Later schrijft hij erover zonder emotie, maar het hart moet Meriwether Lewis in de keel geklopt hebben als hij op 12 augustus 1805 de bergrug opklautert, naar de pas die nu vlak boven hem ligt. Als eerste Amerikaan zal Lewis de Continental Divide bereiken, de waterscheiding die sinds twee jaar de verste grens vormt van de Verenigde Staten. Een uur eerder heeft hij op deze helling bij een opborrelend stroompje vastgesteld dat hier de bron ligt van de Missouri, de rivier die hij en zijn reisgezelschap anderhalf jaar hebben gevolgd. Boven verwacht Lewis een glooiend landschap, aflopend naar de oceaan, met daarin de Columbia River die uitmondt in de Stille Oceaan.
Het werkelijke uitzicht moet Lewis als een zweepslag hebben getroffen. Er is geen sprake van het zich ‘laven aan de wateren van de Columbia’, zoals hij ’s ochtends in zijn dagboek heeft geschreven. Bergen, bergen en nog eens bergen, zover het oog reikt, noteert hij die avond, ‘hun toppen gedeeltelijk bedekt met sneeuw’. In één klap is de tot dan toe aanvaarde wijsheid over de geografie van Noord-Amerika vernietigd. Weg is het idee dat de westkant van het continent lijkt op de oostkant, met zijn relatief lage bergrug. Weg is het idee dat er een handelsroute mogelijk is die de machtige Missouri via een korte draagroute over de bergen zou verbinden met de grote Columbia en zo met de Stille Oceaan.
Zijn dagboeknotitie ten spijt moet Lewis een vermoeden hebben gehad van het teleurstellende uitzicht. Anderhalve maand tevoren heeft zijn expeditie immers dertig dagen nodig gehad om de grote watervallen van de Missouri te passeren. Daarmee bleek het vooruitzicht van een praktische handelsroute eigenlijk al een hersenspinsel. Maar staand op de Continental Divide realiseert Lewis zich ook dat zijn Corps of Discovery nog een lange weg heeft te gaan. Want in plaats van een snelle boottocht stroomafwaarts wachten dus die eindeloze bergruggen. Hij kan alleen maar hopen op snel contact met de Shoshone, de lokale Indianen die hen over de bergen moeten helpen.
Van oceaan tot oceaan
Boven op die bergrug moet Lewis ook hebben gedacht aan zijn opdrachtgever. Het is immers Thomas Jefferson, Amerika’s briljante derde president, die de drijvende kracht is geweest achter zijn ontdekkingsreis. Zeker is dat Jefferson zelf op 12 augustus 1805 heeft stilgestaan bij de tocht van de 28-jarige militair die in 1801 zijn persoonlijk secretaris werd. Niet alleen voelt de president zich persoonlijk verantwoordelijk voor de reizigers, hij is ook intens benieuwd hoe het hen vergaat. Net die week heeft hij de eerste zending van het Corps of Discovery ontvangen, verstuurd na 2500 kilometer op de Missouri, nog voordat de expeditie echt de onbekende wildernis in dook. De brief van Lewis en de provisorische kaart die medecommandant William Clark heeft gemaakt, stellen de president in staat de voorgenomen route te volgen: als alles volgens plan is gegaan, staan ze op dat moment zowat aan de oceaan.
Het is terecht dat de Lewis en Clark expeditie en Thomas Jefferson vrijwel altijd in één adem worden genoemd. Rond 1800 reikt de horizon van zelfs de meest bereisde Amerikaan niet verder dan de Mississippi. ‘Het westen’ begint achter de Appalachen. Maar Jefferson is al veel verder, hem staat een Amerika voor de geest dat reikt van oceaan tot oceaan.
