Rollende kunstwerken

In de jaren vijftig was het een populair tijdverdrijf voor tieners: je nam een gewone fabrieksauto, voerde de motor op, sloopte er wat vanaf, bouwde wat erbij en met het resultaat hield je wedstrijden met je makkers. Deze hot rods maken nu een comeback, maar dit keer in de gedaante van met de hand herbouwde en herstelde auto’s van oude modellen. Boyd Coddington is de stradivarius van de hot-rod-bouwers.

Richard Wolkomir

‘Iedereen wil jong blijven’, zegt Boyd Coddington en hij draait het contactsleuteltje van CheZoom om. Hij legde net uit waarom ogenschijnlijk volwassen mannen, en een enkele vrouw, zijn opgevoerde en op bestelling gemaakte wagens kopen, zoals deze CheZoom. Wat hij nog niet vertelde was dat deze auto’s fel begeerde stukken Americana zijn. En dat je er op supersjieke manier de blits mee kunt maken.

CheZoom start alsof een bom explodeert. Boyd schakelt met de speciaal ontworpen versnellingspook, en de V8-motor gromt – driehonderd pk. De grond trilt. Boyd leidt CheZoom behoedzaam naar Monroe Avenue, een industrieweg in Stanton bij Los Angeles waaraan Hot rods by Boyd is gevestigd. Uit omliggende bedrijven komen mensen naar buiten om te kijken. CheZoom is een schouwspel: een blauwgroene Chevrolet ’57 die rechtstreeks vanuit de hemel op aarde lijkt teruggekeerd.

Rank als een luipaardhaai

‘Wat zo mooi is, hij ziet er nog steeds uit als een Chevy ’57’, zegt Boyd vanuit de lage leren autostoel, turend naar de weg die zich als een startbaan voor hem uitstrekt. Boyd is een forsgebouwde 48-jarige bebaarde boerenzoon uit Idaho. In zijn Hawaii-shirt oogt hij als een kruising tussen een motorrijder en een Beach Boy. Dat lijkt maar zo, want Boyd is niet alleen hot-rod-producent, maar ook een ondernemer en directeur, die ’s nachts wakker ligt van zijn verantwoordelijkheid voor 115 werknemers, en die ’s ochtends om half vijf naar de werkplaats gaat om zich bezorgd te buigen over rods-in-wording.

Ook CheZoom is bedrieglijk: hij líjkt alleen maar op een Chevy ’57 – een fractie langer en lager, rank als een luipaardhaai. Het verschil zit hem in de details en de verhoudingen: forsere staartvinnen en deuren, een naar achter hellende voorruit, en zachtvloeiende lijnen die niet worden onderbroken door chroom of deurknoppen.

‘De voorbumpers en de kofferbak komen deels van een echte Chevy ’57’, zegt Boyd. Met zijn vaklieden maakte hij de rest: het chassis, de wielen, de carrosserie, de ruiten. De motor is een fabrieks-Corvette LTI, want topmotoren kun je zo kant en klaar kopen, en voor onderdelen is dat wel zo gemakkelijk.

In plaats van de vijf laklagen op een Chevy ’57, kreeg CheZoom wel dertig lagen van ’s werelds beste autolak, zorgvuldig aangebracht. Zelfs de motor is blauwgroen gelakt en zo smetteloos als de instrumenten in een operatiekamer. Blauwgroen zijn ook chassis, schokbrekers en veren. Iedere pakking, iedere bout is liefdevol onder handen genomen.

CheZoom is gemaakt voor Joe Hrudka, een industrieel uit Cleveland die Chevy’s ’57 verzamelt. Het kost minstens een jaar om dit soort auto’s te ontwerpen en te produceren, en de prijzen lopen van 50.000 tot 500.000 dollar.

Roekeloze tieners

‘Soms wil ik eigenlijk plankgas geven’, zegt Boyd. Deed hij dat, dan zouden de banden gieren en roken, en de auto zou als een kanonskogel uit het zicht verdwijnen. Maar Boyd houdt zich in. Zachtjes beroert hij het handgemaakte gaspedaal en CheZoom zet zich vorstelijk in beweging, brommend in lage tonen.

