Richard Nixon

1969-1974

Historische waardering: plaats 32

Eens een boef, altijd een boef

In 1968 had Nixon geen klagen. In de campagne profiteerde hij van de totale zelfdestructie van de Democratische Partij. De populairste Democraat, Robert Kennedy, werd in juni vermoord, en de conventie die Hubert Humphrey tot kandidaat nomineerde, liep uit op een schelpartij binnen de muren en een kloppartij buiten. Bovendien had George Wallace, de racistische gouverneur van Alabama, een gelijksoortige analyse als Nixon gemaakt en besloten als rechtse houwdegen het strijdperk te betreden. Wallace zoog genoeg stemmen weg van Humphrey om hem in een uitzonderlijke spannende verkiezing net die paar staten te kosten die de overwinning hadden kunnen brengen. Nu was het Nixon die met een kleine meerderheid de verkiezingen wist te winnen.

In de campagne had Nixon het land een worst voorgehouden van een geheim vredesplan voor Vietnam, maar in de praktijk bleek hij niets voorradig te hebben. Met zijn veiligheidsadviseur, Henry Kissinger, een uitzonderlijk ambitieuze, intelligente en ijdele professor aan Harvard, luidde Nixon een bloeiperiode in van diplomatie gebaseerd op keiharde realpolitiek – bloei althans in de ogen van het veel versmade establishment dat zowel binnen als buiten Amerika omviel van bewondering voor beide heren. Maar Vietnam hoorde niet tot Nixons successen.

De beslissing om Cambodja binnen te vallen, op 1 mei 1970, was een cruciale in de regering Nixon. Hij bevatte alle elementen die de regering een succes maakte: koele afweging van mogelijkheden en kansen, en alle elementen die de regering Nixon het karakter gaven van een ongeleid projectiel: gebrek aan inzicht in wat precies gaande was, geheimzinnigheid, bedrog van het Amerikaanse congres en het volk.

Cambodja was een doorn in de zij van de Amerikanen. Prins Sihanouk, de leider, had zijn land buiten de oorlog gehouden door op sluwe wijze alle partijen iets te geven wat ze wilden. Toen hij bij een coup werd afgezet, maakten Nixon en Kissinger de fout om niet direct zijn herpositionering te eisen, maar de militaire dictators Lon Nol te steunen. Nixon en Kissinger zagen een mogelijkheid om de routes van Noord Vietnam via Cambodja nu eindelijk met wortel en tak uit te roeien, en Lon Nol vond het een uitstekende manier om zich van de steun van de Amerikanen te verzekeren voor zijn brute en militair incompetente regime. Op 1 mei staken 31.000 Amerikanen en 43.000 Zuid Vietnamese soldaten de grens over. Ze vonden opslagplaatsen maar niet het verwachte hoofdkwartier van de Noord Vietnamezen. Militair was de operatie een succes, politiek was het een ramp. Een toespraak van Nixon kreeg de steun van het Congres maar de politici keerden zich snel van hem af toen de anti-orlogsbeweging ineens enorme vaart kreeg. Dat werd versterkt doordat triggerhappy National Guards op 4 mei op de campus van Ohio State University in Kent, Ohio, vier studenten doodschoten. Dat Nixon een paar dagen tevoren de studenten had omschreven als campus bums, die eigenlijk niets te klagen hadden, maakte de woede alleen maar erger. Met Cambodja kwam het nooit meer goed. Nixon en Kissinger hebben alle mogelijke moeite gedaan in hun memoires om te laten zien dat de invasie de val van Saigon vertraagde, maar de wreedheden van de Rode Khmer na de val van Cambodja in 1975 waren het directe gevolg van de Amerikaanse betrokkenheid met het land.

De opening van gesprekken met China, via geheime diplomatie van Henry Kissinger, gaf Nixon enorm aanzien als staatsman, zeker gecombineerd met zijn onderhandelingen over kernwapens met de Russen. In een driehoeksspel dat door beide heren werd verkocht als strategische wonderolie, slaagden ze erin om in elk geval een reputatie voor doortastendheid en staatsmanschap te bereiken.

China was al sinds de communistische revolutie een twistappel in Amerika. De vraag wie China had verloren zat Harry Truman al dwars, en sindsdien was elke mogelijke opening naar het land eigenlijk uit den boze. De deskundigheid was ook niet zo groot, omdat alle mensen verantwoordelijkwas ook niet zo groot, omdat alle mensen “verantwoordelijk” voor het “verlies” ontslagen waren. Daardoor was de toenemende verwijdering tussen de Sovjets en de Chinezen sinds 1957 genegeerd.