Van jongs af aan is deze renaissanceman met zijn diepe en gevarieerde kennis geobsedeerd met het westen, met de vraag wat er verderop ligt. Gewoon omdat Jefferson van nature nieuwsgierig is: toen hij ambassadeur was in Frankrijk schepte hij graag op over de enorme dieren en fabuleuze gewassen die op het Amerikaanse continent zouden groeien. Maar bestaan ze ook echt? Belangrijker is dat Jefferson de toekomst van de Amerikaanse democratie alleen maar mogelijk acht in een republiek van vrije boeren en daarvoor is land nodig. Ook spelen strategische overwegingen een rol: Jefferson voelt niets voor Spanje, Frankrijk of Engeland als buurstaat. Wie exploreert, kan claimen en waarom dan niet zoveel mogelijk voor Amerika?
Op de meeste kaarten in Jeffersons uitgebreide bibliotheek is het gebied tussen de Mississippi en de westkust blanco gelaten. Er is een bergrug, een waterscheiding, zoveel is duidelijk, anders zouden de rivieren niet naar de Golf van Mexico lopen. Ook weet men sinds 1792 dat aan de andere kant de Columbia River in de Stille Oceaan uitmondt. Over specifieke geografie en afstanden kan men alleen maar speculeren. Stel dat de Missouri bevaarbaar is tot aan de bron? Stel dat er een relatief gemakkelijke draagroute is over de bergen, naar de bovenloop van de Columbia? Misschien kun je via deze gedroomde Northwest Passage wel direct handel voeren met het Verre Oosten. Jefferson droomt er graag van en sinds 1801 doet hij dat samen met Meriwether Lewis.
Doorzettingsvermogen
In de zomer van 1802 lezen Jefferson en Lewis ademloos een langverwacht boek: een reisverslag van Alexander Mackenzie, een Schotse bonthandelaar die sinds 1780 in Canada heeft rondgezworven. Mackenzie beschrijft een relatief eenvoudige oversteek over de Canadese Continental Divide die hij in 1793 maakte. Dit inspireert en verontrust de lezers. Wat let de Engelsen immers om zuidwaarts te komen, om de lucratieve bonthandel te domineren en de westkust in te pikken?
In 1792 heeft Jefferson al eens geprobeerd een expeditie op te zetten. Die is de mist in gegaan omdat de leider een Franse spion blijkt te zijn, met als opdracht een aanval voor te bereiden op Spaans Louisiana. Nu Jefferson president is, heeft het onderwerp nog steeds, meer nog, zijn aandacht. In de herfst van 1802 heeft hij besloten een nieuwe expeditie uit te rusten, geleid door zijn secretaris. Lewis combineert kennis van het westen, van het leger en van de belangen die op het spel staan met persoonlijke moed en doorzettingsvermogen. Jefferson vult die vaardigheden aan door hoogstpersoonlijk les te geven in de natuurwetenschappen, terwijl Lewis ook een paar maanden in Philadelphia doorbrengt om te snuiven aan de laatste wijsheid. Op 18 januari 1803 dient Jefferson bij het Congres een geheim verzoek in voor 2500 dollar om de expeditie te financieren. Hij rept over Indiaanse problemen en de mogelijkheden van de lucratieve bonthandel. Hoewel Jeffersons tegenstanders minder gecharmeerd zijn van het ruige westen, krijgt hij toestemming om het Corps of Discovery op pad te sturen.
Maar zelfs Jefferson heeft niet kunnen voorzien dat het gebied waar hij de expeditie heen stuurde nog datzelfde jaar Amerikaans zou worden (de legaliteit van de expeditie is in eerste instantie, voor die verwerving, twijfelachtig). In 1803 verdubbelt Amerika zijn grondoppervlak, door in de Louisiana Purchase het hele gebied te kopen van de Fransen. Ineens exploreert de aanstaande expeditie niet een stuk buitenland, maar de grenzen van Amerika. Uitvinden waar precies het land ophoudt, dat is de extra opdracht die de reizigers meekrijgen.
