Sommige mensen aanbidden de grond waarop hij liep, anderen vonden Frank Lloyd Wright een vervelende man die onhandige, onpraktische en wrakkige gebouwen ontwierp. Hoewel hij nog steeds discussie losmaakt, is er nu wel eensgezindheid dat Frank Lloyd Wright de grootste Amerikaanse architect was van de twintigste eeuw.
Tekst Meryle Secresc
Voor zijn neef, Richard Lloyd Jones, ontwierp en bouwde Frank Lloyd Wright een woonhuis, Westhope genaamd. Het verwierf faam als voorwerp van een van de vele typerende incidenten in de lange carrière van de befaamde architect. Niet lang na de oplevering van Westhope begon het dak te lekken. Een woedende Lloyd Jones liep naar zijn bureau en belde zijn neef: ‘Verdomd, Frank’, riep hij in de telefoon, ‘het lekt op mijn bureau’. Waarop Wright kalm antwoordde: ‘Richard, waarom zet je je bureau niet ergens anders?’.
Zelfverzekerd en overmoedig, de architect wiens daken altijd lekten: het was dit beeld van Frank Lloyd Wright dat de overhand kreeg tijdens zijn leven. De grote en flamboyante architect werd beschouwd als een wereld op zich, een oprisping, een historisch anachronisme; zeker niet de tijdsbepalende persoon die Wright in zichzelf zag. Dat was het oordeel toen hij stierf in 1959.
Sindsdien heeft Wrights reputatie een herwaardering ondergaan. Tegenwoordig zijn er weinig mensen meer die de claim bestrijden dat hij de grootste Amerikaanse architect was van de twintigste eeuw.
Hoewel de status van Wright als architect inmiddels dus wel veilig is gesteld, wordt hij nog steeds vaak geportretteerd als iemand die zo ver af stond van de menselijke behoeften van zijn cliënten dat zijn huizen oncomfortabel waren. De persoon Wright gold als een egotripper, strijdlustig en opzettelijk dubbelzinnig over zichzelf en zijn motieven. Deze observaties mogen meer dan een greintje waarheid bevatten, toch toont nauwkeurige studie van de brieven en geschriften in de Wright-archieven een man die veel getormenteerder én veel aardiger was dan de meeste mensen zich realiseren. Wright was impulsief, wispelturig en maar al te menselijk.
Hij was ook volkomen trouw aan zijn innerlijke ideaal over hoe Amerikaanse architectuur eruit zou moeten zien. Voor zover Wright ooit uit de gratie was, kwam dat niet omdat hij zijn hoge idealen had laten vallen maar omdat de mode veranderde. Hij was altijd dezelfde man. Eenzamer misschien en kwader, genegeerd als hij al niet werd aangevallen, immer zijn idealen volgend ook al werd geen van zijn ontwerpen gebouwd. Het commentaar van Chloethiel Woodard Smith, een architect uit Washington DC, lijkt wel heel speciaal op zijn plaats: ‘Architecten hebben de grote gift gekregen om te mogen wandelen door hallen van goud die misschien wel nooit zullen bestaan.’ Je zou kunnen zeggen dat Wright vanaf zijn geboorte niet anders deed.
Kerken en ander keurige gebouwen
Wrights moeder Anna Lloyd Jones, stammend uit een emigrantenfamilie met tien kinderen, had haar vader en haar broer een homestead zien veroveren op de wildernis. Om hun eigen huizen te bouwen, werden ze timmerlieden. Onder een schaduw had de Lloyd Jones familie in 1840 Wales verlaten. De familie had generaties lang predikanten voortgebracht, maar die hadden dermate non-conformistische ideeën dat ze zelfs door andere protestanten veroordeeld werden.
Anna was vastbesloten dat haar familie deze schande te boven zou komen. Een van haar broers, Jenkin Lloyd Jones, zou uiteindelijk predikant worden van de beroemde Unitarian Church in Chicago en Anna had gehoopt dat Frank kerken zou bouwen en andere keurige gebouwen. ‘… Ze lijken allemaal op elkaar; het verschil is dat Jenkins preekt en Frank bouwt’, schreef ze.
