Supreme Court

In de Verenigde Staten gaat de benoeming van een rechter in het hoogste gerechtshof van het land altijd samen met politiek gekrakeel. Dat komt omdat het Supreme Court een veel zichtbaarder en ook veel invloedrijkere rol vervult dan bij ons: ze kan de regels die het congres of de president uitvaardigt nietig verklaren en zo de samenleving ingrijpend beïnvloeden. Dat deed ze bijvoorbeeld door de rassenscheiding af te schaffen, en door abortus te legaliseren. Geen wonder dat het dan nogal wat verschil maakt wie de president benoemt.

In het Amerikaanse politieke systeem neemt het Supreme Court een centrale positie in. Omdat de Amerikaanse Grondwet in laatste instantie door het Supreme Court wordt gehandhaafd, is het meer dan simpelweg het hoogste gerechtshof. In het Amerikaanse systeem van machtenscheiding tussen wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht is het Hof primair een politieke instelling, die mede bepaalt welke richting het land in gaat. Tot de taken van het Supreme Court behoren ondermeer het beschermen van individuele rechten, het vernietigen van wetten die in strijd zijn met de Grondwet (te interpreteren door het Hof), het bemiddelen tussen staten en de federale overheid, en het bewaren van de balans tussen de verschillende takken van de federale overheid.

Dat takenpakket stelt een rechter van het Supreme Court in staat een belangrijk stempel drukken op het land. De naam Earl Warren zal niet-Amerikanen (en ook veel Amerikanen) niet onmiddellijk bekend in de oren klinken, maar weinig mensen hebben zo'n aanwijsbare erfenis nagelaten als deze voormalige gouverneur van Californië, die van 1953 tot 1968 werkte als Opperrechter van het Supreme Court (Chief Justice in het Amerikaanse spraakgebruik).

Geen wonder dat het zoveel stof op doet waaien als de president een nieuwe rechter voordraagt ter goedkeuring aan de Senaat. Zo werd een kandidaat van president Reagan door de Senaat afgewezen (Robert Bork) en onderging een kandidaat van president Bush slopende hoorzittingen (Clarence Thomas). Ook naar de mensen die president Clinton heeft voorgedragen, is met argusogen gekeken, want presidenten komen en gaan, maar rechters van het Supreme Court blijven vaak tientallen jaren het gezicht van Amerika mede bepalen.

Rechtsprekende instantie

Hoewel het Supreme Court dus eigenlijk een politieke rol speelt, volgt het strikt juridische procedures. Dat legt beperkingen op aan de manier waarop ze haar constitutionele rol kan uitvoeren: zelfs de meest vèrdragende besluiten moeten voortvloeien uit een rechtszaak. Dat betekent bijvoorbeeld dat het Hof alleen zaken mag behandelen tussen partijen voor wie echte belangen op het spel staan. De rechters mogen geen adviezen geven, of beslissen in zaken waarin klagers geen 'standing' hebben – dat wil zeggen, geen direct persoonlijk belang bij de zaak hebben. Het mag ook geen actuele vraagstukken, of puur 'politieke vragen' aan de orde stellen, zoals het erkennen van buitenlandse regeringen.

'De rechtelijke macht van de Verenigde Staten, zal liggen bij een supreme Court' – zo staat het in de Amerikaanse Grondwet. Daarmee was echter niets geregeld. De invulling van die rechtelijke macht gebeurde in de Judiciary Act van 1789. Het congres voorzag in een Supreme Court, een Chief Justice en vijf Associate Justices, benoemd door de president onder goedkeuring van de Senaat, en regelde ook de details van de werkwijze van het Hof. Het aantal rechters heeft gevarieerd tussen de zes (in 1789) en de tien. President Franklin Roosevelt heeft nog eens vergeefs geprobeerd een hem onwelgevallig Hof uit te breiden zodat hij er vriendelijk gezinde rechters neer kon zetten. Momenteel zitten er negen rechters in het Supreme Court, inclusief één Supreme Justice is.

Ruk naar rechts

Wie de president voordraagt als rechter kan enorme invloed hebben op de richting van het Supreme Court, en daarmee op de vraag of abortus wel of niet legaal is, of de doodstraf wel of niet mag worden voltrokken, of zwarten wel of niet gelijke burgerrechten hebben – om maar een paar van de belangrijke onderwerpen te noemen die sinds de Tweede Wereldoorlog zijn beslist. Presidenten Reagan en Bush benoemden conservatieve rechters die het Hof een ruk naar rechts gaven. Clinton kan het Hof weer de andere kant opsturen. Het aardige is dat presidenten nooit helemaal zeker van kunnen zijn van de mensen die ze benoemen. Mensen veranderen, zelfs als ze ooit politieke vrienden waren van een bepaalde president, kunnen hun meningen later uiteenlopen. Als hem werd gevraagd wat zijn grootste fout was geweest, antwoordde president Eisenhower altijd, 'The appointment of that S.O.B. (Son of a Bitch) Earl Warren.'