‘Vroeger ging snelheid boven alles, maar nu zijn deze auto’s heel veilig’, zegt Boyd. ‘Wij lassen op dezelfde manier als in de vliegtuigindustrie.’ Er zijn nu veiligheidsriemen, air conditioning, een geluidsinstallatie, elektrische deur- en raamopeners. Het knoppenwerk van de auto zit in het handschoenenkastje, zodat het instrumentenpaneel er klassiek en eenvoudig uitziet.

We zijn hier getuige van de wedergeboorte van de all-American hot rod. Het is even wennen voor degenen die hun laatste hot rod zagen toen de echte Chevy’s ’57 nog bij General Motors van de lopende band rolden. Want hot-rodding was pas echt populair in de jaren vijftig, toen roekeloze tieners met super-opgevoerde wrakken wedstrijden hielden op afgelegen wegen, met op de achergrond de muziek van Elvis en Buddy Holly.

CadZZilla

Nu is er dan de revival van de hot rod en als jongen die vier decennia geleden, in de Eeuw van James Dean, zijn ogen uitkeek naar de hot rods van buurjongens, was ik benieuwd wat er van hot-rodding was geworden. Zoiets als CadZZilla, ontdekte ik in Californië. Boyd Coddington bouwde CadZZilla voor Billy Gibbons, lid van de rockband ZZ Top. Denk aan de Batmobile, maar dan oneindig veel mooier – auberginekleurig, louter welvende lijnen, enigszins dreigend, luxe uitstralend.

De bedoeling was een auto te produceren die recht deed aan zowel de jaren negentig als aan een vroeger tijdperk. CadZZilla is een Cadillac uit ’48, zo gereconstrueerd dat hij al het karakteristieke van het origineel heeft behouden. Hij ziet er echter veel dramatischer uit, één vloeiende lijn, zodat, in Boyds woorden, ‘geen storende elementen het oog afleiden’.

Toch bewaart CadZZilla het eigene van een Cadillac. Zo gebruikten Boyds vaklieden het originele, ivoorkleurige plastic stuur voor de bedieningsknoppen. De voorbumper is van een Chevy ’55, maar de kogelvormige bumperbeschermers van de oorspronkelijke Cadillac zijn omgebouwd tot zijspiegels die tevens dienst doen als deurknoppen.

Drooggevallen meren

Boyd maakt ook traditionele rods. Zijn bedrijf staat vol Deuce roadsters (open tweezitters) en Deuce coupés, en ook Fords van 1933 en 1934, die omgebouwd worden tot auto’s die er net zo uitzien als het lelijke beest waarin mijn buurjongen vroeger rondraasde. Alleen zijn deze rods gestroomlijnd en smetteloos schoon, met zorgvuldig gemaakte onderdelen en luxueus uitgevoerde interieurs.

Ik vraag Gray Baskerville, redacteur van het tijdschrift Hot Rod, hoe hot-rodding zo’n vlucht heeft kunnen nemen. ‘Henry Ford was de eerste hot-rodder’, zegt Gray. ‘Hij racete in zijn eigen auto’s onder het motto: ‘Winnen op zondag, verkopen op maandag’. Maar het kwam pas echt op gang in het zuiden van Californië in de jaren twintig. Daar was het klimaat gunstig voor roadsters, en die waren er een hoop. De snelgroeiende vliegtuigindustrie zorgde voor de technologie en de filmindustrie voor het geld – filmsterren bestelden luxueuze, speciaal gemaakte auto’s. In hun vrije tijd maakten de bouwers daarvan goedkopere versies voor tieners.’

Californië had ook drooggevallen meren, zoals Muroc, nu een landingsbaan voor space-shuttles. Vanaf de jaren twintig verzamelden zich daar honderden jongelui tijdens het weekend om met opgevoerde Model T’s en Model A’s te racen. De hot rod was een uitgesproken Amerikaanse uiting van puberale hang naar gevaar en snelheid: lawaaierig, opstandig en iets met auto’s. Na de Tweede Wereldoorlog werd drag-racing op verlaten militaire vliegvelden een nationaal verschijnsel.