De familiekapel in een idyllische vallei in Wisconsin nabij Spring Green was het eerste gebouwtje waaraan Wright als jongeman werkte. Hij zeurde net zo lang bij de architect, J. Lyman Silsbee, tot hij een baantje kreeg als tekenaar voor $8 per week. Al snel leerde hij de basisvaardigheden. Daarna kreeg Wright een veel betere baan bij Adler and Sullivan, het grootste architectenbureau van Chicago. Rond 1887, Wright was net twintig, werkte dit bureau aan het Auditorium Building, het grootste gebouw van de stad. Wright werd één van de belangrijkste assistenten van de befaamde Louis Sullivan.
Als bedenker van het veelgebruikte adagium ‘form follows function’ wordt Sullivan wel beschouwd als de grootste invloed op het denken van Frank Lloyd Wright, maar dat miskent de mate waarin Wrights ideeën al gevormd waren door vrijdenkende Unitaristische familieleden, bewonderaars van Emerson, Thoreau en John Ruskin. Tegen de tijd dat Wright Sullivan ontmoette, onderschreef de jongeman al Ruskins stelling dat schoonheid ten doel had om ‘de absolute waarden over te dragen waarop een gezonde samenleving moet rusten’. Zelfs de term ‘organisch’, waarmee Wright zijn werk omschreef, komt direct van Ruskin. Volgens Ruskin had de architect de plicht om de samenleving naar een hoger plan te tillen; precies de boodschap die ook Wrights moeder steeds onderstreepte.
Onverantwoordelijk gedrag
De grootste ouderlijke invloed onderging Frank van zijn moeder Anna Lloyd Jones. Niet dat zijn vader daartoe niet in staat was geweest – William Carey Wright, de aan Harvard opgeleide zoon van een Baptistendominee werd zelf predikant – maar het huwelijk van zijn ouders liep op de klippen toen Frank en zijn twee zussen nog tieners waren. Vader Wright verdween met de Noorderzon en de grote familie van zijn moeder vulde het gat in Franks leven.
Anna ondersteunde haar zoon onbaatzuchtig, maar in haar drift om te helpen, moedigde ze onbedoeld zijn onverantwoordelijk gedrag aan. Ze betaalde altijd Wrights schulden, daarmee zijn levenslange overtuiging voedend dat er altijd wel iemand zou opduiken om hem te redden van zijn eigen stommiteiten.
Ze zette ook het patroon voor het soort vrouw waartoe Wright zich aangetrokken voelde: artistiek, idealistisch, onvoorspelbaar en hem totaal toegewijd. Hij trouwde al spoedig met Catherine Lee Tobin, Kitty genoemd, die hij had ontmoet in de kerk van zijn oom, in Chicago. Hij bouwde een huis buiten Chicago, in Oak Park, en het paar kreeg het ene kind na het andere, zes in totaal.
Zolang hij bij Sullivan was, werkte Wright in de klassieke traditie. Hij was op weg, zoals de architectuurhistoricus Henry-Russell Hitchcock zou schrijven, om de meest vaardige academische ontwerper in Chicago te worden. Toen Wright in 1893 werd ontslagen wegens verboden werk voor derden, begon hij zijn eigen praktijk. Al snel werkte hij in een totaal nieuwe stijl die zijn eerste grote periode als architect zou markeren. Het prille bewijs van zijn nieuwe richting was het ontwerp voor zijn eigen eetkamer in 1895. In een radicale vereenvoudiging van het interieur benadrukte Wright de horizontale lijnen door middel van houten profielen en de verticale lijnen door stoelen van eigen ontwerp, met hoog opgetrokken ruggen voorzien van houten spijlen. De vloer was kaal, de enige decoraties in de kamer waren een paar vazen met bloemen, glas-in-lood ramen met een abstract bloemenpatroon en een houtgesneden lichtgril aan het plafond.
