Door Marko Cortel
Tegen een achtergrond van het vage geruis van Route 2 gaan de wandelaars in ganzenpas rond Walden Pond. Anno 1998 is dat het decor waartegen mensen op zoek zijn naar de rust en de magie van de natuur zoals die werd geschetst door één van Amerika's beroemdste schrijvers. In het park in Massachusetts, niet ver van Boston, staat een replica van de blokhut waarin Henry David Thoreau, schrijver en natuurvorser, ruim twee jaar verbleef in zijn hoogst persoonlijke poging een antwoord te vinden op de vraag of een mens werkelijk vrij kon zijn.
Thoreau's hele leven was een groot nee tegen het materialisme van zijn landgenoten. Door in die jaren zo eenvoudig mogelijk in zijn onderhoud te voorzien uitte hij een hartekreet tegen wat toen al een consumptiemaatschappij genoemd werd. Thoreau wilde leven om te leven en niet krom liggen om te kunnen overleven. Herhaaldelijk nam Thoreau Amerika op de hak als een land van kuddedieren, dat probeerde nieuwkomers in te kapselen in de Amerikaanse manier van leven. Amerikanen vonden zichzelf individualisten, maar volgens Thoreau bleek dat nauwelijks uit hun dagelijks leven.
Rond Thoreau hangt ook nu nog het aura van de zelfvoorzienende natuurmens – in de terug-naar-de-natuurwereld is hij nog steeds een groot voorbeeld. Maar het leven van Thoreau (1817-1862) was meer een uiting van filosofische dan van praktische afkeer van de samenleving. Walden, de plaats van zijn vrijwillige isolement, was dicht bij Concord, waar hij – ook in zijn zogenaamd geisoleerde periode – geregeld zijn boodschappen deed. Het gebaar echter, zijn pose van 'rugged individualist' en een met de natuur, sloot naadloos aan bij de mythe van de eerste Amerikaanse pioniers.
New England, de regio waar Thoreau woonde, beleefde in de eerste helft van de negentiende eeuw een economische bloeiperiode. Daardoor was er ook geld voor kunst en cultuur beschikbaar wat veel schrijvers en kunstenaars aantrok. In en rond Boston schoten de kunstenaarsgenootschappen en literaire tijdschriften als paddestoelen uit de grond. De periode van 1830 tot 1860 wordt hier dan ook wel de American Renaissance genoemd, en een van de kenmerken was een nieuwe filosofie: het transcendentalisme. Deze stroming nam de natuur als uitgangspunt, omdat ze meenden dat daarin het Goddelijke in Amerika het best tot uiting kwam.
De beweging dankte zijn naam aan haar nadruk op het gevoel, dat transcendeerde (zich verheffen boven) over de grenzen van de ratio. Het Amerikaanse transcendentalisme werd geïnspireerd door Europese denkers als Immanuel Kant en Samuel Taylor Coleridge, maar haar moralisme dankte het aan de Quaker-doctrine van `het innerlijke licht'. Dit door God gegeven licht werd door de transcendentalisten vertaald in `intuïtie', een natuurlijk besef van goed en kwaad in de mens.
Vanaf 1836 kwam een informele discussiegroep onder de naam `The Transcendental Club' regelmatig bijeen in Boston en Concord. Hun onderwerpen variëerden van abolitionisme (de roep om de slavernij af te schaffen) tot oosterse religies en utopisme. Transcendentalisten verzetten zich heftig tegen de materiële instelling van hun landgenoten. De club had grote aantrekkingskracht op de intellectuelen in New England met als bekendste vertegenwoordiger de schrijver Ralph Waldo Emerson, die ook redacteur was van het kwartaaltijdschrift van de transcendentalisten, The Dial. Emerson gold als de hogepriester van het transcendentalisme.
Emerson woonde in Concord, Massachusetts, waar hij zich wijdde aan een leven als essayist, dichter en spreker in het literaire circuit. Hij predikte optimisme, zelfvertrouwen en de onbegrensde mogelijkheden van de individu, maar hij wilde verder gaan dan enkel koud rationalisme. Hij wilde in het 'zelf' doordringen en meende dat de essentie van de wereld verscholen lag in de spirituele wetten, die alle dogma's overstegen. In de natuur, 'God's hieroglyph' lag alle noodzakelijke kennis verscholen. En in die machtige Amerikaanse natuur was de Amerikaan een Adam, een nieuwe man, een optimistische pionier in individuele vrijheid.