Muscle cars

In de jaren vijftig begon rodding zich los te maken van deze tienerwereld. Er kwam vaart in nadat een uitgever in Hollywood het tijdschrift Hot Rod begon, dat het evangelie verspreidde in de Verenigde Staten maar ook overzee. De eerste redacteur van het tijdschrift zette de National Hot-rod-Association op om de sjofele ‘sport’ aanzien te geven. ‘De oude, hoog opgebouwde roadsters begonnen uit te sterven omdat ze in koude gebieden niet gerieflijk zijn. Rodders richtten zich op later uitgebrachte personenauto’s met verwarming, zoals de Chevy ’55’, zegt Gray, een purist die nog steeds rijdt in een opgevoerde Deuce.

Ook Detroit ontdekte het verschijnsel hot rod. Zo bracht Chevrolet zijn model 1955 uit met twee uitlaten en een opgevoerde motor. Maar de rods uit Detroit waren geen echte rods. ‘Een hot rod is een auto die door de eigenaar of door een agent van de eigenaar, zoals Boyd Coddington, zo is veranderd dat hij er mooier uitziet en beter presteert’, zegt Gray. ‘Je maakt hem sneller, zodat je je rivaal achter je laat – het is een wedstrijd.’

Een tijdlang verdween rodding naar de achtergrond doordat Detroit veel werk maakte van zogenoemde muscle cars met jumbo-motoren, speciaal ontworpen voor tieners. In de jaren zeventig verdwenen die weer door problemen met verzekering en brandstofverbruik.

Intussen waren een paar verstokte rodders zoals Gray Baskerville blijven rondscheuren in hun verbouwde Deuces. ‘Ze zijn weerzinwekkend’, zegt hij kalm. ‘Maar ze appelleren zowel aan gehoor als gezicht.’ En een paar avantgardisten onder de auto-artiesten in Los Angeles produceerden schitterend gestroomlijnde auto’s op bestelling, ware kunstwerken op wielen. Hot-rodders hadden de neiging deze ‘liever-mooi-dan-snel’- voertuigen af te doen als ‘loden sleeën’. Maar toen verscheen Boyd Coddington ten tonele. Hij combineerde die twee zaken – rods en op maat gemaakte auto’s – en voegde er moderne autoconstructie aan toe. ‘Boyd is nummer één – de stradivarius onder de autobouwers’, zegt Gray.

Alles absorberende hobby

Het begon allemaal in Idaho, op de boerderij waar Boyd zijn oudere broer, een hot-rodder, verafgoodde. Zijn vader vond het maar niks: ‘Die ging voor koeien – niet voor chroom.’ Toen hij dertien was, ruilde Boyd zijn jachtgeweer tegen een Chevrolet ’31 pick-up. Zijn vader liet hem de ruil ongedaan maken.

Boyd bouwde vervolgens een gemotoriseerd monster: het voorstuk een Model A en het achterstuk een Buick ’23, het geheel op een Model A-chassis en aangedreven door een Ford zijklepmotor. Voor hij vijftien was, had Boyd al tien auto’s opgelapt en verhandeld. Na vakschool, highschool en drie jaar als leerling, verhuisde hij in 1967 naar Los Angeles, het Mekka voor hot-rodding.

Boyd werkte als bankwerker bij een transmissiebedrijf en werd daarna onderhoudsmonteur bij Disneyland. In 1971 trouwde hij met Diane Ragone, een verpleegster. ‘Het woord hot rod hoorde ik nooit’, zegt Diane, die in tegenstelling tot de zwijgzame Boyd juist honderduit praat. ‘Toen zei hij op een ochtend, nadat we zo’n zes maanden getrouwd waren: ‘Ik ga een tall-T kopen”. Het bleek een auto te zijn uit 1915, waarvoor Boyd 300 dollar neerlegde.

