1963-1969
Historisch oordeel: plaats 15
Een Grieks drama was er niets bij
Vrijwel alle presidenten hebben iets tragisch over zich, een combinatie van succes en mislukking, persoonlijk geluk en ongeluk, drama en komedie. Wat dat betreft zou iedereen die het vak ambieert gewaarschuwd moeten zijn: de kosten zijn hoog. Zelfs in het gezelschap van mensen als Nixon, Lincoln, Wilson en Clinton, geen van alleen vreemden voor dramatiek, springt het presidentschap van Lyndon Baines Johnson eruit. Zijn vijf jaar in het Witte Huis hebben alles van een Griekse tragedie, een sage waarin de held de hoogste toppen beklimt en daarna het slachtoffer wordt van zijn eigen zwakheden en de onontkoombare wendingen van het noodlot.
Effectief tegenwicht voor Eisenhower
Lyndon Johnson, geboren in Texas in 1908, was een van de meest ervaren Amerikaanse politici toen hij over het presidentschap begon te denken. In de jaren vijftig was LBJ, zoals hij meestal werd genoemd, een uiterst succesvol leider van de Democratische meerderheid in de Senaat – misschien wel de meest succesvolle van de twintigste eeuw. Zelden werkte de wetgevende machine beter dan onder deze raspoliticus. Johnson vormde een effectief en constructief tegenwicht voor de Republikein in het Witte Huis, president Dwight Eisenhower. Als geen ander kende LBJ het wetgevend proces, hij kon medepolitici overhalen op een unieke manier, zorgde ervoor dat ze altijd bij hem in het krijt stonden en maakte daar op het juiste moment gebruik van. Kortom, hij kon werken met Washington.
Geen wonder dat hij in 1960 geïnteresseerd was in het presidentschap. Na de Eisenhower-jaren voorzag Johnson dat er meer beleid uit het Witte Huis zou komen dan uit de Senaat, zeker als er een Democraat zou zitten. Een baan als majority leader leek ineens een stuk minder aantrekkelijk. In de race om de nominatie legde Johnson het echter af tegen die jonge god uit Massachusetts, John F. Kennedy. Het ergerde Johnson mateloos dat die rijke schuinsmarcheerder, geholpen door het kapitaal van zijn vader en enige politieke manipulatie hem de pas kon afsnijden. Maar uiteindelijk liet hij zich, uit politieke overwegingen en uit ijdelheid, toch overhalen om te zorgen voor regionale “balans” op het presidentiële ticket en aanvaardde hij de nominatie voor het vice-presidentschap. Hij was wel zo gehaaid om zich in te dekken tegen eventueel verlies: hij liet de wet in Texas veranderen zodat hij tegelijkertijd voor vice-president en voor senator verkiesbaar kon zijn.
Ondankbaarste baantje
Na het aantreden van de regering Kennedy maakte Johnson een miserabele tijd door als vice-president, het meest ondankbare baantje van allemaal. De Kennedy-clan hield de rauwe, botte en soms beschamend boertig opererende Johnson op afstand, luisterde niet naar zijn advies, ook als dat kon helpen op Capitol Hill. Ze behandelden Johnson als een ongepolijste man die er nou eenmaal bij hoorde maar eigenlijk niet meetelde. Vooral Johnsons relatie met Robert Kennedy, die als minister van Justitie een belangrijke rol speelde in de regering van zijn broer, verslechterde met de maand.
Op 22 november 1963 werd dat allemaal anders. In Dallas werd Kennedy vermoord en een paar uur later, nog voor het vliegtuig opsteeg, werd Johnson ingezworen als opvolger. LBJ ging direct in politieke overdrive . Hij verzekerde zich ervan dat Jacqueline Kennedy, shell shocked en met bloed op haar kleren, twee uur na de dood van haar man naast diens opvolger stond om de continuïteit te beklemtonen en hij nam direct het heft in handen, deels uit onzekerheid wat er achter de moord zat. De Kennedy-clan zou hem dit “onwaardig” gedrag nooit vergeven.