Gebarentaal
Als Lewis die verste grens op 12 augustus 1805 bereikt, via wat nu de Lemhi Pass heet, heeft hij een reis achter de rug met onvoorstelbare ontberingen en nog zwaardere weken in het verschiet. Vanuit het Indiana Territory is hij in de herfst van 1803 vertrokken. Lewis is dan al zo verstandig geweest een tweede commandant in te huren, William Clark, die hem wonderwel aanvult. Kan Lewis na zijn cursussen gelden als een halve wetenschapper, Clark is een uitstekende kaartenmaker, hij heeft als militair ruime ervaring met de frontier en met Indianen, en kan overweg met boten. Uit Clarks eenheid selecteren ze negen vrijwilligers, twee sergeants en zeven soldaten. Ook Clarks zwarte slaaf York gaat mee. Via de Ohio River varen ze naar de Mississippi, vandaar stroomopwaarts naar St. Louis, een frontier -stadje met tweeduizend inwoners. Al snel blijkt dat de expeditie meer mensen nodig heeft en onderweg rekruteren ze nog eens twaalf mannen.
Na een overwintering in de buurt van St. Louis gaat het gezelschap op 31 maart 1804 pas goed op weg: commandanten Lewis en Clark, 25 soldaten, York en verder de handelaar George Drouillard, die gebarentaal beheerst. Ze hebben drie boten: een kielboot van bijna twintig meter lengte, met 22 riemen en een vierkant zeil, en twee pirogues van 13 meter lang, met acht riemen en een potzeil. Vijf extra soldaten gaan mee tot aan de Mandan Villages, de verst bekende handelspost aan de Great Bend van de Missouri, ongeveer 2500 kilometer verderop. Die vijf zullen vandaar de kielboot terugvaren, met het eerste materiaal voor Jefferson.
Edele wilden
De zeven maanden van St.Louis naar de Mandan Villages zijn de minst gevaarlijke en minst opwindende van de expeditie – wat in deze context een nogal relatief gegeven is. De expeditie betreurt zijn enige dode: Charles Floyd overlijdt, waarschijnlijk aan een ontstoken blindedarm. In hun dagboeken houden Lewis en Clark nauwkeurig bij wat ze tegenkomen. Nog nooit zijn de prairies zo uitgebreid beschreven. Zowat iedere dag zijn er nieuwe dieren, zoals de prairiedog , nieuwe planten en nieuwe geografische markeringen. Later komt er het wonderlijke bighorn sheep nog bij.
Alleen aan Indianen ontbreekt het, die zijn op buffalojacht. Pas in augustus kan Lewis zijn Indianentoespraak oefenen, een paternalistische exercitie in vredespreken. Nabij de Platte River, waar nu Nebraska begint, maken ze contact met de Oto. Lewis vertelt hen dat hun ‘oude vaders, de Fransen en de Spanjaarden’ zijn vertrokken ‘voorbij het grote meer naar de opkomende zon’, vanwaar ze nooit meer zullen terugkomen om hun ‘rode kinderen’ te bezoeken. Lewis vertelt hen dat deze reis is bedoeld ‘om jullie de weg te wijzen die je moet begaan om geluk te bereiken’. De chief heeft een ander pad naar geluk: hij dankt Lewis en vraagt om kruit en whisky.
De hele reis zal Lewis trouwhartig proberen Jeffersons opdracht uit te voeren: vrede stichten tussen de stammen. Te veel onrust zal het gedroomde handelsimperium bedreigen. Vooral de sluwe Sioux en de vechtlustige Blackfeet hebben een slechte reputatie, en hebben door hun contacten met de Engelse handelaars de beschikking over vuurwapens en munitie.
President Jefferson heeft een romantisch beeld van het Indianenbestaan, een soort ‘ noble savages ‘, dicht bij de natuur, een wilde variant van zijn favoriete kleine boer. Lewis is minder naïef en later ronduit cynisch over de mogelijkheden om met deze ‘ongeciviliseerde’ lieden samen te leven. Tegen die tijd heeft hij zijn wollige toespraak al tientallen keren afgestoken, en is hij al eens bedreigd, bedrogen, gered en bijna vermoord door Indianen. Lewis’ scepsis is net zo groot als het wantrouwen waarmee de Indianen hem begroeten: zij zitten niet te wachten op blanke pioniers, of ze nu uit Spanje, Frankrijk of uit Washington komen. Al vrij snel moet Lewis een intimidatiepoging van de Sioux dwarsbomen. Hij doet dat uiterst effectief en indrukwekkend: per tam tam reist de reputatie van de expeditie vooruit.