Geen eigen gebouw

Ook de macht en reikwijdte van het Supreme Court lag niet bij voorbaat vast. De eerste openbare zitting van het Hof vond plaats op 2 februari 1790. Maar dat eerste Supreme Court stelde niet veel voor. Zeker in het begin, was een baan als rechter nauwelijks een toppositie. John Jay, de eerste Chief Justice, nam ontslag om gouverneur te worden van New York (tegenwoordig wordt dat als een mindere positie gezien). Alexander Hamilton liet weten dat hij Jay's positie niet wilde overnemen, omdat hij 'liever zijn juridische praktijk en zijn politieke activiteiten in New York ontwikkelde'.

Het Supreme Court was in die dagen zo zwak, dat men bij het bouwen van het nieuwe gebouw voor het Congres, het Capitool, vergat het Hof in de planning mee te nemen. Toen de regering naar Washington verhuisde, werden de Justices ondergebracht in een weinig aansprekende ruimte in de kelder van het Capitool.

Dat veranderde allemaal toen John Marshall in 1801 tot Chief Justice werd benoemd. Toen eiste het Hof haar belangrijkste bevoegdheid op: het toetsen van de regelgeving van het Congres aan de Grondwet. Sinds het daadwerkelijk grijpen van die bevoegdheid in Marbury v. Madison (1803) heeft het Supreme Court altijd het laatste woord gehad over de rechtmatigheid van regeringsdaden. Anders dan in Nederland, kan het Hof in Amerika een wet nietig verklaren omdat hij in strijd is met de Grondwet.

Intensieve samenwerking

Het Supreme Court houdt zitting van oktober tot juli in sessies die terms heten, waarbij iedere term wordt genoemd naar het jaar waarin ze begint (dus afgelopen juli werd de 1993-term afgesloten). Het Hof behandelt zaken die bij hen komen via de U.S. Court of Appeals, dat zijn de federale instanties van hoger beroep, en via de hoogste gerechtshoven van de verschillende staten. De Justices zijn vrij om te besluiten of ze een zaak al of niet behandelen, en ieder jaar nemen ze maar een fractie op van het aantal doorgestuurde zaken. In de 1992-term bijvoorbeeld, accepteerden ze 116 zaken van de 6303 die voorlagen.

Het is een ongeschreven regel dat de Justices een zaak aannemen als minstens vier van hen dat wensen. Is het aantal voorstemmers geringer, dan is de zaak voorbij en wordt de beslissing van het lagere gerecht de eindbeslissing. Als ze tot behandeling besluiten, wordt de zaak op de agenda gezet voor schriftelijke en mondelinge discussie. De juristen van beide partijen schrijven briefs, schriftelijke argumentatie voor hun standpunt, en verschijnen voor de openbare mondelinge behandeling.

Alles wat daarna gebeurt, inclusief de totstandkoming van het arrest, vindt binnenskamers plaats. De buitenwereld hoort pas weer wat als een besluit wordt aangekondigd en als de zogenoemde opinions (majority, minority en soms ook nog een andere dissent – een afwijkende visie, bijvoorbeeld omdat een rechter andere overwegingen volgt) worden gepubliceerd. Meestal onderschat men enorm in hoeverre de besluiten van het Supreme Court resulteren uit intensieve samenwerking, waarin negen onverbeterlijke individualisten tot een verlangd resultaat komen. Het besluitvormingsproces is in essentie politiek – in een positieve betekenis. Maar al het lobbyen, en alle pogingen tot beïnvloeding – infighting, eerste versies en memo's die over en weer worden gestuurd, wijzigingen als gevolg van het onderhandelen – zijn allemaal gericht op het bereiken van wat de individuele Justices als het beste resultaat beschouwen. Natuurlijk wordt er politiek bedreven, gehandeld en worden er compromissen gesloten in de vaak zeer complexe onderhandelingen die nodig zijn om een werkbare meerderheid te krijgen. Justice Brennan, die in 1986 met pensioen ging, was een van de beste bruggenbouwers die het Hof ooit heeft gekend. Als laatste onversneden liberal slaagde hij er vaak in om uitspraken te realiseren die je in een relatief conservatief Hof niet voor mogelijk zou hebben gehouden. Ook wordt soms politiek bedreven door een arrest zodanig te formuleren dat iedereen zich erin kan vinden, zodat de draagkracht van een belangrijke uitspraak optimaal is.