Maar de Verenigde Staten had het niet beter kunnen treffen in de naweeën van de traumatisch dood van hun president. Johnson was ervaren, energiek en deed die eerste paar maanden eigenlijk alles goed. Hij slaagde er zelfs in om te laveren tussen de behoefte aan rouw om de gestorven jonge god en het snel en energiek gebruik te maken van de goodwill die dat schiep.
Johnson nam de regering van Kennedy grotendeels over, inclusief Robert Kennedy, al was voor iedereen duidelijk dat dit nooit lang kon duren. Zijn trefzekerheid, zijn vaardigheid in het zetten van de juiste stappen was in die eerste maanden verbluffend, al hebben later bekend geworden bandopnames laten zien hoe onzeker, paranoïde en tegelijk politiek gehaaid de president was.
Op binnenlands terrein waren Johnsons expertise en inzicht ongeëvenaard en hij ging direct aan het werk. Op buitenlands terrein was hij veel minder zelfverzekerd, ook al omdat hij bang was te licht bevonden te worden door de Kennedy-adviseurs die hij onverstandig genoeg te lang aanhield. Daardoor konden de wonderjongens uit de regering Kennedy, de gebroeders Bundy, minister van Defensie McNamara (links) en andere de toon zetten. Vietnam was vanaf de eerste dag aanwezig, en al had Johnson blijkens de bandopnames uit die tijd wel degelijk de juiste gut feelings over dat conflict, hij liet zich toch het drijfzand inlokken.
Politiek dier als hij was, begon Johnson ook direct te werken aan de verkiezingen van 1964. Hoewel zijn positie uitzonderlijk sterk was, zeker toen de radicale en totaal ongeschikte Barry Goldwater de Republikeinse nominatie verwierf, liet hij niets aan het toeval over. Hij wilde, en dat was typerend voor Johnson, niet enkel overwinnen, maar ook de grootste overwinning aller tijden halen. Die pluim haalde hij gemakkelijk binnen.
Johnson ging meteen verder, kundig gebruik makend van het duidelijke mandaat dat de kiezers hem hadden gegeven. Hij lanceerde de belangrijkste wetgevende programma’s sinds Franklin Roosevelt om de eeuwige problemen van Amerika aan te pakken: armoede, racisme en gebrekkige ziektekostenverzekering. En LBJ deed meer dan alleen lanceren, hij zorgde er hoogstpersoonlijk voor dat de programma’s door het Congres werden aangenomen. In die rol was Johnson briljant – weinig presidenten waren zo bedreven in het verzamelen van wetgevende meerderheden zonder de waardigheid van het ambt te ondermijnen. Het was niet gemakkelijk om de racistische Democraten uit het Zuiden over te halen Burgerrechtenwetgeving te steunen, maar Johnson deed het. Ook de Great Society, de ambitieuze naam die referenties moest oproepen aan de New Deal, en de War on Poverty mochten er zijn. Johnson wist dat het in de praktijk niet allemaal zou lukken, maar net als zijn grote voorbeeld Franklin Roosevelt, wilde hij in elk geval proberen wat tot stand te brengen.
Zelden in de Amerikaanse geschiedenis is er meer fundamentele wetgeving door het Congres geloodst als in dat fantastische jaar, 1965. Johnson liep op wolken. Toch werden de eerste barsten al zichtbaar. De rellen in Watts, een arme wijk in Los Angeles, zouden de opmaat blijken voor veel meer geweld later in de jaren zestig. Niet omdat de plannen van Johnson niet goed waren of de uitvoering niet deugde, maar omdat de weerzin tegen het repressief systeem van rassendiscriminatie niet langer viel te onderdrukken. Johnson deed wat hij kon, en meer dan dat, maar zoals het vaak gaat: het leidde alleen maar tot de vraag om meer. De jaren zestig werden een roerig geheel van emancipatie van al die groepen die zich sinds de Tweede Wereldoorlog koest hadden gehouden. Johnson, een groot gelover in de maakbare samenleving, verloor de regie.