Henry David Thoreau, die veertien jaar jonger was dan de al gevestigde Emerson, was een groot bewonderaar van de schrijver; hij hing diens theorieen aan en bracht ze in de praktijk. 'I like people who can do things', zei Emerson ooit, en Thoreau kon heel wat – hout bewerken, schilderen, metselen, onderzoek doen, zeilen en tuinieren. In de woorden van Emerson was Thoreau as ugly as sin, long-nosed, queer-mouthed en hij had ruwe en wat ouderwetse manieren. Maar tegelijk was hij compromisloos integer, een vitaal buitenmens en een sarcastische individualist. 'Als iemand uit de pas loopt', zei Thoreau, 'dan is hij misschien omdat hij een andere maat hoort (a different drummer).'
Na zijn studie aan Harvard vestigde de van gegoede komaf zijnde Thoreau zich in Concord. Hij kende de Griekse, Romeinse en Engelse klassieken en ook de geschriften van het Hindoeïsme. Thoreau's buren kenden hem als een goedopgeleide, maar werkeloze man. Men achtte het een verkwanseling van maatschappelijke kansen als iemand aan Harvard studeerde en er dan niets mee deed. Ze konden geen vat krijgen op Thoreau's bezigheden. Een carrière in het onderwijs had gekund, maar Thoreau weigerde lijfstraffen uit te delen en nam al snel ontslag. Met zijn oudere broer John runde hij vanaf 1838 korte tijd een progressieve school in Concord, maar toen John ziek werd stopte hij daarmee.
Na de dood van John nam Thoreau zijn intrek in huize Emerson als klusjesman, in ruil voor een kamer. Hij solliciteerde nog wel, maar in het crisisjaar 1837 lagen de banen niet voor het oprapen en hij wilde toch liever schrijver en filosofisch naturalist te worden. Dagelijks vluchtte hij de bossen en velden in om zich te laven aan de schoonheid van de natuur en na te denken over de mysteries van het leven. Op aanraden van Emerson was hij een dagboek begonnen, waarin hij zijn indrukken noteerde. Later zouden deze aantekeningen de basis vormen van zijn lezingen, essay's en boeken.
In 1843 deed hij nog een poging om les te geven vanuit het huis van Emersons broer William op Staten Island, maar stopte ermee toen zijn heimwee naar de bossen rond Concord hem te veel werd. In de jaren veertig verdiende hij wat met lezingen in New Bedford, Worcester en Boston. De ene keer vermaakte hij zijn toehoorders met typische Yankee grappen, de andere keer sloeg hij hen om de oren met kritieken op hun levenstijl en probeerde hij hen te laten nadenken over hun leven. In deze periode wist hij ook enkele gedichten te verkopen aan bekende tijdschriften. Zo plaatste Emerson een paar gedichten en artikelen van Thoreau's hand in The Dial. Daarnaast werkte Thoreau af en toe in de potlodenfabriek van zijn vader; na diens dood in 1859 zette hij deze zaak voort.
De bossen bleven echter trekken en Thoreau's band met de natuur werd steeds hechter. Zijn tijdgenoten, als ware pioniers, beschouwden een boom als iets dat je kon verbranden, een berg als iets dat je kon bedwingen en een dier als iets om op te schieten. Thoreau's transcendentalisme zag men rond 1840 als een voorwerp van spot of zelfs vijandig aan het christelijk geloof. Natuurmystici, dat stempel kregen Emerson, Thoreau en ook de dichter Walt Whitman opgedrukt. De schrijvers hadden onconventionele opvattingen over het universum en veel tijdschriften weerden of censureerden hun werk.
Volgens Emerson deed de kerk alsof God dood was terwijl hij juist vond dat de mens altijd religieuze ervaringen kon hebben waarbij de ziel van het individu `in contact kwam met de ziel van het universum'. Maar een dergelijke ervaring zou men eeder hebben in de bossen rond Concord dan in een kerk. Ook Thoreau vond kracht in de bossen. Hij voelde zich absoluut niet eenzaam in de uitgestrekte bossen. 'Is onze planeet geen onderdeel van de Melkweg?', vroeg Thoreau. De natuur zou altijd een tijdloze entiteit in zijn leven vormen; hij vond er een genezer en hersteller in, en niet iets waarin je enkel op zondagmiddag op keurige paden liep voordat je terugging naar de stad.