Juridische doctrines

De geschiedenis van het Supreme Court kent twee uiterst creatieve periodes. Eerst was er het tijdperk aan het begin van de negentiende eeuw, waarin het Hof zijn positie afbakende door concrete inhoud te geven aan de algemene termen in de Grondwet. De uitdaging toen was om de tekst van de Grondwet uit te bouwen tot een verzameling juridische doctrines die pasten bij de behoeften van het nieuwe land.

De tweede creatieve periode was die van het Warren Court (1953-1969) – tijdvakken van het Hof worden genoemd naar de Chief Justice van die periode. De uitdaging in die tijd was om het Amerikaanse politieke systeem aan te passen aan de razendsnelle maatschappelijke veranderingen. Omdat veel wetgeving daartoe omstreden was, en onvermijdelijk tot verlamming van het congres zou leiden, nam het Warren Court toen een beleidsbepalende rol die je eerder zou verwachten van een wetgever dan van een rechter. Al doende herschreef het een belangrijk deel van het Amerikaanse staatsrecht.

Toen Earl Warren in 1953 Chief Justice werd, had het Hof een periode achter zich waarin het verdeeld was in twee kampen met elkaar nogal vijandig gezinde juridische visies, met scherpe verschillen over de juiste rol van een rechter. Eenvoudig weergegeven was het een conflict tussen benaderingen van rechtelijk activisme en rechtelijke terughoudendheid. De vuistregel van de terughoudende visie was dat een wet of regel niet werd verworpen als ze een rationele grondslag had. De ontwerper van dit stelsel was Justice Oliver Wendell Holmes, historisch gezien een van de belangrijkste Justices (hij werd in 1902 door Theodore Roosevelt benoemd).

Vòòr de benoeming van Warren was het Supreme Court opgeschoven van juridisch activisme in zaken die hadden te maken met economische regulering, naar de terughoudendheid die Holmes had bepleit. Tegen de jaren vijftig had het Hof, binnen de terughoudendheid-doctrine, de wetgever al ruime mogelijkheden gegeven om het eigendomsrecht aanmerkelijk te beperken. Tegelijkertijd hadden de Justices onderkend dat zonder een gelijktijdig uitbreiding van de persoonsrechten, het individu vrijwel geen grondwettelijke bescherming genoot. De Justices probeerden een stukje privé-sfeer te bewaren in een samenleving waarin het individu steeds meer werd bedreigd door concentraties van macht.

In zo'n soort samenleving veranderde ook de aard van de zaken die voor het Hof kwamen. Earl Warren concludeerde dat de regel van Holmes niet voldoende was als basis voor gerechtelijk uitspraken. Warren meende dat terughoudendheid niet het juiste uitgangspunt was in de steeds vaker voor het Hof komende zaken waarin persoonsrechten werden aangetast. In deze gevallen bepleitte hij actieve interventie van de rechter om de individuele rechten te beschermen. Als een wet rechten beperkte die de Grondwet juist wilde garanderen, weigerde Warren zich neer te leggen bij het oordeel van de wetgever – rationeel verantwoord of niet.

In dit soort zaken, zo vond Warren, was niet de vraag aan de orde of de regel redelijk was maar of hij juist kon zijn. Als de wet inging tegen zìjn interpretatie van de Grondwet, dan deed het er niet toe dat een redelijke en rationele wetgever tot een andere conclusie had kunnen komen. En toen Warren in 1964 concludeerde dat de Grondwet een samenstelling van vertegenwoordigende lichamen vereiste die gelijk was aan de bevolkingsamenstelling (met uitzondering van de Senaat), vond hij het niet belangrijk dat zo'n regel nooit was toegepast. Vandaar dat Anthony Lewis, de juridisch journalist van The New York Times, kon stellen dat Earl Warren 'de wet uitvaardigde vanaf een troon zonder enig gevoel van beperking van zijn macht, behalve door was hij zag als het algemene goed van de samenleving.'

Einde Amerikaanse apartheid

De actieve bescherming van de persoonsrechten door het Warren Court, werd onmiddellijk duidelijk in de arresten die de gelijkheid van alle burgers vastlegden. Brown v. Board of Education (1954), een van de belangrijkste arresten van deze eeuw, bepaalde dat rassenscheiding in openbare scholen in strijd was met de Grondwet. Daarmee verwierp het Hof een eerder arrest van het Supreme Court uit 1896, Plessy v. Ferguson. In Plessy werd het Veertiende Amendement, dat sinds de Burgeroorlog gelijke rechten eiste voor alle burgers, zodanig uitgelegd dat rassenscheiding mogelijk was, als de voorzieningen maar gelijk waren. Separate but equal, gescheiden maar gelijk, was de grondslag voor Amerikaanse apartheid totdat het Supreme Court eindelijk besloot dat in een blanke samenleving zwarten nooit gelijke faciliteiten zouden krijgen. De ongrondwettigverklaring van segregatie in Brown v. Board of Education heeft het Amerikaanse dagelijks leven op een revolutionaire manier beïnvloed.

