, meestal niet positief beoordeelde, polijsting van de wereld, de triomf van fantasie over werkelijkheid. Maar dat kun je niet helemaal de geniale, aimabele man verwijten die achter deze ontwikkeling zat. Hij bood uiteindelijk wat mensen graag wilden zien – op zijn voorwaarden.
Door Frans Verhagen
Walter Elias Disney werd geboren op 5 december 1901 in Chicago. Zijn vader was een rusteloos man, met steeds wisselende bezigheden, zijn moeder was onderwijzeres. Nog als baby verhuisde Walt naar een boerderij in de buurt van Marceline, in Missouri, een typisch dorpje voor het Amerikaanse Middenwesten. Het is waarschijnlijk dat de hoofdstraat van Marceline model stond voor Main Street USA in Disneyland en het is wel zeker dat de sfeer van geborgenheid en dorpsleven voor de jonge Walt altijd een warme herinnering zouden blijven.
Maar het gezin bleef er niet lang. De Disney’s verhuisden naar Kansas City, de grootste stad van Missouri, waar vader Disney dit keer een krantenbezorgroute had gekocht. Walt en zijn broers moesten meehelpen, weer of geen weer. Liever stortte Walt zich op zijn favoriete bezigheid: tekenen. Hij volgde een schriftelijke cursus cartoons maken en nam lessen aan de kunstacademie. In 1917 keerde de Disney-familie terug naar Chicago, waar Walt op de lokale high school meewerkte aan de schoolkrant, cartoons tekende en ervan dagdroomde ooit als tekenaar voor een krant te werken. Maar eerst vervalste hij zijn leeftijd om als chauffeur van het Rode Kruis naar Frankrijk te kunnen gaan, waar hij net na het einde van de Eerste Wereldoorlog arriveerde. Na zijn terugkeer in 1919 vond Disney werk als tekenaar en ‘inker’ (het inkleuren van tekeningen) bij commerciële studio’s in Kansas City. Walt Disney ontmoette er Ub Iwerks, een jonge kunstenaar die grote invloed op zijn carrière zou hebben.
Disney had haast: samen met Iwerks begon hij een studio waar ze met een tweedehands camera filmpjes maakten van één à twee minuten voor de lokale theaters. Ze produceerden ook geanimeerde cartoons, zogenoemde ‘Laugh-O-Grams’ en sprookjes: ‘Alice in Cartoonland’. Na te zijn opgelicht door een New Yorkse distributeur, verhuisde Disney in 1927 naar Los Angeles, waar zijn broer Roy woonde. Samen met Iwerks zette hij nieuwe afleveringen op van de Alice-serie en experimenteerden beide entrepreneurs met een nieuwe figuur, een muis.
Beroemdste tekenfilm
Meer dan zeventig jaar later is Mickey Mouse (eerst heette hij trouwens Mortimer) nog steeds het symbool van de wereld van Walt Disney. De eerste keer dat hij in herkenbare vorm opdook, was meteen een doorbraak, zij het niet onder de naam Mickey. Disney – altijd geïnteresseerd in de laatste technologie – wilde gebruik maken van de mogelijkheden om geluidsfilms te draaien. Dat werd Steamboat Willy: een van de beroemdste tekenfilms ooit gemaakt. Walt Disney zelf leende zijn stem aan Willy. Veel elementen van Disney’s stijl waren aanwezig: koeientanden klapperen op de maat, uiers worden bespeeld als een doedelzak, een geit wordt een harmonica. Ook het gebruik van dieren als hoofdpersonen, Disney’s handelsmerk, was direct al nadrukkelijk aanwezig.
Steamboat Willy was een sensatie toen het filmpje in 1928 verscheen. In hetzelfde jaar maakte Disney ook een serie ‘Silly Symphonies’ waarin onder meer een skelet uit zijn kist kwam om de Danse Macrabe van Saint-Saens te dansen. Hoewel Disney samen met zijn broer Roy een strak financieel beleid voerde, verkeerde hun bedrijfje door de hoge kosten voortdurend op de rand van bankroet.
Gelukkig bleken Mickey en zijn vriendin Minnie razend populair. Het opstapje naar meer dierenkarakters lag voor de hand en zo kwamen Donald Duck, Pluto, Goofy en vele anderen tot leven. Midden in de grote depressie verscheen de klassieker Three Little Pigs met het beroemde liedje ‘Who’s afraid of the big bad wolf’. Het werd opnieuw heel populair, een verademing in die barre tijden.
In 1937 verwezenlijkte Walt Disney een lang gekoesterde droom door een tekenfilm te maken van speelfilmlengte: Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen. Het was een enorme hit, waarvoor Disney een in 1939 een speciale Oscar won – die bij de uitreiking gezelschap kreeg van zeven mini-beeldjes. Voor Disney was het een lang gekoesterde erkenning door Hollywood, zowel van hemzelf als van het medium tekenfilm. Na Sneeuwwitje volgden Pinnochio en Dumbo en, als een vervolg op de dansende skeletten, Fantasia, waarin Disney muziek gebruikte van Stravinsky, Dukas, Tchaikowsky en andere klassieke componisten.