In zijn schrijven kwam deze natuurbeleving kwam voor het eerst tot uiting in The Maine Woods, waarin Thoreau bewees hoeveel een goede waarnemer kon ontdekken in de natuur rond Concord. Hij toonde zich een frontiersman, een ontdekker van zowel de schoonheid van de natuur als de hogere waarden in zichzelf. De bossen in Maine waren 'oorspronkelijke, ongetemde en voorgoed ontembare natuur'. The Atlantic Monthly plaatste alleen de eerste twee hoofdstukken maar censureerde een regel waarin Thoreau verklaarde dat een denneboom net zo onsterfelijk was als hij en wellicht ook naar een hemel zou gaan. Het complete boek werd pas na zijn dood uitgegeven.
Ook van zijn volgende boek, Cape Cod, verschenen alleen de eerste vier hoofdstukken in een tijdschrift. In de negentiende eeuw was Cape Cod, dat tegenwoordig miljoenen toeristen trekt, allesbehalve populair, waardoor zijn onderwerpkeuze nogal exotisch overkwam. In het boek beschreef Thoreau voornamelijk de plaatselijke geschiedenis. In de de laatste zin nam hij opnieuw afstand van zijn landgenoten: A man may stand there [at Cape Cod] and put all America behind him.
Tijdens zijn leven werden maar twee van Thoreau's boeken gepubliceerd, A Week on the Concord and Merrimack Rivers (1849) en Walden (1954). De titel A Week on the Concord and Merrimack Rivers dekte niet helemaal de lading. Thoreau beschreef niet alleen een kanotocht van een week die hij enkele jaren daarvoor met zijn broer had gemaakt, maar ook flora en fauna, ontmoetingen, plaatselijke geschiedenis en vriendschap. Daarnaast bevat het boek gedichten en fragmenten van vertalingen van Grieks drama. De hoofdmoot bestond uit essay's over de meest uiteenlopende onderwerpen, varierend van van rivieren en vis tot christendom en voettochten, en van kano's en oosterse geschriften tot de veemarkt van Concord en de `Canterbury Tales'. Op eigen kosten bracht Thoreau een oplage van 1.000 exemplaren uit. De jaren van studie die in het boek waren gegaan, imponeerden zijn collega's niet. Zij vonden het een onsamenhangend geheel. Zevenhonderd exemplaren bleven onverkocht op de zolder staan.
Maar Thoreau had sowieso al weinig illusies over de ontvankelijkheid van zijn landgenoten voor het niet-platvoerse. 'Het grootste deel van de mensen leeft in stille wanhoop', oordeelde de toen 28 jaar jonge dichter op 4 juli 1845. De Amerikanen vierden hun onafhankelijkheid in luidruchtige dronkenschap. Uit protest tegen deze carnavaleske viering van een heilig goed en teleurstellin over de Amerikaanse moraal, zonderde Thoreau zich af in de bossen van Concord. Bij Walden Pond bouwde hij een blokhut en verklaarde hiermee zíjn onafhankelijkheid.
Thoreau wilde in de bossen rond Walden Pond uitzoeken 'waarheen Integriteit voert', en uitvinden of het mogelijk was om als mens waarlijk vrij te leven. 'Ik ging de bossen in omdat ik bewust wilde leven, enkel de essentiele levensfeiten confronterend, en wilde kijken wat die te leren hadden, en niet uit te vinden, bij mijn dood, dat ik niet had geleefd.'
Na twee jaar, twee maanden en twee dagen keerde hij terug met dagboeken vol aantekeningen over deze ervaring. Uit deze notities zou hij in 1854 Walden samenstellen. Door de tegenvallende verkoop van zijn eerste boek, had Thoreau pas in 1854 genoeg geld om dit boek te publiceren, wat hem ook de tijd verschafte om het boek enige malen te herschrijven. Het boek werd er aanmerkelijk beter van; had hij meteen gepubliceerd, dan zou Walden nooit zo'n klassieker zijn geworden. Toch bleef het boek de eerste jaren buiten Concord en Boston onopgemerkt. Pas enkele decennia later zou het een positie in het Amerikaanse literaire canon verwerven.