Nixon was sluw. Voor een Democraat zou het onmogelijk zijn zijn geweest om een opening naar China te forceren, al was het alleen maar omdat Richard M. Nixon, staatsman in ruste, hem het leven zuur gemaakt zou hebben. Maar de tijd was er rijp voor.

Het is een vast onderdeel geworden van de litanie over Vietnam en Nixon, dat de oorlog in 1969 al beëindigd had kunnen worden. Het verdrag immers dat in 1972 tot stand kwam was inhoudelijk nauwelijks anders dan wat bij het aantreden van Nixon en Kissinger al op tafel lag. Alleen stierven in de tussentijd 20.000 meer Amerikanen en honderdduizenden Vietnamezen. Het enige verschil was dat de zuidvietnamezen zelf, althans hun corrupte regering, minder dwars lag. Pas toen was het mogelijk om deze regering te offeren, al zouden de demonstranten het zonder moeite al drie jaar eerder gedaan hebben.

Waarschijnlijk was het een resultante van vier jaar van gerommel om tegenstanders af te luisteren, dwars te zitten en te intimideren. De plannen werden uitgevoerd door ideologische scherpslijpers of gewone criminelen, die van Nixon een vrije hand kregen in het gebruik van geheime diensten en faciliteiten. In die zin was Watergate enkel het topje van een ijsberg van illegaal optreden door de regering Nixon. De lekken en de geheimzinnigheid creëerden hun eigen paranoïde sfeer. Om lekken te voorkomen, werd het aantal mensen dat van beleid wist, beperkt. Juist daarom waren er meer pogingen om informatie te krijgen, die zover gingen als de Joint Chiefs of Staff die probeerden te weten te komen wat er in Kissingers tas zat.

De bom barstte voor Nixon in voorjaar 1970. Op 9 mei onthulde de New York Times dat de regering sinds 18 maart in het geheim Cambodja bombardeerde. Ook Kissinger, tot zijn eeuwige spijt, ging mee in het daarop volgende afluisteren van zijn medewerkers. Tussen mei 1969 en februari 1971 werden zeventien leden van de staf van Kissinger en andere ambtenaren afgeluisterd, en vier journalisten. Na lange processen werden ze allemaal illegaal verklaard. En de informatie over de bombardementen kwam van een heel andere bron: heel eenvoudig de correspondent van de New York Times in Cambodja.

Kissinger ging helemaal door het dak toen de New York Times in juni 1971 de Pentagon Papers publiceerde, een verzameling van papieren in liefst veertig binders, met de hele ontwikkeling van de oorlog sinds Eisenhower. Deze onthulling leidde tot de inbraak bij de dokter van Daniel Ellsberg, de ex-medewerker die Kissinger verdacht van de lekkage. Het Supreme Court verwierp op 30 juni 1971 een poging van de regering om de New York Times een publicatieverbod op te leggen. Het is toen dat de Plumbers gevormd werden, de loodgieters. Opdracht: het stoppen van lekken.

Watergate had kunnen blijven steken in een reprimande voor de president. Tegen de zomer van 1973 was het meeste vuil bekend, Haldeman, Erlichman en Mitchell waren ontslagen en er was een gerede kans dat de zaak zou doodbloeden. Tot Alexander Butterfield op 16 juli voor het Congres min of meer per ongeluk vertelde over de bandopnamen. En zelfs toen, als Nixon alle banden onmiddellijk had verbrand onder de vlag van nationale veiligheid, zou hij zijn ontsnapt. Pas op 24 juli 1974 verwierp het Supreme Court zijn beroep op executive privilege en gaf hem opdracht de banden over te dragen. Nixon vertelde later dat hij dacht dat er voldoende op de banden stond om hem wit te wassen, en hij erkende dat als hij geweten had wat eruit zou komen, dan had hij dat ook gedaan. Nu werd de afluisteraar gepakt met zijn eigen medium.
Klik hier voor Nixons bekendmaking van zijn aftreden.

De echte betekenis van Watergate is dat het systeem werkte. Een president die liegt tegen het congres, die routinematig mensen afluistert en bij ze inbreekt, iemand die politieke oorlog voert, werd uit zijn ambt verwijderd. Anders gezegd en uitgedrukt in de termen van de geschiedenis: president Nixon probeerde de macht van het presidentschap te vergroten, ten koste van het Congres, de rechtelijke macht en de burgers. Het systeem liet het niet toe. In Amerika was het onacceptabel dat een president denkt: “Als de president het doet, dan is het legaal.”

