Putnam heeft het over sociaal verbinden in twee vormen. Hij onderkent enerzijds ‘social bonding', dat wil zeggen dat je eenheid zoekt met je ‘peeer group'. ‘Social bridging' is het eenheid zoeken buiten die groep. Meestal worden ze als communicerende vaten gezien, zegt Putnam. Als de een omhoog gaat, moet de ander omlaag. Maar hij ziet niet in waarom ze niet allebei omhoog zouden kunnen gaan. Alleen bonding is niet genoeg, dat leidt tot Beiroet. Wat je nodig hebt, zegt Putnam, is vooral veel bridging capital. Je moet leren hoe je bruggen moet slaan. In die zin is etnische concentratie niet ongezond want die schept sociaal bruggenbouw kapitaal. Kijk naar de groepen die immigreerden tussen 1890 en 1920. Ze deden er goed vijftig jaar over voordat ze de bruggen hadden geslagen. Scholen en kerken (en het leger, zoals we zagen) speelden daarin een enorme rol. In principe gaat dat allemaal vanzelf, afgezien van het proces van ontwikkelden van een nationale identiteit. Daar moet je wat aan doen, al was het maar omschrijven wat het betekent om Amerikaan te zijn (of Nederlander, of Brit).
Door te vertrekken vernietigen emigranten sociaal kapitaal, zegt Putnam. Ze moeten dat weer helemaal opbouwen in een nieuw land. Ze hebben geen contacten, kennen de gewoontes niet, de manier van omgaan. De slimste manier om dat kapitaal snel weer op te bouwen, is via de contacten die je het gemakkelijkst kunt maken, dus die in de etnische groep. Ze beginnen dus met bonding contacts. Misschien zullen ze nooit aan bridging contacts toekomen, vanwege gebrek aan energie, tijd of gewoon, omdat ze ze niet nodig hebben. Bonding is dus een heel natuurlijke staat.
Putnams idee van sociaal kapitaal levert kritiek op door Portes. Hij meent dat Putnam het concept zover heeft opgerekt dat het geen betekenis meer heeft. Pas het toe op Italië en het komt erop neer dat noordelijke steden civic zijn omdat ze civic dingen doen en zuidelijke steden uncivic omdat ze dat niet doen.