Ansel Adams

De foto’s van Ansel Adams speelden een belangrijke rol in de bewustwording van Amerikanen dat hun fantastische natuur beschermd moest worden. Toch was het fotograferen van landschappen, een kunde die Adams tot in de perfectie zou beheersen, nou niet direct populair bij collega’s. Gebrek aan engagement was nog maar het minste verwijt dat Adams naar het hoofd kreeg geslingerd. Toch droeg Adams met zijn foto’s (en de kwalitatief hoogstaande afdrukken ervan) veel bij aan het behoud van de Amerikaanse natuur – alsof dat geen vorm van engagement zou zijn.

Tekst Rutger Vahl

Geen fotograaf heeft meer het beeld van de Sierra Nevada bepaald dan Ansel Adams (1902-1984). Zijn epische foto’s van Yosemite National Park, de Grand Tetons, Monument Valley en de Grand Canyon zijn wereldbekend. Adams’ berglandschappen, kliffen, donderwolken en rotspartijen doen duizelen, schrikken soms af, maar slaapverwekkend zijn ze nooit. Nog steeds heeft zijn werk, verklaarde voor- en tegenstanders, zoals dat ook al tijdens zijn leven het geval was. Adams was populair en geliefd bij het publiek, maar werd verguisd door collega’s die hem van antisociaal vonden en zijn werk als irrelevant van de hand wezen.

Achttien jaar na zijn dood is Adams de bekendste en best verkopende Amerikaanse fotograaf. Zijn foto’s sieren een onstuitbare stroom posters, kalenders, boeken en screensavers. De Ansel Adams Trust verkoopt jaarlijks een half miljoen producten: een commercieel succes waarvoor de fotograaf met een uitgekiende marketingstrategie zelf de basis legde. Adams dankt zijn faam vooral aan de foto’s die hij maakte in de beginjaren van zijn lange carrière. Daarna verwierf hij vooral bekendheid als natuurbeschermer, schrijver van fotografie(hand)boeken en docent. Honderd jaar na zijn geboorte belicht een overzichtstentoonstelling hem vooral als kunstenaar. Hij was een fotograaf die streefde naar technische perfectie en die een ongekend gevoel had voor het juiste licht.

Levenslange liefde

Ansel Easton Adams werd in 1902 geboren in San Francisco. Als getalenteerd pianist twijfelde hij lang over een carrière in de muziek. Een vakantie met zijn ouders in Yosemite Valley, in 1916, stuurde zijn leven echter een andere kant op. Overweldigd door het indrukwekkende landschap maakte hij er zijn eerste foto’s. Deze ervaring bleek goed voor een levenslange inspiratie en liefde voor de Sierra Nevada, de bergketen aan de oostgrens van Californië. Bovendien zette het hem op het spoor van de fotografie. In 1920 werd hij lid van de Sierra Club, de organisatie die zich onder leiding van naturalist John Muir had opgeworpen als beschermer van het 600 kilometer lange berggebied (zie Amerika 2002/01).

Zijn eerste foto’s publiceerde hij in 1922 in het verenigingsblad. In de zomermaanden, als de Sierra Club-leden lange wandeltochten maakten door de bergen, volgde Adams hen als officiële fotograaf. Zo leerde hij Yosemite, Sequioa, Mount Rainier en Glacier National Park kennen, gebieden waar hij tot zijn dood jaarlijks naar zou terugkeren.

Als autodidact ontwikkelde Adams al in de jaren twintig zijn concept van ‘visualisatie’. Een foto wordt niet genomen, stelde hij, maar zorgvuldig geconstrueerd. De fotograaf moet de opname al op zijn netvlies hebben vóór hij afdrukt. Later zou Adams deze visie uitwerken in zijn ‘zone-systeem’, een complexe methode waarmee hij, met behulp van een lichtmeter, nauwkeurig kon bepalen welke grijstinten er op een zwartwitfoto te zien zouden zijn.

Fotografie als kunstvorm

In 1927 ontmoette Adams de verzekeringsmagnaat Albert M. Bender. Bender stimuleerde hem een aantal van zijn foto’s te publiceren, wat hij deed onder de titel Parmelian Prints of the High Sierra. Een van de foto’s was Monolith, The Face of Half Dome. Hiermee wist hij de aandacht op zich te vestigen. Een ontmoeting met de New Yorkse fotograaf Paul Strand, in 1930, deed Adams definitief kiezen voor de fotografie. Strand liet hem enkele van zijn recente negatieven zien, die Adams ervan overtuigden dat fotografie als kunstvorm op zichzelf kon staan.

Binnen vijf jaar ontwikkelde hij zich tot een van de belangrijkste fotografen van zijn tijd. Hij was mede-oprichter van de groep f/64, vernoemd naar het kleinste diafragma op een camera waarmee de grootste scherptediepte kon worden gerealiseerd. De groep f/64, met onder andere Edward Weston, William Van Dyke en Imogen Cunningham, had niet zozeer een thematische verwantschap maar kenmerkte zich door een uiterst realistische, glasheldere fotografie. De groep zette zich af tegen de overgestileerde fotostijl die toen in de mode was. Zijn vriendschap met fotograaf en kunsthandelaar Alfred Stieglitz leverde Adams in 1936 zijn eerste grote expositie op in New York. In San Francisco opende hij hetzelfde jaar The Ansel Adams Gallery. Zijn doel: de ‘Stieglitz van Bay Area’ te worden.