Brown werd gevolgd door uitspraken waarin het Warren Court gelijkheid voor de wet vereiste op een steeds breder terrein, met name voor politieke rechten en de rechten van burgers in een strafrechtelijke procedure. De in 1964 geeiste gelijke bevolkingsverdeling voor vertegenwoordigende organen leidde tot een sterke beperking van de invloed van het platteland en een overgang van de balans in de Amerikaanse vertegenwoordigende organen naar de steden en voorsteden.

Op het terrein van de rechten van aangeklaagden besloot het Hof in Gideon v. Wainwright (1963) dat het recht op juridische bijstand voortvloeide uit de Grondwet. Sindsdien moeten ook armlastige aangeklaagden in een strafrechtelijk proces een verdediger toegewezen krijgen. Mapp v. Ohio (1961) legde vast dat op illegale wijze verkregen bewijsmateriaal niet in een proces mag worden gebruikt, niet alleen op federaal maar ook op staatsniveau.

Miranda v. Arizona (1966) maakte een eind aan 'afgedwongen' bekentenissen door te eisen dat iemand die werd aangehouden zijn rechten te horen moest krijgen, om te voorkomen dat mensen aan willekeurige politieondervraging zouden worden onderworpen. Sindsdien kent iedere televisiekijker de beroemde regels als iemand wordt gearresteerd: 'You have the right to remain silent … '

Warren en zijn collega's legden ook steeds meer nadruk op het recht op vrije meningsuiting. Zo werd het recht om straten en andere openbare plaatsen te gebruiken uitgebreid tot demonstraties en acties voor burgerrechten. Vrijwel alle kritiek op het gedrag van overheidsdienaren en openbare figuren werd vrijgesteld van de smaad-regelingen. De persvrijheid werd uitgebreid, censuur werd verboden, en de mogelijkheden om een publikatie op grond van obsceniteit tegen te houden, werd beperkt.

Heel belangrijk was dat het Warren Court ook nieuwe persoonlijke rechten uit de Grondwet afleidde, ook als die er niet specifiek in waren omschreven. De belangrijkste hiervan was het recht op privacy. Het Hof erkende expliciet het bestaan van dit recht en stelde dat het zo goed als een erkend grondwettelijk recht was.

De bescherming van de persoonlijke vrijheden werd onder Warren de belangrijkste speerpunt van de eigentijdse interpretatie van de Grondwet. De noodzaak voor de uitbreiding van die rechten werd onderstreept door de enorme groei en het misbruik van regeringsmacht. De blessings of liberty die de ontwerpers van de Grondwet zo nauwkeurig hadden beschermd, kregen nog meer betekenis in een wereld waar ze geregeld werden geschonden.

Mislukte contrarevolutie

Hoewel de periode van activisme onder Warren ongekend was, bleef het Hof ook onder zijn opvolger, de in 1969 door Richard Nixon benoemde Chief Justice Warren E. Burger, die richting toegedaan. Activisme was de regel. Ook het Burger Court (1969-1986) deinsde er niet voor terug om belangrijke twistpunten op te lossen in overeenstemming met haar eigen ideeën over wat de wet zou moeten zijn. Het meest in het oog springende voorbeeld was het besluit in United States v. Nixon, in 1974, waarbij president Nixon gedwongen werd zijn Watergate-tapes aan de openbare aanklager te geven. Nixon claimde dat hij als president een 'executive privilege' had. Onzin, zei het Hof, de wet geldt ook voor presidenten.

De 'rechten explosie' onder Warren werd welhaast geëvenaard onder zijn opvolger. Weinig uitspraken hadden grotere gevolgen dan Roe v. Wade (1973), waarin het Hof het recht van privacy zodanig interpreteerde dat ook het recht op een abortus eronder viel. Dit arrest werd geschreven, namens de meerderheid, door Justice Harry Blackmun, de door Nixon benoemde conservatief die deze zomer met pensioen ging.

