De Louisiana Purchase

Op 2 mei 1803 verdubbelde de Verenigde Staten in oppervlakte. Die dag tekenden onderhandelaars van president Jefferson in Parijs een contract (dat ze antedateerden tot 30 april) waarbij de Verenigde Staten het Louisiana Territory kochten van de Fransen. In één klap ging een enorm gebied, alles ten westen van de Mississippi, tot aan het huidige New Mexico, Colorado en Utah over aan de Amerikanen.

Op het moment dat president Jefferson zijn verzoek indiende voor de Lewis and Clark Expedition, in januari 1803, lag er bij het Congres een ander geheim verzoek: voor toestemming om New Orleans te kopen van de Fransen. Tot 1800 was dit gebied, inclusief New Orleans eigendom geweest van de Spanjaarden en hoewel dat soms tot problemen leidde, baarde de Spaanse aanwezigheid Jefferson niet echt zorgen. Spanje had het gebied gekregen van de Fransen in 1762, als dank voor steun in de Zevenjarige Oorlog tegen Engeland. Niet dat de Spanjaarden er grote plannen mee hadden, ze zagen het gebied vooral als een veilige barrière tussen de snel groeiende Amerikaanse kolonies aan de oostkust en hun zilvermijnen in New Mexico (Spanje bezat trouwens ook alles ten zuiden van de 31 ste parallel, het huidige Florida).

Wie New Orleans beheerste, domineerde de uitgang van de Mississippi naar de Golf van Mexico. Naarmate de druk van de pioniers uit de Verenigde Staten groeide, werd Spanje moeilijker in de omgang. Voor de westelijke boeren was de Mississippi hun enige kanaal om de markten te bereiken, dus toen Spanje in 1784 de rivier afsloot, begonnen uitgebreide onderhandelingen. Die legden trouwens ook een belangentegenstelling binnen de Verenigde Staten bloot: de noordoostelijk staten interesseerden zich niet erg voor het westen (het land achter de Appalachen), de zuidelijk staten, Virginia voorop, zagen er de toekomst van het land. Onderhandelingen leidden tot niets.

Ondertussen kwam het in 1791 op Santa Domingo tot een opstand tegen het Frans gezag op dit Caribische eiland. Veel politieke vluchtelingen zochten een goed heenkomen in New Orleans, wat de Spanjaarden weer zorgen baarde: hun militaire gezag was al minimaal, ze hadden geen behoefte aan hele en halve revolutionairen. Veel Amerikanen, Thomas Jefferson voorop, meenden dat dit hele gebied uiteindelijk als vanzelf in de Amerikaanse schoot zou vallen. Uiteindelijk was Spanje als imperium op zijn retour en zou de demografische en economische druk vanuit Amerika alleen maar groter worden.

Nachtmerrie

De onderkenning van deze problemen leidde ertoe dat de Spanjaarden hun rechten op Louisiana weer teruggaven aan de Fransen, die onder Napoleon Bonaparte meer werk wilden gaan maken van hun koloniale ambities. Sluw calculerend dachten de Spanjaarden dat de Fransen beter dan zijzelf hun belangen in het zuidwesten konden beschermen. De Fransen verslikten zich echter in het onderdrukken van de opstand op Santa Domingo (dat in 1804 als Haïti onafhankelijk zou worden). Het herstel van de slavenstaat daar lukte niet en met vele Franse soldaten legde daar de droom van een Frans Caribisch rijk het loodje.

Voor Jefferson was de Franse aanwezigheid naast de deur een bron van zorgen. Het uitgeputte Spanje had er dan niet veel mee gekund, de president was bang dat de ambitieuze Fransen onder Napoleon een expansionistisch beleid zouden voeren in het westen en in elk geval de controle over de Mississippi zouden misbruiken. Het Amerikaanse belang groeide maar door: er woonden nu al een half miljoen Amerikanen ten westen van de Appalachen. Een continent verdeeld over verschillende landen was Jeffersons nachtmerrie – het zou een soort Europa in Noord-Amerika worden.

Koopje

In pril 1802 had Jefferson al een onderhandelaar naar Parijs gestuurd, Robert Livingston om een stuk land te kopen aan de monding van de Mississippi, dat de Amerikanen zouden kunnen gebruiken als haven in plaats van New Orleans. Weliswaar hadden de Amerikanen sinds een verdrag in 1795 navigatierechten op de Mississippi en ook rechten op overslag in New Orleans, maar dat verdrag met Spanje leek Jefferson niet helemaal veilig in Franse handen. In april 1803 (na verkregen toestemming van het Congres voor de koop) stuurde Jefferson zijn assistent James Monroe naar Parijs om de deal af te ronden. Net op de dag dat Monroe in Parijs aankwam, suggereerde Napoleon aan Livingston dat Amerikanen eigenlijk maar heel Louisiana moesten kopen.

De diplomaten hadden niet de vrijheid om die deal te sluiten, maar konden hem ook niet laten lopen en deden wat hen verstandig leek: kopen. Op 2 mei 1803 bereikten ze overeenstemming om het gebied voor 15 miljoen dollar in cash en schuldovernames te kopen. Hoewel het voor Jefferson daardoor vrijwel onmogelijk werd om de beloofde evenwichtige begroting te bereiken, liet hij dit koopje niet lopen. Integendeel, hij was dolgelukkig toen hij de aankoop in juli 1803 vernam. Jeffersons tegenstanders, de Federalisten, zagen echter weinig heil in de toevoeging aan de VS van een stuk wildernis, vol wolven en Indianen. Alexander Hamilton maakte zich zorgen over de vraag of het land wel bijeen kon blijven als het zo groot werd.

Ondertussen wist Jefferson niet zeker of de Grondwet hem wel toestond om buitenlands gebied te verwerven en op te nemen in de Unie. Hij twijfelde en pas toen Livingston en Monroe hem berichtten dat Napoleon begon te aarzelen, legde hij het verdrag voor aan de Senaat zonder zijn reserveringen uit te spreken. Het werd zonder problemen aangenomen op 20 oktober 1803.

In kaart brengen

Niet helemaal duidelijk was wat er nu precies was gekocht. Jefferson claimde dat het hele afwateringsgebied van de Missouri tot de aankoop behoorde, vandaar de opdracht aan de Lewis and Clark Expedition om zoveel mogelijk daarvan in kaart te brengen. Dit was een van de redenen dat Lewis zich in 1806 op de terugweg nog langs de Marias River waagde. Wie weet hoever noordelijk het Amerikaanse grondgebied nog doorliep! Uiteindelijk werd de Amerikaanse grens met het Engelse gebied in wat later Canada werd pas in 1847 geregeld door president Polk.