Meer dan een half miljoen soldaten
Misschien was het toch wel gebeurd, maar de desintegratie van de Amerikaanse samenleving werd versterkt door de oorlog in Vietnam. Johnson en zijn adviseurs lieten zich op een gigantische manier meezuigen in een conflict waar Amerika zich verre van had moeten houden. De combinatie van Koude Oorlogs-denken, dominofabeltjes en de illusie dat de Verenigde Staten alle varkentjes kon wassen, leidden tot een betrokkenheid die in 1967 was uitgegroeid tot meer dan een half miljoen Amerikanen in Vietnam. De betrokkenheid die president Kennedy was begonnen, kon de onzekere Johnson niet beëindigen. Hij was te bang dat zijn gebrek aan ervaring op buitenlands gebied zou worden uitgespeeld door politieke tegenstanders.
Johnson was nooit gelukkig met Vietnam, maar hij kon zich niet toe zetten om de eigen dynamiek te stoppen die het conflict had gekregen. Hij twijfelde altijd maar mocht dat als president niet laten zien en toen de kosten eenmaal waren opgelopen, kon Johnson niet meer toegeven dat het allemaal voor niets was geweest. Hij dwong zichzelf om erin te geloven. Hoewel een paar van zijn adviseurs hem waarschuwden, overstemden de optimistische “eind van de tunnel”-verkondigers deze sceptici. De beste biografie die over Johnson is verschenen, die van Robert Dallek, schetst een ontluisterend beeld van iemand die heen en weer wordt geslingerd tussen doordrukken en terugtrekken, tussen het risico van een conflict met China en Rusland en een afgang. Hij kon maar niet beslissen en koos voor de aller slechtste optie: doormodderen.
Ondermijning van de geloofwaardigheid
Johnsons binnenlandse programma’s werden ondermijnd door de onmogelijkheid om zowel een oorlog als dure voorzieningen te financieren. Naarmate het slechter ging met de oorlog en Congresleden hem in de steek lieten, verloor hij ook zijn greep op het Congres. Zelfs de befaamde Johnson-methode van politici onder druk zetten, sorteerde geen effect meer. Als het politieke momentum verloren gaat, heeft een president weinig meer in te brengen tegen eigenwijze en egocentrische Congresleden.
De protesten in de samenleving groeiden exponentieel toen de dienstplicht de campussen begon te bereiken, al peurde Johnson zijn moed uit de steun die de meeste Amerikanen voor zijn beleid uitspraken. Maar zoals Dallek aantoont, ondermijnde Johnsons weigering om opening van zaken te geven aan de bevolking zijn geloofwaardigheid. Toen er steeds iets anders gebeurde dan de leiders beloofden, geloofden de gewone Amerikanen uiteindelijk hun leider niet meer. Ze begonnen ook te twijfelen aan Johnsons psychische stabiliteit naarmate er meer verhalen gepubliceerd werden over de excentrieke uitingsvormen van de president. Zo schrok LBJ er niet voor terug om journalisten zijn penis te laten zien als hij te veel lastige vragen kreeg over Vietnam, trok hij zijn shirt op om het litteken van een galblaasoperatie te tonen (wat door een beroemde politieke tekenaar in een kaart van Vietnam werd getransformeerd). Deze geniale politicus was op zijn slechtste momenten een lompe, schaamteloze hufter.