Vrouwelijke icoon
Eind oktober komen de boten aan in de Mandan Villages, in het noorden van het huidige North Dakota. Omdat deze stam veel handelt met de Engelsen, verwacht Lewis er veel te weten te komen over handel en geografie. De expeditieleden brengen in Mandan de winter door, zich voorbereidend op de grote reis en er de geslachtsziektes opdoend die hen de rest van de reis zullen teisteren. Overigens is Lewis wel zo wereldwijs dat hij flinke voorraden mercury -zalf heeft meegenomen, het geldende geneesmiddel. Plezierig verrast verwonderen de heren zich over de bereidwilligheid van de Indianen om hun vrouwen uit te lenen.
In Mandan ontmoeten Lewis en Clark een 45-jarige Frans-Canadees, Toussaint Charbonneau, die de laatste jaren bij de Hidatsa heeft gewoond, een stam verderop aan de rivier. Hij wordt ingehuurd als vertaler. Interessanter nog zijn Charbonneau’s vrouwen, twee Shoshone-meisjes die een paar jaar tevoren door de Hidatsa zijn gekidnapt. De Shoshone wonen in de bergen die straks overgestoken moeten worden; hopelijk kunnen de vrouwen hen de weg wijzen en zonodig vertalen. Uiteindelijk neemt Charbonneau alleen de jongste vrouw mee, Sacagawea (vogel vrouw). Zij zal een icoon worden in de Amerikaanse geschiedenis.
Tijdens de lange winter tekenen de Indianen op de grond uit wat ze weten van de route, met bergjes stof om het reliëf weer te geven. Een grote waterval en flonkerende bergen liggen in het verschiet. Op basis van wat ze horen, rekenen Lewis en Clark op ongeveer een dag om die waterval te passeren en bij bergen denken ze aan wat ze kennen, de Appalachen in Virginia en de Allegheny Mountains in Pennsylvania: peulenschillen voor een beetje trekker.
Indrukwekkend
In april 1805 gaan ze weer verder. De vijf soldaten worden teruggestuurd naar St. Louis met de nu te diep stekende kielboot. Ze krijgen de zending voor Jefferson mee. De groep heeft een uitbreiding ondergaan: in februari heeft Sacagawea een zoontje gekregen, Jean-Baptiste. De Shoshone-vrouw blijkt een aanwinst: ze kent de eetbare wortels en knollen, weet bessen en voedsel te vinden, en wint het vertrouwen van de commandanten – helemaal als ze door snel en krachtdadig optreden een ongeluk met de boten weet te voorkomen.
Regelmatig splitst de Missouri zich en het getuigt van de expertise van beide leiders dat ze steeds de goede vork nemen – ook al meent de rest van het gezelschap vaak dat ze een fout maken. Zo bekijken en benoemen ze de Marias River, maar die loopt noordwaarts en wordt genegeerd. De afstanden zijn groter dan verwachte en het indrukwekkende landschap, op het eerste gezicht nauwelijks geschikt om te boeren, begint te fascineren. Geregeld duiken nu grizzly -beren op, maar steenpuisten, slangenbeten en vooral muggen geven de grootste problemen.
Een serieus obstakel blijken de Great Falls, de gigantische watervallen in de Missouri. Niet één dag maar een hele maand kost het de expeditie om ploeterend door struiken en stekelige cactussen bagage, mensen en kano’s naar de rustige bovenloop te brengen. Lewis moet zich toen al gerealiseerd hebben dat de Northwest Passage een mooie droom zou blijven. Pas midden juli zijn ze weer goed op weg. Later horen ze dat ze door pal westwaarts te gaan betrekkelijk eenvoudig de Continental Divide hadden kunnen oversteken, tot aan de voet van de Lolo Pass. Dat is het lot van ontdekkingsreizigers: door het fout te doen kom je er achter wat beter was geweest.