Manipuleren van ruimte
Consistentie en orde, de eliminatie van overbodige details, een terugkeer naar natuurlijke vormen, respect voor materiaal: het klonk als een manifest voor een nieuwe orde – en dat was het ook. De Arts and Craft Movement, zoals die in de jaren tachtig van de negentiende eeuw in Engeland was opgekomen, zette zich af tegen jaren van massaproductie. De beweging betekende een heropleving van het concept van middeleeuwse gilden en mooie, handgemaakte objecten. De toonaangevende beoefenaar van het genre was William Morris, de leidende theoreticus John Ruskin.
Tegen de tijd dat Wright en zijn tijdgenoten in Chicago er warm voor liepen, had deze Engelse stijl zich behoorlijk ontwikkeld, regelmatig verschenen er artikelen in de internationale tijdschriften. Omdat de aanhangers ervan eerder een set van principes omarmden dan een specifieke stijl, kon Wright in alle vrijheid zijn eigen richting ontwikkelen. De verworven wijsheid over de eenheid van ontwerp zou voor Wright haast een obsessie worden, meer en meer naarmate zijn cliënten tevergeefs vochten voor de introductie van wat Wright wezensvreemde elementen vond in zijn perfect samengestelde interieurs.
Wright kreeg veel te horen over zijn lage plafonds. Typerend voor de manier waarop hij dergelijke kritieken pareerde, was zijn claim dat hij, met zijn één meter vijfenzestig, de plafonds aanpaste aan zijn eigen lengte. In werkelijkheid was hij een meester in het manipuleren van ruimte. Omdat Wright zich realiseerde dat het oog niet gemakkelijk kleine verschillen in de hoogtes van plafonds kan onderscheiden, maakte hij ze of erg laag of erg hoog. Dat gevoel voor drama, gecombineerd met de het concept van een open haard als centrum van het huis en het symbolische belang van de eetkamer waren ook ideeën uit de Arts and Crafts-sfeer. Andere invloeden op Wrights werk waren de geometrische blokken van Fröbel waarmee hij als kind had gespeeld en zijn diepgaande interesse in Japanse kunst en ontwerp.
Dat wil niet zeggen dat Wright simpelweg een imitator was. Zijn grote gave was de kunst om de ideeën van anderen te transformeren in iets eigens. Wright onderscheidde zich in het bijzonder door de manier waarop hij zijn ‘Prairiehuizen' integreerde in het landschap van het Midden Westen (waaraan ze hun naam dankten). Hij benadrukte het horizontale element met uitstekende daken en rijen ramen, hij rekte veranda’s en pergola’s uit tot in de omringende tuinen, zodat huis en omgeving harmonieerden.
Van 1893 tot 1909 kreeg het bureau van Wright het opmerkelijke aantal van 270 opdrachten – veel ervan prairiehuizen. Tijdens die drukke jaren leek hij niets fout te kunnen doen. Wright was niet langer een outsider maar een hardwerkende, keurige burger van Oak Park. Als hij niet over zijn tekentafel gebogen zat, bezocht hij met Kitty het theater, ontving gasten en reed op zijn favoriete paard, Kano, door de omliggende landelijke gebieden. Rijdend in zijn speciale gele sportwagen maakte Wright Oak Park onveilig, het lange haar wapperend in de wind: een man die het had gemaakt.
Moord en brandstichting
Plotseling zette hij het allemaal overboord. Vrouw en kinderen achterlatend vluchtte hij in 1909 naar Europa, samen met Mamah Borthwick Cheney, de echtgenote van een cliënt. Wright verklaarde deze daad door te stellen dat de ‘eerlijke, oprecht denkende man’ zich niet kon laten leiden door regels die golden voor de ‘gewone man’. De onophoudelijke kritiek negerend, betrokken Borthwick en hij in 1911 Taliesin, het huis en de werkplaats die hij had gebouwd nabij de plek van de oude homestead in Wisconsin.
Drie jaar later werd zijn leven totaal overhoop gegooid door de moord op Borthwick, haar twee kinderen en vier andere aanwezigen door een employee, die ook het complex in brand stak. Het huis in Taliesin brandde tot de grond toe af. Alleen de studio bleef over.
Gedurende deze moeilijke jaren stortten zowel Wrights professionele carrière als zijn persoonlijke leven in elkaar. In Amerika raakt de Arts and Crafts Movement uit de gratie en maakte plaats voor de herleving van de Colonial Style als nieuw symbool voor de welgestelden. Internationaal was de architectuur enorm in beweging en openden invloedrijke Europeanen als Le Corbusier, Walter Gropius en Ludwig Mies van der Rohe een nieuw tijdperk.
