James Buchanan

1857-1861

Historische waardering: plaats 41

Slechtste president ooit

In het diepst van zijn gedachten was James Buchanan (1791-1868) niet al te bescheiden: hij hoopte de storm over de slavernij te kunnen beheersen en de geschiedenisboeken in te gaan als een soort Washington. Hij faalde in beide doelstellingen. Buchanan onderschatte de mate waarin het land op springen stond en ondernam te weinig om het te voorkomen.
Dat zou Andrew Jackson, president van 1829 tot 1837, niet verrast hebben. Die had Buchanan al veel eerder gewogen en te licht bevonden. Toen president Polk in 1845 Buchanan vroeg als zijn secretary of State, riep Jackson tegen Polk waarom hij dat in vredesnaam deed. Maar, zei Polk, u hebt hem toch zelf tot ambassadeur in Rusland benoemd. Dan kan hij toch niet helemaal slecht zijn? Jackson antwoordde dat hij Buchanan had benoemd voor het verst verwijderde land. Als de noordpool een ambassadeur had gehad, dan had hij Buchanan daarheen gestuurd. Polk maakte het niet veel uit, hij deed zijn eigen buitenlands beleid.
Al sinds 1844 werd Buchanan genoemd als mogelijk presidentskandidaat, maar hij kwam nooit ver. In 1853 had president Pierce hem als ambassadeur naar Engeland gestuurd, waar hij zijn baas voor joker zette door het Manifest van Oostende op te stellen, dat de Verenigde Staten opriep Cuba te verwerven. Hoewel president Pierce Cuba graag wilde veroveren, kon hij dat niet in het openbaar zeggen. Toen het manifest bekend werd, moest hij er officieel afstand van nemen, maar Buchanan verwierf er veel populariteit mee in het Zuiden en de nominatie in 1856.

Laatste van de dough heads
In de verkiezingsstrijd won Buchanan redelijk gemakkelijk van de eerste kandidaat die de nieuwe Republikeinse Partij in het veld had gebracht, John Fremont. De zuidelijke staten moesten niets van die vrijdenkende westerling hebben en kozen keurig voor een noordelijke Democraat die het Zuiden niet vijandig gezind was – een zogenoemde dough head. Want hoewel Buchanan slavernij verwierp, zag hij niet hoe je ervan af kon komen. Hij ergerde zich aan de abolitionisten, die alleen maar voor afschaffing van slavernij waren maar niet vertelden hoe je dat kon doen zonder het land in een oorlog te storten. Buchanan wilde verder gevluchte slaven terugsturen, hij was voor het toevoegen van Kansas als slavenstaat en helemaal in voor het veroveren van nieuwe gebieden om de slavernij uit te breiden.

 

 

 

Buchanan hoopte zichzelf boven de partijen te kunnen stellen en kondigde in zijn inaugurele rede aan maar één termijn te willen. Bovendien stelde hij dat het Supreme Court binnenkort de oplossing zou geven waarbij ‘alle goede burgers’ zich gewillig zouden neerleggen. Inderdaad sprak twee dagen later het door zuiderlingen gedomineerde hof uit dat zwarten nooit burgers konden zijn en zelfs geen bescherming genoten als ze vrijheid eisten via het gerecht. De nu beruchte Dred Scott-uitspraak werd met gejuich ontvangen in het Zuiden, in het Noorden klaagde men dat nu ook hoogste gerechtshof door de slavocracy was overgenomen. (voor meer informatie over het Supreme Court en ras, klik hier).
Om een eind te maken aan het gedonder in Kansas, waar al jaren schermutselingen plaatsvonden om de staat vrij of slavenhoudend te maken, besloot Buchanan Kansas als slavenstaat toe te laten, daarmee de Republikeinen maar ook Douglas tegen zich in het harnas jagend. Zijn gezag was echter zo gering dat hij dit besluit niet uitgevoerd kon krijgen, zodat ook het Zuiden ontevreden was.
In 1858 haalden de Republikeinen de meerderheid in het Huis. In het congres kwam alles nu knarsend tot stilstand. Zowat iedere wet die het Republikeinse Huis aannaam, werd door de Democratische Senaat afgestemd of door een veto van Buchanan getroffen.