Ze blijven stug de Missouri volgen, waar ze stuiten op een driewegsplitsing, die ze Three Forks noemen. Weer kiezen Lewis en Clark de juiste aftakking, sindsdien de Jefferson River geheten. Sinds de Mandan Villages hebben ze geen Indiaan meer gezien en het wordt nu urgent om de Shoshone te vinden – ze hebben paarden nodig om de bergen over te steken. Gestadig stijgend bereiken ze het punt waar ze me een been aan iedere kant van de Jefferson kunnen staan, de bron van de Missouri, in de slagschaduw van de Continental Divide. Contact met de Indianen blijft echter uit en een gemakkelijke oversteek dient zich niet direct aan. Gelukkig herkent Sacagawea een hoge vlakte als de zomerverblijfplaats van de Shoshone, al duurt het nog eens vier dagen voordat er ook schuchtere Indianen worden gezien. Als hij op die 12de augustus de bergrug bereikt, volgt Lewis het pad dat een vluchtende Indiaan heeft aangegeven.
Honger
Eenmaal op de Divide, heeft Lewis nauwelijks tijd om zijn teleurstelling te verwerken. De tijd dringt. Hij legt contact met de Shoshone en zij helpen de rest van het vermoeide gezelschap de kam over. Ze dalen af naar het Shoshone-kamp, dat allesbehalve een paradijs blijkt. Door agressievere stammen uit de vlaktes gejaagd, moeten de Shoshone hoognodig op buffeljacht – er wordt honger geleden. Goede wil ten opzichte van de groep is er genoeg, zeker als de chief de broer blijkt van Sacagawea.
De expeditie koopt 29 paarden (minder dan gehoopt) en leent een Indiaanse gids, Old Toby, om hen over de moeilijk begaanbare Bitterroot Mountains te leiden. In een ver verleden heeft Toby het pad bereisd dat de Nez Perce gebruiken om op buffeljacht te gaan. Na een steile afdaling bereiken ze de Bitterroot River en pauzeren in West-Montana, waar nu Missoula ligt. De plek waar ze zich klaarmaken voor de oversteek noemen ze Travelers Rest en daar, aan het kampvuur, horen ze van Toby dat je van hieruit in vier dagreizen de Great Falls kunt bereiken. Dat is een domper: het Corps heeft er immers twee maanden over gedaan door stug de rivier te blijven volgen. Inmiddels loopt de zomer ten einde en er zijn nog heel wat bergen over te steken. De belofte is dat ze via de Lolo Pass, 1800 meter hoog, met een dag of vijf stevig doorlopen het afwateringsgebied van de Columbia kunnen bereiken. De Bitterroots zijn niet zo vreselijk hoog, een dikke 2000 meter, maar de sneeuw, de diepe kloven, omgevallen boomstammen en de claustrofobie van een omsloten omgeving maken het een moeilijk te nemen horde.
Is vijf dagen al rijkelijk optimistisch, als het weer verslechtert en Old Toby de weg kwijt raakt, duurt het nog veel langer. Op 15 en 16 september 1805 maakt het Corps zijn ergste dagen mee. Regen, hagel en sneeuw teisteren de reizigers, de paarden vinden geen voedsel meer en omdat ze ’s nachts ver weg dwalen, kost het de mannen uren om de volgden dag weer verder te gaan. Clark beschrijft de route als ‘draaiend in elke richting om steile hellingen op te gaan & enorme hoeveelheden omgevallen bomen te ontwijken’. Vaak slippen de paarden: tijdens één glijpartij wordt Clarks schrijftafel verpletterd. De honger is het grootste probleem. Niets om op te jagen, geen stromend water, alleen diepe sneeuw. Er zit niets anders op dan een paard te doden en te koken. Clark kijkt om zich heen en stelt vast dat ‘vanaf deze berg ik hoge, ruwe bergen zag, in elke richting, zover als het oog kon zien’.