Blijvend buitenbeentje

Door zijn lidmaatschap van f/64 was Adams opgenomen in de kringen van toonaangevende fotografen van zijn tijd. Zijn handboek uit 1935, Making a photograph, verkocht goed en geldt nog steeds als standaardwerk. Ook buiten kringen van vakbroeders begon zijn ster te rijzen. Onder fotografen bleef hij evenwel een buitenbeentje. Van alle grote fotografen die in de jaren twintig volwassen werden – Alvarez-Bravo, Brandt, Brassaï, Cartier-Bresson, Evans – was Adams de enige die de landschapsfotografie tot hoofdthema maakte. Zijn werk, waaraan alle modernistische trends van de tijd voorbijgingen, kon niet alleen op bijval rekenen, maar riep ook weerstand op.

Terwijl om hem heen de Depressie huishield, de wereld in oorlog raakte en daarna in twee blokken uiteenviel, bleef Adams rotsen, bergtoppen en maanbeschenen meertjes fotograferen. Zijn ogenschijnlijke gebrek aan engagement werd bekritiseerd door de invloedrijke documentaire fotografen van die tijd. Zij vonden dat de fotografie vooral sociale misstanden in beeld moest brengen. Henri Cartier-Bresson kon het in 1952 niet geloven: ‘Nu, op dit moment, in deze crisis, met een wereld die misschien ten onder gaat – een landschap fotograferen!’ Een vrij algemeen verwijt luidde dat Adams ‘was taking pictures of the wrong things at the wrong time.’

Indrukwekkend woestijnlandschap

Deze kritiek ging echter voorbij aan de ware beweegredenen van Adams. Hoewel hij zich prettiger voelde op een bergtop dan in een achterbuurt – dat zal wel waar zijn – was hij niet blind voor de sociale problemen van zijn tijd. In navolging van de geëngageerde fotografe Dorothea Lange bezocht hij in 1943 het kamp Manzanar, waar Japanse Amerikanen na de aanval op Pearl Harbor waren geïnterneerd. De omstandigheden in het kamp waren moeilijk. Waar Lange de geïnterneerden vooral portretteerde in hun ellende, liet Adams zien dat de kampbewoners net zo Amerikaans waren als hun andere landgenoten en dat zij, ondanks alles, hun waardigheid probeerden te behouden. Kritiek op het kamp klonk wel door in de tekst van Born free and equal , het boek over Manzanar, maar niet in de foto’s. Daarnaast kon hij het niet laten het indrukwekkende woestijnlandschap rondom Manzanar te vereeuwigen. Het resulteerde in wat volgens velen zijn mooiste foto is, Mount Williamson, Sierra Nevada, uit 1945.

Dit is typerend voor Ansel Adams en wat hij met zijn foto’s wilde bereiken. Fotografie moest niet de negatieve kanten van het menselijke bestaan uitlichten, maar het mooie en verhevene. Alles draaide voor hem om schoonheid en esthetiek. Juist in moeilijke tijden geven deze kracht en moraal om door te gaan, was zijn overtuiging. In een brief aan Dorothea Lange schreef hij: ‘I resent being manipulated into a politico-social formula of thought and existence… Is there no way photography can be used to suggest a better life – not just to stress the unfortunate aspects of existence?’

Voor Adams was er niets mooier en esthetischer, en had niets meer eeuwigheidswaarde, dan de bergen van de Sierra Nevada. De wildernis als kunst en ‘art is the affirmation of life’, zoals Adams optekende in zijn Autobiography.

Naam als natuurbeschermer

Ongeschikt voor actieve dienst bewees Adams zijn vaderlandsliefde tijdens de oorlog door les te geven aan militairen. De foto’s uit deze periode, zijn meest productieve als fotograaf, benadrukken vooral de heroïek van het Amerikaanse landschap. Het zijn epische, voor sommigen wat pompeuze beelden. Het lyrische uit zijn vroege werk raakte op de achtergrond. Een Guggenheim-beurs in 1948 stelde hem in staat zijn horizon te verbreden. Het resulteerde in foto’s van Alaska en Hawaii. In de jaren vijftig, zestig en zeventig was hij vooral actief als docent en publiceerde hij een groot aantal (hand)boeken over fotografie.

Zijn naam raakte evenwel het meest verbonden met zijn activiteiten als beschermer en pleitbezorger van de ongerepte natuur. Vanaf het moment dat hij toetrad tot het bestuur van de Sierra Club, in 1934, lobbyde hij bij het Congres om de houtkap en mijnbouw in de Sierra Nevada aan banden te leggen. Zijn Sierra Nevada: The John Muir Trail (1938) stuurde hij naar president Roosevelt. Niet tevergeefs: in 1940 verklaarde deze de King’s River Canyon tot national park.

