De Republikeinse Partij, de partij van Abraham Lincoln, heeft een eerbiedwaardige geschiedenis. Ze is 154 jaar oud: in 1854 kwamen de eerste groepjes afvallige Whigs bijeen om een nieuwe, radicale partij op te zetten. Een belangrijke motivatie daarvoor was het doorbreken van de patstelling tussen de slavenhoudende zuidelijke staten en de abolitionistische noordelijke staten. De doorbraak lukte, zij het niet zonder een burgeroorlog. Die kwam terecht op het bordje van de eerste Republikeinse president, meteen ook de grootste van allemaal: Abraham Lincoln (1861-1865).
De Grand Old Party (GOP), zoals de Republikeinen in de VS vaak worden aangeduid, kan dus bogen op een indrukwekkend verleden. De Republikeinse Partij van nu lijkt nauwelijks meer op de partij van Lincoln. Kleine Bush en nu Donald Trump: Lincoln zou zich schamen voor zijn politieke nazaten.
Abe wordt dan ook zelden meer aangeroepen als held voor de Republikeinen, anders dan bijvoorbeeld Franklin Roosevelt, die het bij Democraten nog altijd goed doet. Nee, het is Ronald Reagan die nu de meest gezichtsbepalende (en meest geliefde) president is. Die ontwikkeling is meer dan een wijziging van personen. In feite bezetten de Democraten en de Republikeinen anno 2008 precies de omgekeerde posities in die ze in 1854 innamen. De partij van een sterke federale staat, infrastructurele projecten, protectionisme en rassengelijkheid is nu niet meer die GOP maar de Democratische Partij. En omgekeerd is de GOP nu de partij van staatsrechten, rassenonverschilligheid, weerzin tegen de overheid en belastingen.
Geschiedenis: keerpunt
Het mooie van Goulds boek is dat hij met verve betoogt dat het kritieke keerpunt van de Republikeinse Partij al in 1912 lag. Sinds dat jaar, waarin de gevestigde partij ervoor koos om de zittende president William Taft (1909-1913) te steunen en zich af te wenden van de radicalere ex-president Theodore Roosevelt (1901-1909), is de GOP al bezig zijn conservatieve draai te maken, betoogt Gould. Taft verloor die verkiezingen (Roosevelt ook) en zo kon Democraat Woodrow Wilson (1913-1921) de activistische overheidsagenda van Roosevelt uitvoeren en vormgeven, daarmee de Democraten hun eigen keerpunt verschaffend – al was dat al ingezet door de Populisten, die sinds 1896 de gevestigde machten uitdaagden.
Je moet er even aan wennen, 1912 als kritiek jaar. Meestal nemen we als Republikeins revolutiejaar 1964, toen Barry Goldwater de nominatie verwierf, of 1980, toen Ronald Reagan won. Maar Gould legt mooi uit hoe sinds 1912 de conservatieve activisten in de Republikeinse Partij steeds weer werden gedwarsboomd. Keer op keer kregen ze een gematigde presidentskandidaat opgedrongen, ter wille van de verkiesbaarheid. Steeds moesten ze tolereren dat niet de conservatieve basis maar de ruimdenkende, liberale Wall Street Republikeinen de dienst uit maakten.
Van Warren Harding in 1920 tot Gerald Ford in 1976, het waren allemaal ongevaarlijke middle of the road Republikeinen die de nominatie van de partij verwierven (met de zwakke Alf Landon in 1936 als enige uitzondering). Vooral de overwinning van de internationalistisch georiënteerde Wendell Willkie in 1940 zette kwaad bloed. Dat werd alleen maar verergerd doordat tot twee maal toe de Republikeinse gang naar het Witte Huis werd verkwanseld door een typische oostkust Republikein, gouverneur Thomas Dewey van New York (die verloor in 1944 en 1948). Het bloed kookte pas goed toen, weer dank zij de machinaties van Dewey, in 1952 de conservatieve favoriet, de isolationistische senator Robert Taft uit het Midden Westen, onderuit werd gehaald door de ongevaarlijke maar wel verkiesbare generaal Eisenhower. Conservatieve Republikeinen wisten heel goed dat Richard Nixon niet hun kameraad was, al moesten ze hem in 1960 wel accepteren. Het was typerend dat senator Goldwater in dat jaar opriep: ‘Laten we volwassen worden, conservatieven. Als we deze partij terug willen veroveren, en ik denk dat we dat zullen kunnen, dan moeten we samen werken’.