De federale overheid functioneerde feitelijk niet meer. Aangezien er niemand wilde buigen, was barsten de enige optie. Iedereen wachtte op de verkiezingen van 1860 om te zien of het zover zou komen.
Economische crisis
Ondertussen was de economie van het land ook weer in een van zijn regelmatige crises verzeild. Het Noorden werd echter veel harder getroffen dan het Zuiden, waar leedvermaak overheerste en de stellige overtuiging dat hun economie sterker was dan die van het Noorden. Sterker, zuiderlingen overtuigden zichzelf ervan dat de industriële wereld niet kon overleven zonder het goedkope produkt van het Zuiden. Ze meenden dat de welvaart van het Noorden én Engeland daarop dreef. ‘Cotton is King’, verklaarde James Hammond. Mocht het Zuiden zich willen afscheiden, dan zou katoen de rijkdom en de onafhankelijkheid ervan garanderen.
De opstand bij Harpers Ferry door John Brown, die hoopte een slavenrevolutie te leiden, versterkte het gevoel van de zuidelijke Democraten dat alleen kandidaten aanvaardbaar waren die de slavernij actief verdedigden. De partij spleet in een vleugel die senator Stephen Douglas uit Illinois kandidaat stelde en een die vice-president John Beckinridge, een zuiderling, kandideerde.
De Republikeinen nomineerden een onomstreden nieuwe politicus, Abraham Lincoln. Na een brute campagne waarin Lincoln voor van alles en nog wat werd uitgemaakt en de Democraten elkaar afslachtten, won Lincoln met 1,9 miljoen stemmen. Stephen Douglas en John Beckinridge wonnen samen ruim 2,2 miljoen stemmen, maar omdat Lincoln de noordelijke en westelijke staten veroverde, had hij 180 stemmen in het kiescollege. Ook het Zuiden stemde eensgezind: Beckinridge kreeg daar alle tachtig kiesmannen. Douglas stond met lege handen.

Incompetent als altijd
Zodra het resultaat bekend werd, begonnen de hardliners in South Carolina met het proces van afscheiding. De noorderlingen waren verrast. Ze hadden niet gedacht dat het Zuiden het zover zou laten komen. President Buchanan was ontzet, maar aarzelend en incompetent als altijd. Hij stelde dat staten niet het recht hadden zich af te scheiden maar meende dat de federale overheid het niet kon verhinderen. Eerst probeerde hij het met eindeloze compromisvoorstellen – voornamelijk concessies aan het Zuiden. Toen de leden van zijn kabinet ontslag namen om in de Confederatie te gaan dienen benoemde hij noorderlingen in hun plaats die actiever waren. Maar intussen stond hij toe dat de afgescheiden staten alle Unie-aanwezigheid uit de Confederatie verwijderden. Dat kon het Zuiden gemakkelijk doen, want alleen de douanekantoren, de post en militaire forten en bases waren federaal bezit. De enige plekken waar de Unie weigerde te vertrekken waren Fort Pickens in Florida en Fort Sumter voor Charleston.

Vanwege zijn ligging was Fort Sumter natuurlijk een directe uitdaging voor de zuidelijken. Buchanan aarzelde en zou waarschijnlijk Fort Sumter hebben laten vallen, als zijn nieuwe minister van Justitie, Edwin Stanton, hem niet had tegengehouden. Op 4 maart, aan het eind van Buchanans termijn, was Fort Sumter nog in noordelijke handen. Virginia en andere staten in de Upper South hadden zich niet afgescheiden en er was nog geen schot gevuurd. De oorlog leek nog af te wenden.

Tegen zijn opvolger zei Buchanan: ‘Mijn beste man, als u net zo gelukkig bent bij het betreden van het Witte Huis als ik ben bij het verlaten ervan, dan bent u zeker een heel gelukkig man.’ Buchanan was de laatste van een reeks zwakke, schipperende presidenten die het land naar de Burgeroorlog voerden. De levensambitie van deze beroepspoliticus, het presidentschap, werd een totale mislukking. Tijdens de oorlog steunde Buchanan de Unie, maar hij moest zich voortdurend verdedigen tegen de beschuldiging dat hij er mede voor verantwoordelijk was. Zo zag hij al voor zijn dood in 1868 zijn reputatie als mislukt president gevestigd. In de loop der jaren is het oordeel niet veranderd.