Lessen van Abraham Lincoln

Op 4 maart was het 150 jaar geleden dat Abraham Lincoln werd geïnaugureerd als zestiende president van de Verenigde Staten. Hij staat te boek als de beste president van Amerika. Niet verwonderlijk want zonder Lincoln zou er geen Verenigde Staten meer geweest zijn maar zouden minstens twee landen het huidige oppervlak van de VS delen. Lincoln heeft ook een geweldige mythologie voortgebracht, gedeeltelijk doordat hij in het zicht van de haven werd vermoord. Dat gebeurde op Goede Vrijdag 1865, een paar dagen nadat het zuiden de wapens had neergelegd. Lincolns zichtbaar ouder worden, de loden last van vijf jaar presidentschap die uit de foto’s blijkt, de overwinning en meteen daarna de moord maakten van de president een martelaar. In de opgewonden retoriek van de boze en treurende noorderlingen, werd Lincoln een soort Jezusfiguur, iemand die had geleden en was gestorven voor de zondes van de natie.

In de loop van de tijd is dat gelukkig ook weer gerelativeerd. Veel interessanter is dat Lincoln een ploeterend maar uiteindelijk briljant politicus was, die de kaarten die hem werden toebedeeld briljant speelde en volmondig erkende dat hij niet veel andere keuze had. Zoals hij zelf zei: ‘ik kan niet claimen dat ik de gebeurtenissen onder controle had, maar moet ruiterlijk erkennen dat de gebeurtenissen mij stuurden.’ Zo voelde het ongetwijfeld, maar Lincoln was al te bescheiden. Als geschiedenis ooit door individuele personen werd gemaakt, dan is het hier. Maar zijn invloed reikt verder en is actueler. Het mag verrassen dat een politicus uit het midden van de negentiende eeuw anno 2011 lessen te bieden heeft maar dat is precies waar Lincoln onthutsend modern is.

 

Een van de mythes die rondom Lincoln zijn geweven en die regelmatig uit de kast worden gehaald door ambitieuze semi politici is dat hij zou hebben laten zien dat leiderschap niet kan worden aangeleerd maar vanzelf te voorschijn komt in de persoon met het juiste karakter. Sterker, juist iemand die op de proef is gesteld door het leven, die succes en verlies gekend heeft het beste zal presteren onder grote druk. Deze mythe van de onbevlekte ontvangenis, dat een politicus geen beroeps moet zijn maar een natuurtalent en vooral dicht bij de gewone mensen moet staan, is nog altijd populair en spreekt breed aan. Het verklaart iets van de aantrekkingskracht van een Sarah Palin. De implicatie is dat alleen outsiders puur genoeg zijn om de zaken echt onderhanden te nemen. Deze versie van populisme raakt nooit uit de mode.

Ik noem Palin maar dit is geen mythe van rechts. Integendeel, het was juist links dat in de jaren zestig de politicus als profeet tot ideaal verhief, zich afkeerde van de simpele vaststelling dat alle politici, zelfs de meest idealistische, steunen op opportunisme, berekening, manipulatie en alles wat democratisch toegestaan is. Ze kwamen van een koude kermis thuis. Dat wil zeggen, de ideale kandidaten konden nooit gekozen worden en wie gekozen werd was altijd minder dan ideaal. Liever liep links aan achter Eugene McCarthy en Howard Dean dan achter de beroeps schmoozer Bill Clinton. Deals maken was nooit populair bij idealisten, maar de wheeler dealer is meestal succesvoller dan de profeet. Vandaar ook de teleurstelling over Barack Obama.

Misschien schrijven we te veel toe aan de lange schaduw die Lincoln werpt over de Amerikaanse politiek, maar hoe dat ook zij, een onderbelicht aspect van de zestiende president is dat hij niet alleen de eerste moderne president was maar ook een voorbeeld van wat een professionele politicus kan bereiken. Eerst die moderniteit. Voor Lincoln en ook nog geruime tijd na hem was er niemand die zo goed begreep waar het land voor stond, wat nodig was om het te behouden en die in staat was te formuleren wat de essentie was. En niemand die het presidentschap zo effectief wist te gebruiken. Voor hem en na hem deelde het congres de lakens uit. Lincoln had een visie op het presidentschap. Alleen George Washington en Franklin Roosevelt komen wat dat betreft in de buurt van Lincoln.

Lincoln was ook modern in de zin dat hij niet schuwde om de uitvoerende macht die hem als oorlogspresident toekwam te gebruiken. In het tijdperk van George W. Bush en de Cheney bende is het misschien minder aantrekkelijk om vast te stellen, maar het was toch echt Abraham Lincoln die op grond van de oorlogsomstandigheden de macht van het presidentschap ongekend uitbreidde. De meest in het oog springende daad, meteen al na het begin van de oorlog op 12 april 1861, was het opheffen van de habeas corpus in oorlogsgebied, het basisrecht van een verdachte om voorgeleid en beschuldigd te worden. Verder trok de president allerlei bevoegdheden aan zich die het congres eigenlijk toekwamen, maar aangezien dat pas in juli weer bijeen zou komen, kon Lincoln zijn gang gaan. Zijn latere verdediging van die maatregelen is een juweel van juridische argumentatie, uitmondend in die ene vraag die nog steeds actueel is: mag je het hele systeem van rechten en rechtsgeving opgeven om één recht, dat van habeas corpus, te handhaven, ook als dat geen betekenis meer had als je het behield? Het congres liet al zijn maatregelen staan.

