Het Amerikaanse systeem is niet erg vriendelijk voor derde partijen, vooral omdat de Democraten en de Republikeinen op staatsniveau hoge barrières hebben opgeworpen tegen nieuwkomers. In de negentiende en begin twintigste eeuw kwam het wat vaker voor. Nog in 1912 wist de Bull Moose Party van Theodore Roosevelt meer stemmen te halen dan zijn oude Republikeinse Partij (waardoor overigens de Democraten wonnen). De Socialist Party van Eugene Debs haalde heel behoorlijke resultaten tussen 1900 en 1924.
In 1968 brak George Wallace door het systeem met zijn American Independent Party, die de rassensegregatie in het Diepe Zuiden wilde herstellen. Wallace slaagde erin de beperkingen om aan de verkiezingen deel te nemen juridisch aan te vechten, waardoor hij overal op het stembiljet kwam te staan. Dat is namelijk het grootste probleem in het door Democraten en Republikeinen dichtgetimmerde systeem: ze hebben de vereisten voor deelname bijzonder moeilijk gemaakt.
Wallace had wel enig succes: hij haalde de 46 kiesmannen binnen van vier zuidelijke staten. Daarmee had hij gehoopt genoeg macht te hebben om de verkiezingen te beslissen als kingmaker wanneer noch Nixon noch Humphrey genoeg kiesmannen zouden hebben. Die vlieger ging echter niet op: Nixon won op eigen kracht een meerderheid in het kiescollege.
In 1976 en 1980 knabbelden de onafhankelijke kandidaten Eugene McCarthy en John Anderson nog meer van de systeembeperkingen af. Ze kwamen beiden overal op het stembiljet. McCarthy haalde maar één procent maar John Anderson, een afvallige Republikein, scoorde in 1980 ruim zes procent. Dat stelde de zakenman Ross Perot in staat om in 1992 de meest recente en meest succesvolle uitdaging te leveren voor het gevestigde systeem. Perot haalde in 1992 twintig procent, maar die was zodanig gelijkmatig verdeeld over het land dat hij er geen enkele kiesman aan overhield.
In 2000 werd de activist Ralph Nader verantwoordelijk gehouden voor het verlies van Al Gore – anders dan Perot snoepte Nader geen stemmen weg bij beide partijen maar enkel bij de Democraten. Daarom probeerden de Democraten in 2004 Nader dwars te zitten door het moeilijker te maken op het stembiljet te komen. Dat lukte Nader in maar 34 staten.