Walden was een ongekende getuigenis van persoonlijke vrijheid, een getuigenis van de afkeer van luxe en een herinnering aan het pastorale leven dat Amerika ooit kende. Thoreay keerde zich tegen een cultuur die zich blindstaarde op geld en altijd bereid was om integriteit ondergeschikt te maken aan succes. Hij veroordeelde de groeiende consumptie-economie, die door middel van infantiele reclame behoefte kweekte aan onnodige of zelfs verderfelijke zaken. Zijn woede over het materialisme werd vergroot door het gedrag van de allerarmsten, die hun weinige geld (en daarmee hun leven) aan de meest nutteloze dingen spendeerden. `Materialisme zit in het zadel en de mensheid wordt erdoor bereden', had Emerson ooit gezegd. In Walden probeerde Thoreau deze woorden te ondersteunen en het spirituele leven te promoten.
De basis van het leven was een gevoelsmatig besef van goed en kwaad en Thoreau meende dat dit besef bij het meest idealistische land ter wereld vaak ontbrak: niet alleen vierde men zijn onafhankelijkheid door dronken te worden, maar die onafhankelijkheid was ook niet voor iedereen. Indianen werden uitgeroeid, zwarten in slavernij gehouden en president Polk voerde een veroveringsoorlog tegen Mexico. Een van de weinige Amerikaanse schrijvers die tegen die oorlog protesteerden, was Thoreau Hij weigerde in 1846 zijn Poll Tax van $1 te voldoen, omdat het geld mogelijk gebruikt werd om wapens mee te kopen. Als gevolg van deze ongehoorzaamheid in oorlogstijd kwam hij in het gevang terecht en werd hij in één klap wereldberoemd. Een dag later was hij al weer vrij toen toen Emerson tot Thoreau's afgrijzen het verschuldigde bedrag betaalde. De begroeting is klassiek geworden: 'Henry, why are you here?', vroeg Emerson. "Why are you not here?', antwoordde Thoreau.
Zijn ervaringen in burgerlijke ongehoorzaamheid beschreef Thoreau in zijn essay Resistence to Civil Government, na zijn dood On the Duty of Civil Disobedience getiteld. Een individu moest tegen elke wet protesteren als die moreel onjuist was, ook al onderschreef een meerderheid de wet. 'Elke burger die overtuigd is van de juistheid van zijn opinie', schreef hij, 'vormt een meerderheid van een'. Thoreau was de 'uitvinder' van burgerlijke ongehoorzaamheid, een vorm van individueel protest, waarbij het alledaagse als protestmiddel werd gebruikt.
Slavernij was in Thoreau's ogen het toppunt van onmenselijkheid. In de loop der jaren was hij onder de indruk geraakt van de welsprekendheid van de voormalige slaaf en strijder voor gelijke burgerrechten Frederick Douglas. Thoreau wierp zich op als abolitionist, voorstander van afschaffing van de slavernij, en schreef felle polemieken tegen deze instelling. Hij verving Douglas zelfs een keer bij een toespraak.
In 1851 werd in Boston onder de Fugitive Slave Law de gevluchte slaaf Thomas Sims opgepakt en teruggestuurd naar zijn baas in Georgia. Nadat in 1854 op grond van dezelfde wet Anthony Burns naar Virginia werd teruggezonden, gaf Thoreau zijn meest opzienbarende speech: Slavery in Massachusetts. Dit gebeurde op een Fourth of July protestfeest, waarbij ook een kopie van de Constitution werd verbrand, omdat die slavernij toestond. Zijn speech werd afgedrukt in de Liberator, uitgegeven door William Lloyd Garrison.
Thoreau verwoordde de frustratie van veel tijdgenoten: 'In eerste instantie wist ik niet wat me dwars zat. Daarna realiseerde ik me dat het mijn land was dat ik had verloren.'
