Vijftig jaar geleden, op 4 oktober 1957, lanceerde de Sovjet Unie de Spoetnik, ’s werelds eerste satelliet. Het ding was mooi opgepoetst zodat de reflectie goed zichtbaar was. Maar ook zonder dat was de boodschap overduidelijk: de Sovjet Unie beschikte over superieure technologie.
President Eisenhower was verrast maar vooral, zo schreef hij in zijn memoires, over de ronduit panische reactie van de Amerikaanse bevolking. Ze dachten de wereld te leiden, militair en intellectueel en de Spoetnik sloeg die droom aan diggelen. Ondanks de rivaliteit met de Sovjet Unie hadden Amerikaanse wetenschappers geen hoge dunk van hun collega’s die werkten onder de beperkingen van het communisme.
De onaantastbaarheid van Amerika leek bedreigd. Ineens realiseerden Amerikanen zich dat hun veiligheid altijd was gebaseerd op geografie: veilige grenzen en vooral veel oceaan. Ze voelden zich naakt en kwetsbaar. Onterecht, maar paniekaanvallen kenmerken zich door verlies aan ratio. Als de Russen een satelliet omhoog konden sturen, dan konden ze ook een bom sturen. Sovjet leider Kroetsjov wreef het nog eens lekker in door de superieure Amerikaanse luchtvloot van B-52’s als museumstukken te kwalificeren.
President Eisenhower had al eerder gewaarschuwd dat zodra de Amerikanen en de Russen intercontinentale raketten zouden ontwikkelen de Koude Oorlog op een ander niveau zou worden uitgevochten. De generaal kende geen paniek maar hij betaalde wel de prijs. Op 9 oktober kreeg Eisenhower het op een persconferentie ongebruikelijk hard te verduren.
De Democratische oppositie liep te hoop tegen de vermeende gezapigheid van de Republikeinen onder het motto ‘Let’s get the county moving again’. Ze ontdekten allerlei tekorten. Zo claimde senator John F. Kennedy vanaf 1958 dat er een ‘missile gap’ was met de Sovjet Unie. Een nogal gekleurd rapport claimde dat de Russen veel meer raketten zouden hebben. De Democraten wonnen de congresverkiezingen in 1958 en John F. Kennedy het presidentschap in 1960. In 1962 verklaarde president Kennedy dat het gat er nooit geweest was.
Eisenhower toonde zich intussen van zijn beste kant. Hij weigerde mee te gaan in de brede roep om schuilkelders, meer bommenwerpers, meer bommen en meer research in rakettechnologie. Wel ontdekte hij dat de VS laat was met lanceren als gevolg van interbureaucratisch gekwebbel over welke dienst de eerste raket omhoog mocht schieten, niet, zoals Time Magazine claimde, omdat de president de vinger op de knip hield. Eisenhower liet zich niet gek maken. Hij weigerde paniekuitgaven en ergerde zich mateloos aan de overdreven verhalen over kwetsbaarheid. Aan het einde van zijn termijn waarschuwde hij zelfs, in beroemd geworden woorden, voor het ‘militair industrieel complex’ dat zijn eigen belangen en eigen dynamiek had.
De schok van de Spoetnik stelde Eisenhower in staat zijn beste kwaliteiten te laten zien, zonder dat hij er overigens veel krediet voor kreeg. Dat kwam pas later, in de jaren zeventig toen zijn ‘hidden hand’ presidentschap werd geherwaardeerd. Hij hield veel malloten en paniekzaaiers tegen en zette de overheid daar in waar zij effectief kon en moest zijn. Zo danken we aan Eisenhowers visie het Interstate-netwerk van snelwegen in Amerika. Een belangrijk project dat toch echt alleen door de overheid kon worden uitgevoerd.
De lange termijn erfenis van de Spoetnik was niet alleen het maanprogramma dat Kennedy lanceerde – ook zo’n gigantisch overheidsproject. Dat was vooral bedoeld om Amerikanen zich goed te laten voelen. Veel belangrijker was een nieuwe aandacht voor het Amerikaanse onderwijs. In de schrikreactie realiseerden Amerikanen zich dat ze hun kinderen niet goed genoeg opleidden, vooral in de betawetenschappen. Krap een jaar later, op 2 september 1958, lag er een vergaande wet die middelen vrijmaakte voor wetenschap, taalbeheersing en regionale studies in het kader van de Koude Oorlog, de National Defense Education Act. Amerikanen kunnen nog steeds panisch reageren, dat hebben we gezien na 9/11, maar Republikeinen zoals Eisenhower – die maken ze niet meer.