‘Het ding arriveerde in drie ladingen’, vertelt Boyd nu. ‘Mijn Italiaanse schoonmoeder kreeg zowat een toeval.’ Maar hij restaureerde de auto in zijn achtertuin en verkocht hem tot verbazing van zijn schoonmoeder voor 10.000 dollar. ‘Toen had je haar moeten horen opscheppen’, zegt hij. Het op bestelling opknappen van auto’s in zijn achtertuin groeide uit tot een alles absorberende hobby.

In 1974 begon Boyd te praten over een eigen bedrijf. Hoewel Diane er weinig heil in zag, kochten ze een huis met een grote tuin waarin hij een garage kon zetten. Al snel nam Boyds bedrijf zo’n vlucht dat hij zich verderop in de straat vestigde in een complex dat nu Hot rods by Boyd heet.

‘De klanten kwamen per vliegtuig hierheen en logeerden in onze achterslaapkamer – tenslotte horen we allemaal bij dit familiebedrijf’, zegt Diane. ‘Het bijzondere van een werkplaats aan huis is dat de klanten midden in de nacht naar buiten sluipen om een blik op hun baby’s te werpen. Het is alsof je je kind ziet opgroeien.’ Diane en Boyd wonen nog steeds in hetzelfde huis. Maar er staat zelden een Boyd-auto op het oprijpad. Zijn schouders ophalend zegt hij: ‘Zodra ik er een af heb, is hij verkocht.’

Kleine raket

Hot-rodding heeft niet stilgestaan. ‘Vroeger was het iets voor de Hell’s Angels – ik kreeg geen bedrijfskrediet bij de bank en de gemeente Stanton weigerde een bedrijfsvergunning’, zegt Boyd. Maar zijn klanten zijn doorgaans welgestelde mannen van middelbare leeftijd, die lid worden van hot-rod-clubs om met hun auto’s te pronken en met geestverwanten te praten over dubbele carburatoren en speciaal gevormde koplampen, en meedingen naar prijzen voor de mooiste hot rods. Ze verlangen terug naar de wilde jaren van hun jeugd. Ze willen de auto’s die ze toen hadden of waarvan ze toen droomden. Maar die moeten nu wel veilig zijn en van alle gemakken voorzien. En iedere hot rod moet een unicum zijn, vanaf het eerste ontwerp.

‘We kwamen op het idee om van een Ford coupé uit 1937 een roadster zonder bumpers te maken, wat nog nooit eerder was gedaan’, zegt Chip Foose, die vroeger bij een grote autofabriek werkte. De nieuwe auto – Road Star – wordt een ‘fantoom’, een ‘reconstructie’ van een auto die Detroit in die vorm nooit echt maakte. ‘Wij bouwen hem op een schaal van zeven achtste omdat de coupé van ’37 te massief was’, zegt Chip. ‘En we zetten er kleine voorbanden op, de carrosserie wordt wigvormig, van achter hoog, van voren laag, net als de banden. Het zijn de verhoudingen die een auto maken.’

Een projectontwikkelaar uit Florida kocht het concept. Chip werkte de vorm toen verder uit op een kleimodel. Road Star wordt nu gebouwd, te beginnen met het chassis, een handgevormde aluminium carrosserie en volledig nieuwe onderdelen, inclusief een Cadillac North Star 32-kleppen V8 motor. ‘Het wordt een kleine raket’, zegt Chip.

Uitgaande van het kleimodel maakten de werklui een model van multiplex en schuimrubber op ware grootte. Over dat model rollen ze de aluminium huid van de auto uit en hameren die in vorm. Chassisbouwer Dave Wiley heeft het chassis van de lage auto zo ontworpen dat niets eronder uitsteekt. Draden en koelvloeistoffen zullen door buizen lopen die geïntegreerd zijn in de stalen balken van het chassis.

Uiteindelijk zullen de werklui de onderdelen van de carrosserie met bouten op het chassis bevestigen om na te gaan of alles past. Dan demonteren ze alles weer voor de spuiterij. De lak wordt laag voor laag op de carrosserie aangebracht om daarna geschuurd en gepolijst te worden als gold het een edelsteen. ‘Hogere kwaliteit afwerking bestaat er niet’, zegt Chip.