Het systeem werkte zoals het moest werken. Het gerecht stond geen vrijheden toe aan de president die hem niet toekwamen, het Congres liet zich niet buitenspel zetten en de bevolking keerde zich af van de man die zij minder dan twee jaar tevoren massaal had herkozen.

Hoewel conservatieve Republikeinen hoopten dat Nixon zich zou ontpoppen als ontmantelaar van de verzorgingsstaat programma’s van Lyndon Johnson, interesseerde binnenlandse politiek de president niet genoeg om daar vaart mee te maken. Niet dat hij niet wilde, maar Nixon was opportunistisch en politiek sluw genoeg om te zien dat er weinig krediet viel te verdienen in een veldslag met een Democratisch Congres.

Nixons tweede termijn werd vrijwel geheel gedomineerd door het Watergate schandaal. In de aanloop van de verkiezingen van 1972 had een inbraak in het Democratische hoofdkwartier, gevestigd in het Watergate gebouw in Washington, direct geleid naar opdrachtgevers in en rond het Witte Huis. In de loop van 1972 kon dit spoor effectief verhuld worden, maar toen na de verkiezingen twee journalisten van de Washington Post de losse eindjes naliepen, bleek het committee voor de herverkiezing van de president niet alleen betrokken bij de inbraak maar bleek de president zelf ook actief geweest in het verbergen van deze link. Uiteindelijk leidden de Watergate hearings door het congres tot een stortvloed aan onthullingen en een smoking gun in de vorm van bandjes van gesprekken in het Witte Huis, waaruit duidelijk bleek dat Nixon in een vroeg stadium van de cover up op de hoogte was. Ook uit andere onderzoeken en onthullingen bleek dat Nixon het overheidsapparaat, met name de CIA en de FBI, en het Witte Huis, gebruikte om politieke doelstellingen te verwezenlijken. Onder de dreiging van een officieel impeachmentproces, nam Nixon op 6 augustus 1974 ontslag, onder dreiging van het door een brede meerderheid gedragen voorstellen van impeachment artikelen die zeker tot zijn afzetten zouden hebben geleid. De weg naar het impeachment werd vereenvoudigd omdat in de loop van 1973 de door weinigen vertrouwde vice-president Agnew tot aftreden was gedwongen wegens fiscale onregelmatigheden in zijn jaren als gouverneur van Maryland. Als nieuwe vice-president stelde Nixon de gerespecteerde afgevaardigde Gerald Ford voor, die in het najaar van 1973 door het congres werd geïnstalleerd. Met Ford als potentiële opvolger, werd het voor congresleden een reëelere optie om Nixon daadwerkelijk af te zetten.

Nixons populariteit kelderde tijdens de Watergate hearings. Niet alleen zegden de burgers het vertrouwen in hun president op, ze maakte zich ook kwaad over de economische problemen die het land troffen. Deze problemen verergerden ongeveer tegelijk met de hearings, wat sommige historici heeft verleid tot de conclusie dat ze een additionele reden waren voor het wegwerken van Nixon. De output liep verder terug dan ooit sinds de Tweede Wereldoorlog, de werkloosheid steeg tot boven de één miljoen Amerikanen, de inflatie verdubbelde tot tien procent. De aandelenmarkt daalde tussen de lente van 1973 en augustus 1974 met een derde. De olieschok van 1973 en de loskoppeling van de dollar van het goud waren daarvoor belangrijke redenen, naast de dure sociale programma’s die Nixon in zijn eerste termijn had getolereerd om zijn buitenlands beleid uit de wind te houden. Deze tekorten werden versterkt door de geaccumuleerde uitgaven in Vietnam, waarvan de kosten nu pas goed zichtbaar werden in de overheidshuishouding.