Hij liet er geen gras over groeien en het was deze senator uit een conservatieve zuidwestelijke staat, Arizona, die in 1964 de doorbraak zou verwezenlijken. Hij kwam met een radicaal conservatief programma, in alle opzichten. Vanuit zijn zuidwestelijke perspectief was het niet zo raar dat Goldwater het oude Democratische stokpaardje overnam, de States’ Rights – de idee dat staten zelfstandig mochten beslissen over belangrijke onderwerpen zoals segregatie en dat de federale overheid daarbij gepaste afstand moest bewaren. Volgens Gould was 1964 het punt waarop de lange mars van rechts, begonnen in 1912, eindelijk succes opleverde.
De nederlaag van Goldwater tegen Lyndon Johnson was dan wel verpletterend maar hij zorgde voor een waterscheiding binnen de GOP. Niet alleen namen de conservatieve denkers de macht in de partij over, ze joegen ook de gematigde lieden naar buiten of in elk geval naar de randen van de partij. Politici als Nelson Rockefeller, als ultiem kind van Wall Street een favoriete kop van jut voor conservatieve ideologen, zouden geen kans meer krijgen. Bovendien maakte Goldwater de Republikeinse Partij salonfähig voor racistische Democraten, die hun ontevredenheid met de burgerrechtenwetgeving van Johnson niet onder stoelen of banken staken. De overstap van Democratische senator Strom Thurmond (die in 1948 nog racistisch presidentskandidaat was) naar de GOP was wat dit betreft een absolute doorbraak: hij zou gevolgd worden door talloze zuiderlingen die een nieuw thuis ontdekten bij de Republikeinen.
Klik hier voor een artikel over die historische verandering"> De flip flop in de jaren zestig was adembenemend, de politieke geschiedenis ervan nog steeds fascinerend. Terwijl Lyndon Johnson in het Congres Republikeinse liberalen bij elkaar sprokkelde om de macht van de Democratische zuidelijke racisten te breken, maakte de Republikeinse Partij zijn draai. Tien jaar later was het Zuiden stevig in handen van de conservatieve Republikeinen en waren de liberale politici van de partij enkel nog in enkele staten in New England te vinden – waar ze anno 2004 een bedreigde minderheid vormen.
Niettemin moesten de conservatieven in 1968 opnieuw Richard Nixon accepteren (ze werden afgekocht met Spiro Agnew als vice-president). Sluw als altijd consolideerde Nixon met zijn Southern Strategy de Republikeinse winst. Watergate maakte alles weer onduidelijk en zo kregen de conservatieven in 1976 de zittende president Gerald Ford opgedrongen in plaats van de veel attractievere Ronald Reagan. Maar in 1980 was de doorbraak dan toch een feit. Gould maakt mooi duidelijk hoe dit proces al sinds 1912 gaande was en hoe geleidelijk aan in de twintigste eeuw de twee partijen ideologisch elkaars kleren uitwisselden.