De Machine Age was aangebroken en alle oude waarden stonden op hun kop. Nog steeds lag de nadruk op samenleving maar de verschuiving was evident: gebouwen moesten niet meer nationale aspiraties weerspiegelen maar voldoen aan idealen van vooruitgang en sociale verbetering van de massa’s. Daarmee verdween de notie dat schoonheid een weerspiegeling was van de absolute waarden van een samenleving. Wrights probleem was dat hij dat ideaal nog lang niet had opgegeven, integendeel.
Uiteindelijk zou Wright die uitdaging beantwoorden, zoals hij ook een faillissement, rechtszaken en ontelbare juridische pesterijen van zijn wraakzuchtige tweede echtgenote, Miriam Noel, zou overleven. Wright was met Noel getrouwd kort na de tragedie op Taliesin. Blijvend geluk zou hij pas vinden toen hij in 1928 trouwde met Olgivanna Hinzenberg, die hem de rest van zijn leven vergezelde.
Wright bleef overeind ondanks de afgenomen aantallen opdrachten na de voltooiing van zijn beroemde Imperial Hotel in Tokio (1923) en de vernedering om te worden beschouwd, zoals de bekende architect Philip Johnson grapte, als ‘de beste architect van de negentiende eeuw’.
Mooiste huis van de eeuw
Al die jaren hield Wright de moed erin door in fighting pitch te blijven. Zoals hij zijn zoon Lloyd verzekerde: ‘er komt nog wel iets voordat ze je ouweheer onder de zoden stoppen’. Dat schreef hij in 1930. Later in dat decennium ontwierp hij Fallingwater in Fayette County, Pennsylvania – misschien wel het mooiste huis dat in de twintigste eeuw is gebouwd – en het S.C. Johnson Administration Building in Racine. Deze twee opdrachten gaven hem zijn positie terug als een belangrijk figuur in de Amerikaanse architectuur.
Een gemakkelijk man was hij zeker niet. Omdat Wright zich een outsider voelde, was hij snel beledigd. Hij neigde naar overcompensatie door overdreven uitlatingen zoals: ‘Vroeg in mijn leven moest ik kiezen tussen eerlijke arrogantie en hypocriete nederigheid. Ik koos eerlijke arrogantie.’ Achteraf weet je natuurlijk niet op wat voor toon die uitlatingen gedaan werden maar waarschijnlijk zat er ook een element in van zelfspot. Een keer in de rechtszaal had hij het over zichzelf als de grootste architect van de wereld. Toen iemand hem daarop aansprak zie hij: ‘Nou, ik stond toch onder ede, niet?’
Wat ontbreekt aan veel beschrijvingen van Wright is zijn persoonlijke charme al zijn daarvoor talloze bevestigingen te vinden. Omdat hij het moeilijk vond zijn stem in woede te verheffen, schreef Wright zijn ongenoegen vaak van zich af in brieven vol met uitroeptekens. Later had hij daar weer spijt van. Wat hem redde, was een robuust gevoel voor humor. ‘Doktoren begraven hun fouten, architecten moeten ze bedekken met klimop.’ Zoals zijn kleinzoon Eric Wright ooit zei: ‘Na zo’n vreselijke uitbarsting maakte hij dan een of ander grappig commentaar en dan moest je weer lachen.’
Over het geheel genomen was hij een vrolijke extroverte persoon, overdreven genereus, en iemand die loyaliteit opriep in hen die naar Taliesin kwamen als leerlingen en architecten in de laatste twintig jaar van zijn leven.
Tijdloze principes
Zijn de gebouwen die Wright ontwierp echt zo onpraktisch? Daarover zijn de meningen verdeeld. In de catalogus van de grote overzichtstentoonstelling die het Newyorkse MOMA in 1992 hield, maakte William Cronon van Wrights lekkende dak een soort metafoor voor alles dat contradictoir en onbevredigend in hem was als architect. Maar aangezien Wright in de jaren dertig bepaald niet de enige was die platte daken ontwierp (mensen als Marcel Breuer, Walter Gropius en Richard Neutra dringen zich op), is het niet eerlijk hem speciaal daarop aan te spreken.