Adams ontmoette een aantal andere presidenten, onder wie Johnson, Ford (ooit een Park Ranger in Yellowstone, bij wie Adams veel weerklank vond) en Carter. In zijn laatste jaren voerde hij strijd tegen Reagans minister van Binnenlandse Zaken James Watt. Diens nationale parken-beleid omschreef Adams als ‘rape, ruin and run’.

Met tegenzin moest de fotograaf overigens toegeven dat hij, hoe ironisch, ook zelf een bijdrage had geleverd aan de bedreigingen van de Sierra Nevada. Mede door zijn populaire foto’s was een groeiende stroom toeristen naar het gebied op gang gekomen. ‘There is certainly nothing amiss with camping, fishing, boating, swimming and skiing’, gromde de fotograaf op latere leeftijd. ‘But you do not play ping-pong in a cathedral, rustle popcorn at a string quartet concert, or hang billboards on the face of Half Dome in Yosemite.’

Belangrijk om vast te stellen is dat Adams pas milieuactivist werd toen hij zijn belangrijkste werk al had gemaakt. Zijn foto’s ontstonden om louter creatieve redenen, niet om politieke. Adams-kenner en curator John Szarkowski benadrukt dat in zijn voorwoord bij Yosemite and the High Sierra (1994): ‘He was in fact an artist, who saw not much farther than his own heart, and who kept photographing unoccupied places because he felt most alive in those places.’ Adams ging daarmee in feite nog een paar stappen verder dan waarvan Cartier-Bresson hem beschuldigde.

Adams fotografeerde geen landschappen in de traditionele zin, waarin de moeizame strijd van de mens tegen de natuur wordt verbeeld. Adams landschappen vertonen geen spoor van menselijke bewoning en nodigen daar ook zelden toe uit. Hij trad hiermee in de voetsporen van beroemde Yosemite-fotografen uit de negentiende eeuw: Watkins, O’Sullivan, Weed en Muybridge. Maar waar zijn voorgangers de natuur vooral ‘natuurgetrouw’ wilden vastleggen, gaf Adams aan zijn foto’s een ongekende emotionele lading mee. De technische mogelijkheden van de twintigste eeuw stelden hem hiertoe ook in staat. Adams was een fotograaf die middel noch methode onbenut liet om het door hem gewenste effect te bereiken.

Technische perfectie

Szarkowski is ook de samensteller van een expositie ter ere van Adams’ honderdste geboortejaar. Ansel Adams at 100, die dit jaar nog Londen en Berlijn aandoet, is niet zozeer een overzichtstentoonstelling, maar laat een onbekendere kant van de fotograaf zien. Szarkowski maakt er geen geheim van het ‘tree-hugger’ imago van Adams te willen bijstellen.

Naast de bekendste landschapfoto’s bevat de expositie detailstudies van onder meer drijfhout, grassen, boomstronken en rotsformaties. Deze foto’s tonen de technische perfectie van Adams, en zijn sublieme gevoel voor licht. Ruim eenderde van de 114 foto’s is vrijwel nooit eerder te zien geweest. Verschillende reprints van zijn werk laten de ontwikkeling zien die hij doormaakte. Zo zijn er twee versies van Adams’ bekendste foto: Moonrise, Hernandez, New Mexico uit 1941. De foto van het maanbeschenen kerkhofje met de inktzwarte lucht werd gemaakt in de namiddag.

In latere reprints drukte Adams de lucht steeds donkerder af, waardoor de foto zijn bijzondere lading kreeg. Hij hield zich nadrukkelijk bezig met het perfectioneren van zijn techniek. Twee versies van Aspens, Northern New Mexico illustreren hoe zijn aanvankelijk meer subtiele benadering evolueerde naar een meer melodramatische. Hij kon honderden afdrukken maken van hetzelfde negatief, steeds op zoek naar het beeld dat paste bij de emotie van het opnamemoment. Hoe puur zijn fotografie ook was, de expositie toont hiermee aan dat Adams’ foto’s voor een belangrijk deel in de doka tot stand kwamen.

Literatuur

Ansel Adams: Letters and Images, 1916–1984 (1988); Mary S. Alinder and Andrea G. Stillman, ed.

In The Dream Endures, California enters the 1940’s door Kevin Starr, Oxford University Press, pag. 214 tot 225.

Talloze fotoboeken, o.a. California with an introduction by Wallace Stegner, Little Brown and Company, 1997; America’s Wilderness, with the writings of John Muir, Courage Books, 1997; Yosemite and the high Sierra, Little Brown and Company, 1994; The National Park Service Photographs, Artabras, 1995.

The Camera (Ansel Adams Photography, Part 1;

The Negative (Ansel Adams Photography, Part 2;

Ansel Adams at 100 door John Szarkowski;

Ansel Adams: Divine Performed door Anne Hammond, Yale University Press, 2002;

Ansel Adams: An Autobiography door Ansel Adams, Little Brown and Company, 1996;

Ansel Adams: American Photographer door Beverly Gherman, Little Brown and Company, 2002.