Instinctief anti-Democratisch
Gould laat ook mooi zien dat al sinds 1864, op ‘een soort instinctief niveau’ de Republikeinen ervan overtuigd zijn dat hun tegenstanders minder patriottisch, zelfs minder Amerikaans, zijn dan zij zelf. De Democratisch Partij bleef altijd de partij die zich had afgescheiden, die de Unie had bedreigd. In deze Republikeinse wereld hadden de Democraten eigenlijk geen recht om te regeren, een houding die de naweeën van de Burgeroorlog beheerste. Het is nog steeds een geliefd gedachtegoed dat Wilson het land misleidde en de Eerste Wereldoorlog in lokte, Roosevelt dat deed in de Tweede Wereldoorlog, Truman in Korea (het is niet voor niets dat senator Dole ooit verklaarde dat alle oorlogen in de twintigste eeuw door Democraten waren begonnen) en Johnson in Vietnam. Moet je zien wat een puinhoop Democraten ervan maken, als ze de kans krijgen! Een van de successen van de GOP is zeker dat ze de mantel van ‘betrouwbaar op het gebied van nationale veiligheid’ wisten te veroveren.
Gould maakt aannemelijk dat deze houding van afkeer van die onpatriottische Democraten mede verantwoordelijk was voor het McCarthyisme, voor Nixons paranoia en voor de intense haat tegen Bill Clinton nog steeds de GOP beheerst. Deze arrogantie van de macht en de instinctieve overtuiging dat Democraten niets goed kunnen doen, verklaart veel van het bruuskerende optreden van de regering Bush. Alles wat Bill Clinton had gedaan moest overhoop. Enige zelfreflectie over hun excessen als ze zelf aan de macht waren (Watergate, Iron-Contra, de Clinton impeachment en nu Irak) lijkt de Republikeinen vreemd te zijn.
Conservatisme met een vriendelijk gezicht
Ondertussen gaf de superieure politicus Ronald Reagan het geharnaste conservatisme (nog versterkt door de social issues als abortus, gezin, homo’s, geloof) een vriendelijk gezicht – letterlijk. Met zijn supply side riedel maakte hij zelfs de enorme begrotingstekorten acceptabel voor de tot dan toe fiscaal behoudenden Republikeinen. George W. Bush heeft deze ommekeer vervolmaakt, zozeer dat de Democraten nu fiscale prudentie als hun meest gekoesterde reputatie kunnen claimen.
Gould stelt vast dat de GOP zich tegen de jaren tachtig had losgemaakt van het grootste deel van zijn geschiedenis. Moderne Republikeinen worden nu aangetrokken door neo-Confederale argumenten voor staatsrechten en een kleine overheid, standpunten die lijnrecht ingaan tegen de grondslag en de morele high ground van hun partij. De GOP is niet meer de partij van Lincoln maar de partij van Reagan.
Ondanks de successen is het een verbitterde partij, merkt Gould op. De ideologische onverzoenlijkheid die sinds de jaren zeventig in de politiek is geslopen en het werken in Washington frustrerend en onaangenaam maakt, is volgens Gould veel vastgesteld maar weinig geanalyseerd. Hij constateert dat de partijen meer dan in het verleden geïsoleerd zijn geraakt in hun eigen fractie, waarna het gebrek aan onderlinge contacten een intense partijdigheid gemakkelijk maakte. Er wordt niet eens meer gepróbeerd tweepartijen-beleid te maken. De retoriek is ronduit onaangenaam geworden. De toegenomen nadruk op sociale en culturele issues zoals abortus, religie en waarden legden extra druk op partijloyaliteit en consistentie, en dat ging al snel zover dat tegenstanders de vijanden werden, in een soort oorlogssetting. Demoniseren hielp om steun en geld te krijgen en voedde dus zichzelf. Gould stelt het enigszins treurig vast.
De Republikeinen vonden in de jaren negentig eenheid in hun afkeer – grenzend aan haat – voor Bill Clinton en zijn vrouw Hillary. De Clintons stonden voor alles wat zij verafschuwden en wantrouwden. De verkiezingen van 1992 hadden de GOP zo verrast – in hun afwijking van de natuurlijke orde dat Republikeinen de dienst uitmaken – dat ze Clinton eigenlijk nooit erkenden. Senaatsleider Robert Dole zei na de verkiezingen dat de GOP in de Senaat de 57 procent van de Amerikanen zou vertegenwoordigen die niet hadden gekozen voor Clinton. Afgevaardigde Armey sprak niet over onze president maar over ‘your president’ – een stuitende en tamelijk onverantwoordelijke afwijzing van de gebruikelijke aanvaarding van de president als ieders president. Goulds stelling dat nog steeds iets van de houding van vlak na de Burgeroorlog aanwezig is, komt overtuigend over.