Als politicus had hij het in korte tijd geschopt tot grote hoogte: Afgevaardigde in 1946, Senator in 1950, en beide keren versloeg hij zittend politici, en toen in 1952 als running mate op het ticket van Dwight Eisenhower. Inmiddels had Nixon als naam gemaakt als een campagnevoerder zonder scrupules, die zijn tegenstanders neerzette als soft on communism: over zijn tegenstandster in 1950 zei hij: ‘she is pink right down to her underwear.” In deze campagne kreeg hij de bijnaam opgeprikt die hem zijn carrière lang zou achtervolgen: Tricky Dick. Hij verwierf ook naam als de vasthoudende onderzoeker in de Alger Hiss zaak. Deze hoge ambtenaar werd beschuldigd van spionage voor de Russen en ondanks bescherming van hoge lieden, slaagde Nixon erin hem in zijn val te laten lopen. Nog steeds is niet helemaal duidelijk of Hiss een verrader was of niet, maar Nixon hield aan de zaak een eeuwige haat en eeuwige jaloersheid op het establishment over.

Als vice-president had Nixon het niet slecht gedaan. Hoewel Eisenhower hem niet vriendelijk behandelde, knapte Nixon moeilijke klussen op op buitenlands gebied. Tijdens een bezoek aan Zuid-Amerika in 1958 werd zijn auto aangevallen door een mob, maar met uitzonderlijke kalmte verhinderde Nixon dat het op een schietpartij en mogelijk desastreuze gevolgen uitliep. De twee hartaanvallen van Dwight Eisenhower brachten dicht bij het presidentschap, maar uiteindelijk moest hij het in 1960 op eigen kracht doen.

Op dat moment was Richard Milhouse Nixon misschien de meest ervaren politicus van zijn partij. Er waren senatoren met grotere status en een enkele gouverneur die hem kon uitdagen, maar de vice-president gold als iemand die het ambt aan zou kunnen. De grote vragen over Nixon golden zijn karakter. Dat ging terug op zijn campagnes en zijn gedrag, maar vooral op zijn donkere stemming als iemand die vervuld was van onzekerheid, afkeer en tegelijk afgunst op de wereld waar hij niet bijhoorde, de hoogopgeleide, rijke notabelen van de oostkust, en een neiging tot paranoia, verdenking dat de wereld tegen hem samenspande. Hij viel geregeld uit naar “those Harvard bastards” diem hem niet als gelijke wensten te behandelen. Nixon was in zijn hart een onzekere man. Hoe meer succes, hoe meer hij behoefte voelde zich te doen gelden.

Zelfs in tijden van succes, zoals na de enorme overwinning bij de verkiezingen van 1972, slaagde Nixon er niet in te ontspannen en te genieten, maar zag hij het vooral als een mogelijkheid om “af te rekenen”. De nacht van zijn overwinning zat hij te monkelen in zijn “hide away office” in het Old Executive Building, de suikertaart die naast het Witte Huis staat.

Maar in zijn latere ontwikkeling als duister karakter, gaf misschien de nederlaag in 1960, tegen juist zo”n oostkust rijkeluiszoontje, de doorslag. Nixon met zijn zware baard en zijn bleke gezicht legde het in het opkomende televisietijdperk af tegen de gebruinde jonge god uit het Kennedy kamp.

Nadat zijn poging in 1962 om zich via een gouverneurschap van Californië een machtsbasis te verschaffen mislukte en hij in de persconferentie zich liet ontvallen: “Well, gentlemen, you won”t have Nixon to kick around anymore”, trok Nixon zich terug.

Maar al vrij snel weer verzamelde hij getrouwen om zich heen, zette zich in voor senaatscampagnes (hij was uiteindelijk nog steeds een Republikeinse zwaargewicht) en was loyaal in de desastreus verlopen verkiezingen van 1964. Als politiek analist was Nixon onovertroffen en hij interpreteerde de ontwikkelingen in 1964 en daarna correct als een opening om een nieuwe meerderheid te bouwen op het conservatieve deel van de Verenigde Staten. Niettemin was de overwinning in 1968 kantje boord, het spiegelbeeld van het verlies van Nixon in 1960.

Het was Nixons karakterstructuur, zijn paranoïde instelling die hem zich deed omringen met trouwe vazallen in wier hoofd het niet eens opkwam om te protesteren tegen ongrondwettelijk gedrag. Mannen als Haldeman en Erlichman, zijn directe persoonlijke assistenten, beschermden hem juist tegen elke invloed van buitenaf en stimuleerden daarmee Nixons slechtste eigenschappen.

Maar behalve voer voor psychologen was Nixon ook iemand met uniek kwaliteiten. Zijn politieke inzicht was scherp, meedogenloos en keihard. Hij was intelligent, analytisch ingesteld, een kenner van buitenlandse politiek en een man met strategische visie, een harde werker, trouw aan zijn vrienden, een beschermer van de kunsten, een koele beslisser in tijden van crisis.