In 1940 betrok Disney een nieuwe studio in Burbank, in Los Angeles. Ondanks alle successen vonden de bankiers de investering toch zo risicovol dat ze eisten dat de studio omgebouwd moest kunnen worden tot een ziekenhuis. Ook binnen het bedrijf ging niet alles van een leien dakje. In 1941 moest Disney een drie maanden durende staking dulden van zijn tekenaars. Hij nam het op als een persoonlijke uitdaging en dwong veel van de topmensen tot ontslag. Dat had echter serieuze invloed op de kwaliteit van het geleverde werk, en de films in de erop volgende tien jaar hadden niet de kwaliteit van Pinocchio of Dumbo.
Totaal Disney-produkt
De studio concentreerde zich een tijdlang op korte cartoons, documentaires over de natuur en combinaties van live actie en muziek (Mary Poppins is daarvan een later voorbeeld). Assepoester (1950), Alice in Wonderland (1951) en Peter Pan (1953) waren grote successen maar critici vonden ze minder goed dan de eerdere lange animatiefilms. Met de toptekenaars had Disney zijn verbeeldingskracht verloren. Het product was ‘run of the mill’ geworden.
Inmiddels voorzag Walt Disney al vroeg de mogelijkheden van het nieuwe medium televisie en begon daarvoor te produceren. Daaraan danken we series als Zorro en Davy Crockett, razend populair bij kinderen. Aan het begin van de jaren vijftig stortte Walt zich op een andere droom. Hij had het plan opgevat om een groot amusementspark te bouwen, volgens de legende omdat hij zich ergerde aan de parken waar hij met zijn kinderen naar toe ging. Hij besloot het beter te doen, voortbouwend op het succes van zijn filmfiguren. Maar ook paste de ontwikkeling van Disneyland perfect in Disney’s behoefte om zijn jeugdherinneringen en zijn idee van een ideale samenleving in zijn fantasiewereld vorm te geven. Rond deze tijd richtte hij ook de distributiebedrijf Buena Vista op, om complete controle over zijn films en marketing te behouden.
Met de opening van Disneyland in 1955, in Anaheim, Californië, voegde hij een nieuwe laag toe aan dat streven. Het park was een totaal Walt Disney product: anders dan bij films kon hij nu ieder detail zelf bepalen. Zo was Disney al vroeg milieubewust en hield hij auto’s buiten de deur. Vervoer binnen Disneyland had plaats met minder energieverkwistende vervoersmiddelen. Tomorrowland was duidelijk een product van Disney’s interesse in de technologische ontwikkeling. Maar waar het hem om ging was dat in Disneyland iedereen altijd vrolijk is. Het heet niet voor niets de ‘Happiest Place on Earth’.
Wortels in de samenleving
De schrijver Stephen Birmingham vatte Disney’s liefde voor het park als volgt samen: ‘Walt voelt voor Disneyland wat een jonge moeder voelt voor haar eerste baby. Hij vertroetelt het, verwent het, foetert het uit, doet het in bad, kleedt het aan en uit, kijkt ernaar vanuit alle hoeken en schept op tegen iedereen die maar wil luisteren. Hij heeft zelfs een appartement voor zichzelf ingericht in Disneyland – boven de brandweerkazerne aan Main Street – dat het heeft ingericht als een sieradenkistje met rood fluweel en velours, en volgezet met antiek, zodat hij, als het nodig is, dicht bij Disneyland kan zijn als het slaapt. Hij heeft zijn eigen vliegtuig met piloot en vliegt wel twee keer per week over het park om zijn schat van boven te bekijken.’
Een mooie beschrijving, die recht doet aan Disney’s obsessie met de kleinste details. Niet alleen glimlacht de staf altijd, het park kent veel schaduwrijke plekken, verkoelende waterpartijen en brede paden zodat het niet te druk oogt. Disney liet de paden voortdurend schoonmaken: ’s nachts verwijderden werklui met plamuurmessen de kauwgum. Hij drukte iedereen op het hart dat bezoekers geen klanten waren maar ‘gasten’.
Disneyland sprak Walt Disney bijzonder aan: hij had veel meer controle over het eindproduct dan bij films mogelijk was. Maar de sterke punten van Disney’s films en Disneyland waren dezelfde: hun wortels in de Amerikaanse samenleving. In de gemiddelde Amerikaan, om precies te zijn, gemiddeld qua smaak, moraal, mening, trots en vooroordelen. Disney zei eens dat hij alleen films wilde maken die zijn eigen familie ook wilde zien. Niet het publiek maar zijn naaste omgeving was zijn doelgroep. In het geval van Uncle Walt was er geen verschil tussen familie en gasten.