En het kan nog erger. De volgende dag valt er meer dan vijftien centimeter sneeuw. Een tweede paard moet eraan geloven als de jagers zonder buit terugkomen. Elf dagen kost het de zwalkende, ondervoede reizigers om zich door de Bitterroots te worstelen. Dan komen ze, op 22 september, eindelijk Nez Perce tegen. Deze hebben nog nooit blanken gezien en weten niet goed of de indringers moeten afmaken of verwelkomen. Het wordt een welkom, dankzij een oude Indianenvrouw die na een ontvoering in Canada ooit werd geholpen door blanken. De volgende dag heeft iedereen geweldige diarreeaanvallen door de microben in de gedroogde zalm die ze naar binnen hebben geschrokt.
Zee in zicht
Op 7 oktober bereikt het Corps de Clearwater River en voor het eerst in twee maanden kunnen ze weer varen – en ook nog stroomafwaarts. Twisted Hair, de chief van de Nez Perce, heeft uitgetekend hoe een riviertje dat langs het dorp loopt uitkomt in de Clearwater River, dan in de Snake River en uiteindelijk in de Columbia River. Volgens de chief kost het een dag of tien om de handelsposten daar te bereiken. Lewis maakt zich weer zorgen: zouden de Engelsen hen dan toch voor geweest zijn? Ze laten de paarden achter bij de Nez Perce, met de afspraak om de volgende lente terug te komen.
Eenmaal op het water heeft het Corps zoveel haast dat ze stroomversnellingen per boot nemen die ze beter lopend hadden kunnen passeren. Maar het gaat goed, soms onder toejuichingen van de onvriendelijke Indianen op de rotswanden. Op 7 november noteert Clark dan eindelijk in zijn dagboek: ‘Ocean in view! Oh, the joy’. Maar hij loopt op de zaken vooruit: het is slechts een wijde baai van de Columbia, ze hebben nog een week te gaan. Bijna, in het zicht van de oceaan, leiden ze nog schipbreuk als ze vast komen te zitten bij overhangende rotsen, bij Point Ellice. Clatsop Indianen moeten hen helpen deze laatste hindernis te overleven. Op 15 november is dan het doel bereikt en staan ze in de regen aan het strand van de Stille Oceaan.
Perfecte symboliek
Het schiereiland aan de monding van de Columbia noemen ze Cape Disappointment, een weergave van hun gevoelens. De Northwest Passage is een illusie gebleken: een commerciële route is duidelijk niet mogelijk. Het vooruitzicht van een winter op deze desolate plek is weinig aantrekkelijk en de hoop dat er misschien een schip langskomt dat hun materiaal mee kan nemen, blijkt vergeefs. Veel te jagen valt er niet en al is er zalm in overvloed, de mannen die maanden op vier kilo vlees per dag geleefd hebben worden geen visliefhebbers. De hele winter lang kopen ze honden van de verbaasde Indianen.
Gedeeld ongemak op zo’n lange en onzekere reis vereist discipline en organisatie. Maar ook solidariteit en groepszin. Dat de hele club, met onderweg slechts één dode, daadwerkelijk de oceaan bereikt, is een wonder op zich. Hoe dat werkt, blijkt als het gezelschap op 24 november 1805 moet beslissen over de plek waar ze de winter zullen doorbrengen. En wat doen ze? Het lijkt een mirakel, zo uit het grote boek van Amerikaanse clichés, maar het is echt waar: ze stemmen erover. En iedereen mag meedoen, ook York, de zwarte slaaf van kapitein Clark en ook Sacagawea. Wie als lezer de reis heeft gevolgd, kan het alleen maar volstrekt vanzelfsprekend vinden. Maar de piepjonge Amerikaanse republiek, met zijn gelijkmakende frontier-democratie, had zich geen betere symboliek kunnen wensen.