Typische Johnson-manier
Zoals zijn opvolger Richard Nixon ook zou laten zien, zijn oorlogen de pest voor wantrouwend aangelegde persoonlijkheden. LBJ meende dat er tegen hem werd samengespannen en hoewel de CIA keer op keer liet zien dat er niets communistisch zat achter alle protesten tegen Vietnam, beeldde de president zich in dat het in die hoek was te zoeken. Hoe konden anders zijn goede bedoelingen in twijfel worden getrokken? En hoewel hij wist en uitsprak dat de oorlog er ook zou zijn als hij morgen verdween, en dus niet Lyndon Johnsons oorlog was, ervoer hij alle tegenstand als persoonlijk. Uiteindelijk zat zijn ego hem dwars. Hij wilde niet de eerste president zijn die een oorlog verloor en daarom werd hij het.
In de loop van 1967 begon Johnson na te denken over de vraag of hij zich nog wel tot een tweede volle termijn moest laten kiezen. Twee vragen speelden door zijn hoofd: kon hij winnen als Robert Kennedy zich in de strijd zou werpen en was hij wel gezond genoeg voor nog eens vier jaar? Johnson aarzelde met zijn besluit, nam zich een paar keer voor om een afscheidstoespraak te houden en deed het niet, maar uiteindelijk besliste een beschamend kleine overwinning in de voorverkiezing in New Hampshire tegen vredeskandidaat Eugene McCarthy. In een televisierede over Vietnam voegde Johnson als uitsmijter de aankondiging toe dat hij niet beschikbaar was voor een nieuwe termijn. Tegelijk bleef de president op typische Johnson-manier beschikbaar, letterlijk tot de laatste dag van de Democratische conventie.
Om zijn vice-president Hubert Humphrey gaf Johnson niet veel en hij was als de dood dat brave Hubert het zou afleggen tegen Johnsons oude vijand Robert Kennedy. Nu was Kennedy opportunistisch genoeg geweest om te wachten tot Johnsons terugtreden voordat hij zich in de strijd wierp, maar hij werd in Californië vermoord, nadat hij daar de voorverkiezingen had gewonnen. De moord op Kennedy en die op Martin Luther King eerder dat jaar waren de inleiding tot de hete zomer van 1968, toen binnensteden in brand stonden en in Chicago tijdens de Democratische conventie de politie er voor het oog van de nationale televisie lustig op los knuppelde. Johnson stak geen vinger uit voor Humphrey en had zelfs een voorkeur voor de Republikein Rockefeller boven zijn eigen vice-president. Toen Rockefeller de nominatie verloor aan Nixon, bleek Johnson eigenlijk meer voor Nixon als opvolger te voelen dan voor Humphrey. Johnson probeerde manhaftig om een opening te forceren in Vietnam, maar het was te laat. De kiezer keerde zich af van de Democraten en Richard Nixon won in november 1968.
Grote impact
LBJ trok zich terug op zijn ranch in Texas, ontevreden en ongelukkig. Twee jaar was hij een gigant geweest, daarna was het niets dan ellende. Maar Johnson had een grotere impact op de Amerikaanse samenleving dan welke andere president dan ook sinds Franklin Roosevelt. Als het racisme in formele zin sinds 1963 sterk verminderd is, dan is dat te danken aan LBJ. Hij krijgt ook het krediet voor de oudedagsvoorzieningen en een aantal succesvolle sociale programma’s voor achterstandsgezinnen. Nooit verloochende de politicus Johnson zijn achtergrond als arme sloeber uit de binnenlanden van Texas: de Great Society was daar een direct gevolg van. Daarom was het des te tragischer dat buitenlands beleid, waar hij niets om gaf, zijn ondergang werd. Johnson zadelde Amerika op met dat ongelukkige avontuur in Vietnam, dat via Watergate een blijvende schaduw zou leggen over het Amerikaanse politieke systeem, en liet helaas ook in dat opzicht een erfenis na. Was Johnson een groot president of een mislukking? De meningen zijn verdeeld en dat is veelzeggend. De meeste historici houden het nu op near-great maar er had meer ingezeten. Lyndon B. Johnson stierf op zijn ranch in de buurt van Austin, Texas, op 22 januari 1973, aan een hartaanval.