Gould stelt vast dat de verkiezingen van 2000 resultaten opleverden die vergelijkbaar waren met die van 1900, tussen Republikein McKinley en Democraat Bryan. Alleen zijn de toen Republikeinse staten nu Democratisch en omgekeerd. Niet alleen rood en blauw maar ook de programma’s hebben stuivertje gewisseld: de partij van de staatsrechten, beperkte overheid, vrijhandel, anti-imperialisme en blanke suprematie in het Zuiden was toen de Democraten, nu is het de GOP. Pro-business, dat was de GOP nog steeds in 2000 maar voor het overige had de partij anno 2000 de Bryan agenda van 1900 overgenomen.
Pijnloos conservatisme
De Republikeinse Partij werd geboren als een radicale, hervormingsgezinde politieke beweging maar is na 150 jaar de conservatieve partij geworden van het land, weerstand biedend tegen de activistische programma’s van de ooit onverbeterlijk reactionaire Democraten. Gould is kritisch over het pijnloze conservatisme van de GOP. ‘Een conservatisme dat geen eisen stelt en geen verantwoordelijkheden oplegt is voornamelijk een retorische houding’, concludeert hij. De meest populaire Republikein van de laatste vijftig jaar, Ronald Reagan, vertegenwoordigt die houding. Reagan, zegt Gould, ‘droeg een conservatisme uit met een glimlach dat weinig eisen stelde aan zijn medeburgers’. Een conservatisme van lege gebaren. ‘Republikanisme onder Reagan werd acceptabel, gemakkelijk en pijnloos. Dat is dan ook de reden dat de Reagan Revolutie zo weinig sporen heeft nagelaten in het Amerikaanse landschap. Het is allemaal niet veel meer dan achterhoede gevechten tegen de federale overheid – en eigenlijk is dat al de hele twintigste eeuw het geval.
Tegelijkertijd, of misschien juist daarom, aarzelden de Republikeinen niet, toen ze aan de macht kwamen, om de omvang van de overheid te accepteren. De enige wijziging was dat het federale geld nu werd gesluisd naar die delen van de samenleving waar de Republikeinen iets om geven. Dit is zeker niet de partij die de gezworen vijand is van de overheid, zoals Barry Goldwater het zou willen. Sterker, in antwoord op 9/11 schiepen de Republikeinen met het Department of Homeland Security een gigantisch nieuw bureaucratisch monster.
Ietwat mismoedig besluit Gould met de vaststelling dat de Republikeinen het liefst de Democratische Partij voorgoed uit het centrum van de macht zouden willen verdrijven. Zouden ze de mogelijkheid gebruiken als die zich voordoet om de tegenpartij buiten spel te zetten? ‘Het was niet duidelijk’, schreef Gould, ‘of moderne Republikeinen echt geloven in het twee partijen systeem als basisprincipe van de politiek.’ Dick Cheney, de vicepresident van kleine Bush, had daar wel ideeën over. Hij en een groot deel van de Republikeinse elite zijn kien op het zelf houden van de macht, die uitbuiten voor eigen gewin en de Democraten buitenspel zetten.
Barack Obama stak daar in 2008 een stokje voor (of beter de wanprestaties van kleine Bush en de economische crisis die de Republikeinen achterlieten). In 2016 is de GOP verdeelder dan ooit en is duidelijk voor de Trump aanhangers dat de partij nooit de belangen van de kleine man zal behartigen. Als de Democraten dit keer weer winnen dan is deze strijd om de macht voor langere tijd beslecht en zal de partij van Lincoln zich serieus over zijn toekomst moeten beraden.