In 1859 hield Thoreau een hartstochtelijk pleidooi in zijn speech A Plea for Captain John Brown. Op 16 oktober 1859 overviel deze John Brown met een aantal handlangers het federale arsenaal in Harper's Ferry, Virginia. Ze hoopten een slavenopstand in de zuidelijke staten te ontketenen maar binnen twee dagen zaten de aanvallers gevangen. Brown's doelstelling, de afschaffing van de slavernij, was echter populair in het noorden, al veroordeelde men zijn methoden. Twee jaar eerder had Thoreau John Brown ontmoet en geconcludeerd dat dit een van de weinige mensen was die met kop en schouders boven de antebellum-politici uitstak. Brown kon volgens Thoreau niet schuldig worden bevonden door een jury of his peers omdat hij geen gelijken had. Thoreau nam hem op in de rangen van de transcendentalisten: 'Een man met een zeldzaam gezond verstand en een directheid van spreken; boven al een transcedentalist, een man van ideeen en principes'.
Thoreau's betrokkenheid bij de anti-slavernij beweging was een logisch gevolg van zijn afkeer van onderdrukkende instituten. Zijn intellectuele en morele stellingname was niet ongewoon in de jaren vlak voor de Burgeroorlog. Het debat over slavernij was inmiddels veranderd van een marginale discussie in een nationaal hangijzer. De territoriale expansie en de vraag of de nieuwe staten wel of niet slavernij mochten toestaan, scherpte het debat aan. De aanhang van de abolitionisten groeide gestaag, mede door de kranten, speeches, boeken en pamfletten die het onderwerp te berde brachten.
Henry David Thoreau was vierenveertig toen hij in 1862 overleed. De grafiet die hij in de potlodenfabriek had ingeademd, verwoestte zijn longen. Op dat moment waren alleen A Week on the Concord and Merrimack Rivers en Walden in boekvorm verschenen. Van zijn postuum uitgegeven werken, The Maine Woods en Cape Cod, waren fragmenten in tijdschriften gepubliceerd. Emerson noemde Walden ooit 'dat ene gouden boek', maar Thoreau's invloed op zijn tijdgenoten bleef gering. In de vorige eeuw was het gebruikelijk om artikelen en fragmenten anoniem te publiceren, zodat maar weinig mensen wisten dat ze Thoreau lazen. Buiten Amerika heeft Thoreau's werk grote invloed gehad. De geschriften werden overal vertaald. Marcel Proust noemde Thoreau zijn broeder en Tolstoi vroeg in zijn Message to the American People in 1901 waarom de Amerikanen zo weinig aandacht besteedden aan Emerson en Thoreau. In de VS verwijderde de ambassades nog in 1954, onder druk van de heksenjacht op communisten Walden nog uit hun bibliotheken; 'downright socialistic' vonden de censors.
On the Duty of Civil Disobedience heeft via een U-bocht zijn uitwerking op de Amerikanen gehad. Dit meest gelezen werk uit de Amerikaanse literatuur werd vooral in Azie en Afrika een grote inspiratiebron voor de vrijheidsstrijd. Mahatma Ghandi baseerde er zijn theoriën over geweldloos verzet op. Martin Luther King, Jr. leerde op zijn beurt weer van Ghandi. Pas later ontdekte King dat een landgenoot de theoriën had ontwikkeld. Thoreau leerde indirect de in de kinderschoenen staande burgerrechtenbeweging de boodschap over geweldloos, passief verzet. King vulde dit aan met het gebruik van liefde als wapen.
Iedereen die onderdrukt of gediscrimineerd wordt kan zich gesterkt voelen door Thoreau's inspirerende concept van de onschendbaarheid van de integriteit van individuen en hun vrijheid. Aan het eind van zijn essay schreef Thoreaus: 'Er zal nooit een echt vrije en verlichte Staat zijn, tot de Staat het individu erkent als een hogere en onafhankelijke macht, aan wie zij zelf al haar macht en autoriteit ontleent, en hem als zodanig behandelt'. In de honderdveertig jaar sinds Thoreau deze woorden schreef, is de staat groter geworden en de individu kleiner, kleiner dan Thoreau voor mogelijk zou hebben gehouden, maar zijn woorden blijven inspireren.
In 1959, toen projectontwikkelaars de oevers van Walden Pond wilden bebouwen met hotels, lokte dit wereldwijde protesten uit. Uiteindelijk besloten ook de Amerikanen een van hun grote schrijvers op de juiste manier te waarderen: het gebied rondom Walden Pond werd een State Park gewijd aan zijn nagedachtenis. Dat de toeristen kuddegedrag vertonen en verkeergeruis op de achtergrond horen, is een ironie die hij zou begrijpen, al zou hij hem niet erg waarderen.