Van Halen

Magnaten rijden met deze auto’s. Dat doen ook beroemdheden zoals rockmuzikant Eddie van Halen, die een pick-up truck liet ontwerpen in de schreeuwerige kleuren van zijn gitaar. Maar niet al Boyds klanten zijn beroemd, en ze zijn niet allemaal multimiljonair. ‘Ik heb het geluk vlak bij Boyd te wonen’, zegt computerverkoper Stan Reeves die langs komt om foto’s te maken van zijn nog embryonale Ford coupé ’34. Om de kosten te drukken, wordt de carrosserie gemaakt van geprefabriceerd fiberglas. ‘Het is een ziekte zonder uitzicht op genezing’, vertelt Stan.

‘Er zijn drie stadia in de kwaliteit van hot-rodding en ik bereik eindelijk het hoogste’, zegt hij. ‘Het is niet dat je zo nodig moet scheuren om op te vallen – de meesten van ons zijn midden-veertigers of ouder en we hebben te veel in deze auto’s geïnvesteerd om ons als zestienjarigen te gedragen.’ Toch wordt er onder de voorklep van zijn auto een nieuwe Corvette motor met hoog vermogen geïnstalleerd. Want zelfs al geef je de Coddington hot rod geen dot gas, het is heerlijk om te weten wat er zou gebeuren als je het wel deed.

Niemand weet hoeveel hot-rod-fans er op het ogenblik zijn. Volgens Gray Baskerville is de oplage van zijn maandblad zo’n 850.000. En de hot-rod-cultuur onder tieners is nogal veranderd. Ten eerste hebben de moderne milieuwetgeving en de chips-gestuurde motoren praktisch een eind gemaakt aan de vroegere rage om fabrieksmotoren op te voeren in de achtertuin op zaterdagmiddag. ‘Vandaag de dag zoeken jongelui het meer in uiterlijke veranderingen en ze werken met andere auto’s, zoals mini pick-ups of misschien Mustangs of Camaro’s van eind jaren zeventig’, zegt Gray. ‘Ze veranderen het lakwerk of voegen lijntjes toe of brengen die lager aan. Ze monteren nieuwe combinaties banden en wielen, of ze zetten het ding op enorme banden, precies het omgekeerde van de oude hot rods.’ Ook drag-racing van stopicht naar stoplicht is afgenomen.

Volk van individualisten

Ouder wordende hot-rodders, met geleidelijk stijgende inkomens, komen in hun hang naar grotere perfectie ten slotte bij Boyd Coddington terecht. Maar er zijn ook passieve liefhebbers. ‘Ik reed eens op Sunset’, zegt Gray, ’toen een verlengde limo naast me kwam rijden.’ Het raampje ging open. ‘Mooie ’32’, zei de man van de limo, ’toen ik nog medicijnen studeerde, wilde ik er precies zo een hebben en nou kan ik hem betalen – zeg maar wat je ervoor wilt hebben.’

‘Niet te koop’, antwoordde Gray.

‘Gelijk heb je’, zuchtte de man van de limo, zijn raampje dichtdraaiend en weg zoevend.

Ook zijn sommige rods enkel verzamelobjecten waarmee nooit wordt gereden: zogenoemde ‘garage-koninginnen’. De eigenaars die hun rods wèl echt gebruiken, hebben daarvoor heel diverse redenen. Brad Fanshaw noemt iemand uit Beverly Hills die zijn Ferrari verkocht omdat zijn vrienden hem een patser noemden. Nu rijdt hij in een Coddington-hot rod. Die is net zo duur als een Ferrari, ‘maar hij voelt er zich veel prettiger bij’, zegt Brad. Bovendien is iedere rod uniek, en dat geldt niet voor Ferrari’s.

‘Wij zijn een volk van individualisten’, zegt Gray. Maar misschien is de grootste aantrekkingskracht toch het nooit helemaal verdwenen tienerhart: hot rods stralen snelheid en ongebondenheid uit. ‘Grote speeltjes voor grote kerels’, zegt Gray. ‘Wij hebben een autocultuur en deze wagens hebben het helemaal – ze zijn opvallend, stralend, flitsend en ze bulderen!’