Verveeld en vervuild
Het vergt te veel van de verbeelding om de miezerigheid van die lange donkere en natte winter voor de geest te halen. Alleen de onzekerheid al. Zou er nog een schip in de buurt komen? Zou iemand ooit hun aantekeningen lezen? Op de zuidelijke oever van de rivier bouwen ze Fort Clatsop: twee cabins omringd door een palissademuur van vijftig voet in het vierkant. In die rokerige holen, verveeld en vervuild, houden ze vol. Het weer is zo slecht dat Lewis de eerste maand in het fort geen enkele astronomische peiling kan verrichten.
Lewis houdt iedereen bezig met het aanleggen van nieuwe voorraden, met het maken van gereedschap en het aan het strand inkoken van zeewater voor een zoutvoorraad. Als er een walvis aanspoelt, in februari, is dat de meest opwindende gebeurtenis. Clark verwerkt alle verkregen informatie in een enorme kaart van het gebied tussen oceaan en Fort Mandan. Als hij begin februari klaar is, bestuderen Lewis en Clark de kaart uitgebreid en concluderen ze dat ze nu de gemakkelijkste weg over de bergen weten. De terugreis zal iets gemakkelijker worden.
Twee verschillende routes
Op 23 maart 1806 begint het Corps of Discovery weer stroomopwaarts te peddelen. De stroomversnellingen kosten zoveel tijd dat ze besluiten de kano’s te dumpen en een paar pakezels te kopen. Ze hopen zo snel mogelijk over land de Nez Perce te bereiken, voordat die op buffeljacht gaan. Gelukkig heeft de diepe sneeuw de Indianen in hun dorpen gehouden. In hun haast maken Lewis en Clark dan een van de weinige foute beslissingen tijdens de expeditie: ze vertrekken te vroeg naar de Lolo Pass, raken vast in de sneeuw en moeten omkeren. Twee weken later lukt het wel en in vijf dagen zijn ze terug in Travelers Rest.
Lewis en Clark hebben afgesproken om hier op te splitsen en twee verschillende routes terug te exploreren. Lewis volgt de landroute van de Nez Perce die direct leidt naar de Great Falls van de Missouri. Van de Great Falls zal hij dan met drie man de Marias River exploreren, om te kijken hoever die naar het noorden gaat.
Clark neemt de oude weg terug, de Bitterroot River volgend en dan aan de andere kant van de Continental Divide, de Jefferson River naar Three Forks, waar de groep een jaar tevoren kano’s en voorraden heeft verborgen. Daar splitsen ze zich nogmaals. Sergeant John Ordway zal de Missouri volgen en bij Great Falls contact maken met Lewis. Clark zal, vergezeld van Charbonneau, Sacagawea en de rest van de mannen oostwaarts oversteken naar de vallei van de Yellowstone River en die volgen naar de Missouri. Waar de twee rivieren samenkomen, zullen de groepen elkaar weer ontmoeten.
Confrontatie
Lewis ervaart de risico’s van opsplitsing als hij op 26 juli aan de Marias River acht Blackfeet ontmoet, de gevaarlijkste Indianen op de Great Plains. De acht brengen de nacht door in Lewis’ kamp. Ondanks Lewis’ stichtelijke standaardtoespraak proberen de Indianen ’s ochtends vroeg de Amerikanen te overvallen. Het leidt tot de ernstigste confrontatie van de expeditie: een van de Blackfeet wordt neergestoken, een ander in de buik geschoten. De rest vlucht.