Jonathan Lipman, een partner in Prairie Architects, een bedrijf dat zich bezig houdt met het herstel van Wrights ontwerpen, zegt dat kosten van het restaureren ervan niet groter zijn dan voor andere historische gebouwen. Lipman erkent wel dat vanwege Wrights voorkeur voor gewaagde ontwerpen, zoals het zo ver mogelijk laten uitsteken van daken, problemen in de loop van de tijd haast onvermijdelijk zijn. Maar hij ontkent dat Wrights blauwdrukken moeilijk leesbaar waren, zoals wel wordt gezegd. Het is veeleer zo, zegt Lipman, dat Wright onorthodoxe tekentechnieken gebruikte, die zijn aannemers niet altijd konden lezen en dat dit aanleiding gaf tot onnodige problemen.
Er zijn ook sterke argumenten die getuigen van de kwaliteit van zijn bouwwerken, vooral van de Prairie huizen. Deze bleken verrassend warm in de winter en koel in de zomer, dankzij Wrights keuze voor de overhangende daken en de zorg die hij besteedde aan bronnen van warmte en licht. Wel is iedereen het erover eens dat Wright primair een estheet was: zijn zuster Maginel trof hem eens aan, zittend in de badkamer van zijn suite in het Plaza Hotel in New York, dat nog niet heringericht was naar zijn specificaties. Hij zat daar, zei hij, omdat hij de kamer niet kon verdragen.
De beste manier om gevoel te krijgen voor Wrights meesterlijke manipulatie van ruimte is de huizen zelf te bezoeken. Volgens de Washingtonse architect Hugh Newell Jacobsen is het betreden van een van Wrights gebouwen altijd het begin van een onderzoekingstocht. ‘Zijn ruimtelijke vaardigheden waren miraculeus – de dramatische verschuivingen van plafonds, zijn verborgen deuren, zijn gave om een piepklein huisje vijf keer groter te laten lijken dan het was’, zegt Jacobsen. ‘Dit waren fantastische architectonische trucs en menigeen in onze beroepsgroep is op de een of andere manier door hem beïnvloed.’
E. Fay Jones, een prijswinnende architect uit Arkansas, besloot architect te worden na het zien van een film over een van de gebouwen die Wright ontwierp voor S.C. Johnson & Son Company. ‘Ik heb ervoor moeten vechten om niet een imitator te worden maar juist zijn principes te begrijpen’, zegt Jones. Wright sensitieve relatie met de natuur en zijn zorg om de gebouwen harmonieus in hun omgeving te plaatsen, zijn respect voor de aard van materialen en de onderliggende eenheid van zijn ontwerpen werden ook Jones’ doelstellingen. ‘Die principes zijn vandaag de dag nog even relevant als ze honderd jaar geleden waren.’
De Balzac-achtige stijl van Wrights leven en zijn Don Quichot-achtige gevechten, de stern chase, de ‘onbuigzame jacht’ zoals hij het noemde, stelden zijn vastbeslotenheid tot het uiterste op de proef. Er was een tijd dat het modieus was om te denken dat Wright niets van waarde ontwierp tussen zijn grote Japanse werk – het Imperial Hotel in 1923 – en Fallingwater. Dit valt niet langer vol te houden. Wel verschoof zijn interesse van de groene heuvels van Wisconsin naar de Westkust. Daar wendde Wright zich tot de oude Maya ruïnes voor inspiratie, tempelachtige gebouwen van monumentale kracht ontwerpend, zoals Hollyhock House in Los Angeles. In latere jaren bracht Wright zijn winters door in de buitenwijken van Scottsdale, Arizona, waar hij een stuk woestijn van 325 hectare had gekocht. Hij zette er een onderkomen op dat hij in eerste instantie omschreef als een bescheiden kampement. Taliesin West, met zijn schuine muren van steen en beton, zijn balken van redwood en canvas dak (later vervangen door doorschijnend wit plastic), wordt nu beschouwd als een van de meest geïnspireerde ontwerpen van Wrights tweede periode. Zijn beroemde archief is er nu ondergebracht.