Lincoln zag al vroeg in dat de media, in zijn tijd vooral kranten en tijdschriften, belangrijke vehikels waren om ideeën te promoten. De zeven debatten die hij in 1858 voerde met Stephen Douglas, zijn Democratische tegenstander voor een senaatszetel voor de staat in Illinois, werden woordelijk gepubliceerd. Binnen een paar maanden werden ze in boekvorm uitgegeven en bereikten hoge oplagecijfers. Lincolns Cooper Union Speech op 27 februari 1860, waarin hij feitelijk zijn kandidatuur stelde voor het presidentschap, werd wijd en zijd gelezen. Het was zijn opstapje naar de nominatie voor de toen nog jonge Republikeinse Partij. Het verhaal hoe hij als relatief onbekende politicus, geboren en getogen aan de toenmalige frontier, de partij zodanig wist te manipuleren dat niet de frontrunners de kandidatuur kregen, maar die lange, slecht geklede bonenstaak uit Springfield.

Tijdens zijn presidentschap stuurde Lincoln steeds vaker brieven sturen naar andere politici en vrienden, wetend dat ze hun weg zouden vinden naar de kranten. Het was in een van de brieven dat hij schreef dat hij de unie tot elke prijs zou redden, als het moest met slavernij, als het kon zonder slavernij. Een president kon in die tijd weinig grote speeches maken, afgezien van de inaugurele redes. Tot twee maal toe produceerde Lincoln daarbij een klassieker, maar tijdens zijn presidentschap zelf had hij minder mogelijkheden – de rede in Gettysburg was eigenlijk de enige en die had meer effect na zijn dood dan in 1863 toen hij hem uitsprak. De brieven bleken een aardig alternatief, zeker in de politiek belangrijke staten aan de oostkust.

We hebben zoveel foto’s van Lincoln niet omdat hij ijdel was maar omdat hij wist dat het belangrijk dat nieuwe middel te gebruiken. De foto’s onderstreepten zijn imago van honest Abe. Met zijn ruwe, doorploegde en altijd wat triest kijkende gezicht, was Lincoln zich bewust van zijn beperkte aantrekkelijkheid in reguliere termen, maar wist dat hij een ijzersterk imago opbouwde. Hij was een begenadigd spreker, compositorisch de beste ooit. Lincoln schreef alles zelf, maar was niet te beroerd om suggesties van anderen te gebruiken als het zo uitkwam en hij pikte ritme en uitdrukkingen op uit alles was hij las, van de bijbel tot shakespeare.

Lincoln was ook modern in zijn management technieken, als je dat zo mag noemen. Hij nam zijn tegenstanders in de regering op met een filosofie die later door president Johnson (1963-1969) krachtig verwoord zou worden: ‘Ik heb mijn tegenstanders liever ín de tent naar buiten pissend, dan buiten de tent naar binnen pissend.’ Lincoln haalde de politieke angel uit tegenstanders door ze te committeren aan zijn beleid. Ze dachten dat hij gemakkelijk te sturen zou zijn, maar Lincoln was hen allemaal te slim af. Hij liet ministers de vrije hand op hun werkterrein maar besloot alles zelf als het over de oorlog ging.

Zo is de emancipatieverklaring die per 1 januari 1863 alle slaven in rebellerend gebied bevrijdde, honderd procent Lincolns werk. Hij gebruikte van de opmerkingen van collega’s wat hij kon gebruiken maar liet hen niet beslissen. Als ze hem probeerde te flikken, wat in het begin een probleem was, pakte hij ze vakkundig in. Er bestaat een recent boekje met ‘management tips’ van Abraham Lincoln en inderdaad, iedere manager en bij extensie, iedere politicus met enige ambitie, kan er zijn voordeel mee doen.

 

Het loont om Lincoln te zien als de ervaren en sluwe politicus die hij was. Dat levert meer op dan het idee dat er een soort magische kracht in de man zat die zijn succes verklaart. Succes overigens dat alles behalve duidelijk was voor tijdgenoten en dat helemaal niet zeker voor hemzelf, al was Lincoln er rotsvast van overtuigd dat het behoud van de Verenigde Staten als eenheid een zegen voor de mensheid was. In de zomer van 1864 was het zelfs twijfelachtig of Lincoln herverkozen kon worden. Het was te danken aan goed getimede overwinningen in het zuiden, met name de inname van Atlanta door generaal Sherman, dat de oorlogsmoede noorderlingen niet verleid werden door de sirene van een onderhandelde vrede – die per definitie een nederlaag zou zijn. Lincoln verzette zich met elke vezel en het was inderdaad zijn herverkiezing die de laatste hoop van het zuiden de bodem insloeg.