Uit angst voor een aanval rijdt Lewis de hele dag en een groot deel van de nacht, ook om de anderen aan de rivier voor het gevaar te waarschuwen. Ze hebben geluk: als ze aan de rivier opduiken, komt de andere groep net aanvaren. Gezamenlijk haasten ze zich naar het ontmoetingspunt met Clark. Als ze half augustus 1806 de Mandan Villages bereiken, kunnen ze alleen maar vaststellen dat de vrede op de Great Plains ver te zoeken is. Alle stammen zitten elkaar op de hielen. In hoog tempo zakken de mannen nu stroomafwaarts, na afscheid te hebben genomen van Charbonneau, Sacagawea en de kleine Jean Baptiste. Soldaat John Colter ziet de beschaafde wereld niet meer zo zitten en blijft achter om in Yellowstone op beverjacht te gaan. Op 23 september komt de expeditie aan in St. Louis, waar men de hoop op hun terugkeer al had opgegeven. Nog dezelfde middag schrijft Lewis een lange brief aan Jefferson.
Toestroom van pioniers
Zo leest de president een paar weken later dat de Northwest Passage een droom blijft, al schetst Lewis een rozig beeld van een mogelijk handelsimperium in het noordwesten. Omdat de Engelse huidenjagers gedwongen zijn via Londen te handelen, hebben de Amerikanen een enorm voordeel. De kosten van zo’n operatie zullen echter niet gering zijn en het is de vraag of het Congres erin wil investeren. Toch zal de president tevreden zijn geweest: het bevestigt zijn visie dat de Verenigde Staten zich moeten uitstrekken van zee tot zee, over het hele continent. De Lewis and Clark Expedition gaf daartoe ook meteen de eerste aanzet. De combinatie van de Louisiana Purchase en hun tocht leidt tot een enorme toestroom van pioniers en huidenjagers. Eind december 1806 zit Meriwether Lewis dan eindelijk met zijn patroon in de Executive Mansion in Washington. Gebogen over de kaarten van Clark laat Jefferson zich alles vertellen.
Het nieuws van de tocht wordt uitgebreid gerapporteerd en de reizigers zijn instant helden. De naar depressie neigende Lewis raakt echter aan de drank en schiet zichzelf in 1809 dood. William Clark trouwt en wordt de Indian’s Agent voor de regering in St. Louis. Hij heeft altijd meer opgehad met de Indianen, die hem vertrouwen en ‘Red Headed Chief’ noemen.
Vijf generaties
Een uitgebreid verslag van de reis laat op zich wachten. In 1814 verschijnt een eerste beschrijving van de reis, gebaseerd op hun aantekeningen, maar pas in 1904 komen de volledige dagboeken uit waardoor veel ontdekkingen van Lewis en Clark op het conto van anderen zijn geschreven. In plaats van de tientallen generaties die Thomas Jefferson verwachtte dat het zou duren voor het hele continent door Amerikanen bewoond en bewerkt zou zijn, neemt het slechts vijf generaties voordat een jonge historicus, Frederick Jackson Turner, in 1893 de frontier voor gesloten verklaart.
Literatuur
Het verhaal van de reis is een prachtig epos, op het niveau van de mooiste overgeleverde mythische verhalen uit de oudheid. Lewis en Clark waren geen kleine Homerussen, maar hun verhaal is zo mooi en hun karakters zijn zo bijzonder, dat hun dagboeken uitstekend zelfstandig gelezen kunnen worden. Er zijn vele verschillende pockets met de opgeschoonde tekst, maar de aantekeningen van de auteurs zelf hebben hun eigen charme. Vooral de spelfouten van William Clark geven de journals een hoge mate van authenticiteit.
Er is geen gebrek aan boeken die dit spannende avontuur verhalen of hervertellen, of aandikken. De bekendste is Undaunted Courage van de veelschrijvende historicus Stephen Ambrose, dat in 1996 uitkwam. Ambrose volgt de route zo ongeveer van dag tot dag, in tamelijk onopwindend werkproza. In 1997 verscheen Lewis & Clark, The Journey of the Corps of Discovery van de hand van Dayton Duncan en Ken Burns, een boek dat de televisie serie van PBS begeleidde. Het is mooi geïllustreerd maar oppervlakkig. Een van de mooiste vertellingen is nog steeds de van de Bernard de Voto uit de jaren vijftig. Er zijn talloze prima websites over de expeditie.