Onophoudelijk debat
Wrights ‘tweede gouden eeuw’ kwam nooit ten einde. Zijn laatste grote werk, een gebouw voor de collectie moderne kunst van Solomon R. Guggenheim, kostte jaren van denkwerk. Guggenheim had het perfecte stuk grond gekocht aan Fifth Avenue in New York en Wright had het gevoel dat hij iets heel bijzonders moest ontwerpen. Al jaren was hij aan het experimenteren met de helix, de spiraal, en voor het Guggenheim verscheen voor zijn geestesoog de spiraal als looppad binnen het gebouw, waardoor de hele permanente collectie van het museum tentoongesteld kon worden.
Het gebouw was niet alleen uitzonderlijk moeilijk om te bouwen, de wanden waren ook te gebogen voor de grote schilderijen. Mensen begonnen te vermoeden dat Wright eigenlijk niet hield van moderne kunst.
De situatie werd er niet beter op door Wrights gewoonte om door de collectie te wandelen, met zijn stok te zwaaien en te vragen: ‘Hoe noem je dit spul?’ Sinds het Guggenheim zijn poorten opende zijn er voor- en tegenstanders geweest. ‘Het debat of het Guggenheim goed of slecht is als museum zal ongetwijfeld nooit ophouden’, zegt de conservator van het MOMA, Terrence Riley. ‘Onmiskenbaar is echter zijn sublieme karakter – als vorm en als ruimte’.
Op zijn tachtigste verjaardag vertelde Wright aan zijn gasten dat hij het geheim van een lang leven had geleerd: ‘een creatief leven is een lang leven’. Hij had het allemaal overleefd en uiteindelijk getriomfeerd. Zes maanden voor zijn dood in 1959, stond hij nog op de steigers van het museum, voorzien van zijn karakteristieke breedgerande hoed, zijn sjaal om hem heen flapperend. Op de toppen van de wereld.
Praktisch: waar is werk van Frank Lloyd Wright te zien?
Illinois:
In Oak Park, de suburb van Chicago waar Wright zijn studio had, is een groot aantal woonhuizen op een klein oppervlak te zien. Wright ontwierp vaak en graag voor buren en vrienden en het resultaat mag er nog steeds zijn. Een uitstapje naar Oak Park mag in een bezoek aan Chicago niet ontbreken. In de Frank Lloyd Home and Studio zijn rondleidingen en er is een zelfleidende toer langs de huizen in het stadje.
Arizona
In Phoenix staat het Biltmore Hotel-nog steeds indrukwekkend als een massief ontwerp van Wrights hand. In Scottsdale, nu vastgegroeid aan Phoenix, ligt Taliesin West, studio, woonhuis en academie voor Wright.
Wisconsin
Taliesin East was het huis dat Wright voor zichzelf ontwierp en bouwde in 1911. Het is nog steeds een voorbeeld van geïntegreerd bouwen. Ook in Wisconsin, in de stad Wauwatosa, staat de Greek Orthodox Church, een laat werk uit 1959. Het S.C. Johnson & Son Administration Building in Racine biedt vier maal per dag rondleidingen.
Pennsylvania
Oordeel zelf of Fallingwater het mooiste huis is dat in de twintigste eeuw is gebouwd. Dat kan nu weer na een grote restauratie van het huis dat letterlijk in het water dreigde te vallen. Nu is het weer heropend voor bezoekers.
New York
Op Manhattan ligt het Guggenheim Museum, een prachtig voorbeeld van Wrights verbeeldingskracht.
Californië
Los Angeles heeft een groot aantal door Wright ontworpen huizen. De meeste zijn bewoond en niet voor bezoekers toegankelijk. Bekende huizen: het Showden House in Hollywood (1926), Dolman House (1922), La Miniatuur (1923) in Pasadena, Store House (1924), The Drieman House (1924) en Kennis House (1924). Het Hollyhock House (1922) is wel geopend voor publiek – in Hollywood tussen de Hollywood en Sunset Boulevards.