Het Burger Court was een teleurstelling voor hen die hoopten op omverwerping van de doctrines van Warren. Misschien wilde Burger dat wel, maar het lukte hem niet. Zijn poging tot contrarevolutie werkte juist averrechts, als een bevestiging van de onder Warren opgebouwde jurisprudentie. Een paar uitspraken werden in hun werking beperkt, maar geen van Warrens besluiten werd overruled (de term waarmee men aangeeft dat een uitspraak de rechtsregel die in een bepaald arrest was te lezen, wordt verlaten). In 1983 verscheen een boek onder de titel The Burger Court: The Counter Revolution That Wasn't en die titel gaf de werkelijkheid goed weer.

Vervanging liberale rechters

Burger ging in 1986 met pensioen, waarna president Reagan Justice William Rehnquist tot Chief Justice benoemde. Het Rehnquist Court weerspiegelde de verschuiving naar rechts in de Verenigde Staten tussen 1980 en 1992. Voor het eerst in meer dan een halve eeuw wordt het Hof nu gedomineerd door conservatieven, die wat afstand nemen van de liberale houding van Warren en het centrisme van Burger. Omdat de meest recente benoemingen van president Clinton, Ruth Ginsberg en Stephen Breyer, liberals vervingen, geldt dat nog steeds.

De rechtsere houding bleek uit besluiten op het terrein van burgerrechten en het strafrecht. Ook lijkt een trend naar het herstel van eigendomsrechten op gang: voor het eerst in jaren gebruikte het Hof het grondwettelijk verbod op 'taking of property' zonder compensatie om een overheidsdaad ongeldig te verklaren die niet eens directe onteigening inhield, maar alleen het bijeffect was van een andere regel. Het Hof heeft impliciet uitgesproken dat klachten over de aantasting van eigendomsrechten nu net zo belangrijk zijn als die over het recht op vrije meningsuiting.

Ondanks de buiging naar rechts, zijn de belangrijke Warren- en Burger-besluiten overeind gebleven. Dat bleek duidelijk toen het Rehnquist Court naliet om Roe v. Wade, het abortus-arrest, te overrulen. Ook de trilogie van het strafrecht zoals die door Warren is opgezet – Gideon, Mapp en Miranda – wordt nog steeds gevolgd. En toen het Rehnquist Court een indeling van een kiesdistrict in de stad New York verwierp, deed zij dat op grond van Warrens one-person, one-vote principe.

Vòòr de verkiezingen van 1988 zei Justice Harry Blackmun dat het Hof 'heel conservatief zal worden tot ver in de 21ste eeuw' als de verkiezingen door de Republikeinen gewonnen zouden worden. De Republikeinen wonnen, maar uiteindelijk zijn de twee rechters die president Bush heeft benoemd (David Souter en Clarence Thomas) onvoldoende gebleken om het Hof definitief op het conservatieve spoor te zetten. Met het aantreden van president Clinton is de situatie veranderd, zeker als hij toekomt aan het vervangen van Chief Justice Rehnquist – waarschijnlijk moet hij daarvoor echter eerst de verkiezingen van 1996 winnen.

Paradox

In de beroemde woorden van Chief Justice Charles Hughes, is de Amerikaanse Grondwet vooral wat de rechters zeggen dat hij is. Het zijn de rechters die dienen als bewakers van de balans tussen de delen en het geheel. Dat is de reden dat ze de vergaande bevoegdheid hebben om elke overheidsdaad te kunnen beoordelen op zijn strijd met enige bepaling van de Grondwet.

Wie de geschiedenis van het Supreme Court analyseert, kan niet anders dan onder de indruk komen van de manier waarop het Hof die macht heeft uitgeoefend. De jurisprudentie illustreert de inherente paradox van ieder rechtssysteem: het recht moet stabiel zijn, maar het kan niet stilstaan. De essentiële Grondwettelijke hoofdlijnen zijn vanaf het begin neergelegd, en ze vertonen een continuïteit die uniek is in een voortdurend veranderende wereld. Dat het systeem nog steeds werkbaar is, komt enkel en alleen doordat het voortdurend wordt herschapen om tegemoet te komen aan twee eeuwen van veranderende behoeften.

Er zijn wel oprispingen geweest, maar over het geheel genomen weerspiegelt het werk van het Hof de ontwikkeling van de natie. Welke richting het Hof ook in slaat, als principe hanteert het nog steeds het principe dat Chief Justice Marshall aan het begin van de negentiende eeuw formuleerde: we nooit moeten vergeten dat het 'een constitutie is die we proberen te verklaren', een levend instrument dat zodanig moet worden gebruikt dat het de praktische behoeften van de samenleving weerspiegelt.

Dit artikel werd geschreven door Gerald Schwarz, professor in Tulsa, Oklahoma. Het werd ook gepubliceerd in Amerika, 1995.