Disney zelf opende het park op 18 juli 1955 en beloofde dat ‘Disneyland nooit compleet [zal zijn], zolang er verbeelding over is in de wereld’. Vanaf het eerste begin was Main Street de toegangsstraat, een herinnering van Disney aan zijn small town wortels. Tomorrowland is een eerbetoon aan zijn interesse in de toekomst, Fantasyland het domein van zijn altijd kind-zijn. De rivierboot in Frontierland is natuurlijk de boot van Steamboat Willy. Tom Sawyer’s Island is, zo zegt men, het enige stukje Disneyland dat Walt Disney helemaal zelf ontwierp. Hij wilde gewoon die dingen maken die hij in zijn jeugd nooit kon doen: een fort, een kanotocht, een hangbrug.
Onmiddellijk succes
Toen Walt Disney in 1966 overleed, was de planning voor Walt DisneyWorld in Florida in volle gang. Disney wilde een amusementspark aan de oostkust, op een plek waar het altijd lekker weer was en waar al een traditie van parken bestond. Florida was ideaal, dat had Walt al besloten voor zijn dood.
Walt DisneyWorld opende met het Magic Kindom in de buurt van Orlando, op 1 oktober 1971. Net als Disneyland was het een onmiddellijk succes. Hotels schoten op, net als nieuwe attracties rondom het park. Het effect op de omgeving was gemengd. Slechte, oude parken merkten het meteen: wilden ze overleven dat moesten ze hun product aanpassen aan de (hoge) standaarden van Disney wat betreft omvang, uitstraling, organisatie en netheid. Hetzelfde gold voor hotels en motels, een nogal krakkemikkig zootje rondom Orlando. Maar in ruil daarvoor kwamen er vele banen terug bij Disney zelf.
Voortbouwend op de interesses van Walt Disney zelf opende op 1 oktober 1982 EPCOT, wat officieel staat voor Experimental Prototype Community of Tomorrow. Nooit te beroerd om ideeën over te nemen en te verbeteren, breidde DisneyWorld verder uit een Seas Pavillion bij Future World en legde met Typhoon Lagoon het een enorm zwempark aan. Pleasure Island volgde en in 1989 opende Disney de Disney-MGM Studios, een combinatie van film- en televisiecomplex, deels bedoeld om Disney’s eigen filmwortels te benadrukken, deels om Universal Studios een stap voor te zijn. In 1995 voegde Disney tenslotte een zoölogisch park toe aan het complex in Florida, passend in de traditie van dierenparken in die staat. Animal Kingdom was enorm, vier maal zo groot als enige bestaande Disney attractie.
Kortom, Disney leefde ook na Walt Disney. De formule van DisneyWorld is zo behoorlijk compleet geworden: een meerdaagse complete familievakantie, inclusief onderdak, eten en vermaak. Al doende heeft de onderneming, en de visie van zijn oprichter, de wereld van het amusement fundamenteel veranderd. Of Disney nu een scheldwoord is voor alles wat onderworpen wordt aan de grootst gemene deler, of een standaard aangeeft van hoge kwaliteit massavermaak, de invloed is onmiskenbaar.
Geen dividend
De verbeeldingskracht van Walt Disney was ongeëvenaard. Voeg dat bij zijn energie, zijn gevoel voor humor en zijn capaciteit om aan te voelen wat de gemiddelde consument graag wil (plus zijn karakter als ‘control freak’), en een verklaring voor zijn succes is evident. Dat zoveel media zijn voorbeeld zijn gevolgd en dat critici klagen over de invloed van zijn visie, getuigt alleen maar van die kracht. Het staat iedereen vrij een alternatief te ontwikkelen, maar er zijn niet veel mensen die het zelfs maar proberen. Dat is misschien geen goede zaak, maar dat kun je Uncle Walt moeilijk verwijten.
Een geldwolf was Disney niet, hoewel hij de beste deals wist te persen uit zijn leveranciers en bepaald zuinig was met het uitkeren van dividend. Hij gaf meer om mooie kwaliteitsfilms dan om hoge winsten. ‘Ik maak geen films om geld te verdienen’, zei hij eens, ‘ik verdien geld zodat ik meer films kan maken.’ Hij gaf vaak veel extra geld uit om iets marginaal te verbeteren. Tegen zijn dood op 15 december 1966 verkeerde de onderneming in een wankele financiële positie, maar de plannen voor de directe toekomst, met nam DisneyWorld in Florida, garandeerden de overleving van het bedrijf.
In laatste jaren was Walt Disney ietwat verkrampt, melden biografen. Niet voor niets, zo stellen ze, werd hij Uncle Walt genoemd: een soort afstandelijke oom, met misschien een wat raar karakter. Disney kon wreed zijn, tegen ondergeschikten en ambitieuze filmmakers. Hij leek ook neerslachtig en minder gemakkelijk in de omgang, vooral buiten de bescherming van het bedrijf. Maar zijn technologisch kennis en inzicht, en vooral bereidheid om vooruit te denken waren nog steeds ongeëvenaard. Geen wonder dat het idee opkwam om Disney te promoten als burgemeester van Los Angeles, vanuit de filosofie dat hij de enige was met genoeg verbeeldingskracht om de onhandelbare, snel groeiende stad onder controle te houden. Disney wimpelde het af met de woorden die zijn grafschrift zouden kunnen zijn: ‘Waarom zou ik burgemeester willen worden als ik al koning ben?