Of Lincoln ooit Machiavelli heeft gelezen, weten we niet. Hij plunderde de Library of Congress, op zoek naar boeken over militaire strategie en geschiedenis om zijn afwachtende generaals van advies te dienen en misschien zat de Florentijn er ook bij. Het zou niet verbazen, want Lincoln hanteerde Machiavelli alsof het zijn tweede natuur was. Niet in de betekenis van de niets ontziende op macht beluste heerser maar in het gebruiken van alle middelen om een doel te bereiken, het grotere goed van de natie.

Als politicus laveerde Lincoln tussen allerlei klippen door met een vaardigheid die zelden geëvenaard is. Tussen conservatisme en radicalisme, tussen vrije staten en slavenstaten, Republikeinen, Democraten en Unionisten uit de grensstaten. Maar steeds hield hij het doel in de gaten, het behoud van de unie. Zijn laveren leverde uiteindelijk een vaste koers op die niet alleen de unie behield maar ook de slavernij afschafte en daarmee de eeuwige bron van tweespalt. Het was een ragfijn spel. Hij wist zijn eigen emoties onder controle te houden. Een paar keer schreef hij in grote woede op opwinding brieven aan generaals of collega’s die hij nooit verstuurde. Ze waren Lincolns manier om zich af te reageren en hij was te verstandig om zich erdoor te laten leiden. Hij bleef altijd in contact met de gewone Amerikaan, ontving iedereen, in Springfield en in Washington, en liep voortdurend rond tussen de troepen. Hij was hands on: een paar keer per dag liep hij naar het telegraafkantoor in het ministerie van oorlog voor het laatste nieuws, voor opdrachten en vragen om informatie.

Zo voelde hij precies aan wanneer welk onderwerp aan de orde moest komen. De burgeroorlog ging aanvankelijk niet over slavernij. Iedereen die dat wilde, stuurde Lincoln het bos in of kapte hij rigoreus af. De oorlog moest gaan over de unie, over de vraag of je als minderheid op mocht stappen als het beleid van de meerderheid je niet beviel. Hij vond van niet, de unie was immers gemaakt door de burgers en niet door de staten – vandaar dat Lincoln erg hing aan de Onafhankelijkheidsverklaring, meer dan aan de grondwet. Slavernij zou tot verdeeldheid leiden en zou de schijn van nationale eenheid ondermijnen.

Maar toen het nodig was om het moreel op te krikken en om de oorlog een andere draai te geven, aarzelde hij niet om de slaven in het zuiden de vrijheid te geven. Daardoor ging vanaf 1 januari 1863 de burgeroorlog niet meer over afscheiding maar over een nieuw natie, wedergeboren in vrijheid, zoals hij het in Gettysburg formuleerde. Het was een staaltje van perfecte timing. Had hij het eerder gedaan dan was de afscheiding onherstelbaar geworden, had hij langer gewacht dan hadden Europese landen het zuiden erkend en was dat ook gebeurd. Met afschaffing van slavernij als moreel kompas kreeg de oorlog een andere teneur.

 

Lincolns welsprekendheid en zijn staatsmanschap kwamen voort uit zijn dagelijks leven als politicus, de volgorde was niet omgekeerd. Misschien moet je voor de essentie van Lincolns wezen terug naar 1837, toen hij als staatsafgevaardigde het woord voor over een bankwet. ‘Mijnheer voorzitter,’ zei Lincoln, ‘deze ontwikkeling is enkel het werk van politici; een groep mensen die meer belangen hebben dan de belangen van het volk, en die, als ik voor de meesten van hen mag spreken, over het geheel genomen op zijn best minstens één stap verwijderd zijn van een bestaan als eerlijk mens. Ik zeg dit vrijuit omdat niemand het als persoonlijk kan opvatten aangezien ik zelf een politicus ben.’

Met dit soort uitdagende eerlijkheid liet Lincoln merken dat hij zich niet schaamde voor de politiek, niet voor de praktijk van onderhandelen, van deals maken, van niet het beste maar het best mogelijke te krijgen. Hij voelde zich nooit te goed voor politiek. Integendeel, hij onderkende dat dagelijkse vuile-handen politiek de enige manier was om goede dingen gedaan te krijgen. Hij was er niet te goed voor.

Honderdvijftig jaar na die eerste inauguratie is er een hele industrie rondom Lincoln als pilaarheilige ontstaan, als onbevlekt ontvangen leider, altijd met het juiste morele standpunt, de verheven positie innemend boven het slagveld van de dagelijkse politiek. Het is een vals beeld. Wie Lincolns leven bestudeert, kan alleen maar concluderen dat hier de ultieme politicus aan het werk was. En dat Amerika geluk had dat het geleid werd door iemand die dat vak beheerste als de beste. Dat Lincoln ook de menselijke kwaliteiten bezat die van pas kwamen, zoals compassie, geduld, relativeringsvermogen en de visie had om grote doelen groots te concipiëren, was zo gezien niet toevallig. Het bepaalde mede zijn grootsheid als politicus. Zo gezien is Lincolns leven een eerbetoon aan dat meest beschimpte van alle bezigheden: de beroepspoliticus.