In de campagne van 1992 had Bill Clinton te lijden onder zijn welverdiende imago dat hij iedereen alles beloofde. Zijn toenmalige tegenstander Paul Tsongas noemde hem de ‘Pander Bear’, de Super Slijmer, hengelend naar de steun van iedere belangengroep – nu krijgt John McCain die titel toebedeeld. Veel potentiële kiezers vonden bijvoorbeeld dat Clinton te veel probeerde de zwarte politicus Jesse Jackson naar de mond te praten. Vier jaar tevoren had het opzichtig lijmen van Jackson de toenmalige kandidaat Michael Dukakis behoorlijk wat stemmen gekost, vooral in het zuiden.
Clinton zocht een manier om twee vliegen in één klap te slaan: hj wilde zijn onafhankelijkheid tonen van belangengroepen en tegelijk de zwarte lobby op zijn plaats zetten. De mogelijkheid daarvoor vond hij tijdens een diner in juni 1992, georganiseerd door Jesse Jackson en zijn Regenboogcoalitie. Kandidaat Clinton hield de tafelrede en haalde uit naar een populaire rapzangeres, Sister Souljah. Zij had eerder op de dag voor de bijeenkomst gesproken en had gesuggereerd dat ze weinig moeite had met het doden van blanken tijdens de rassenrellen van 1991 in Los Angeles.
Het werkte gesmeerd. Jesse Jackson was woest en stak dat niet onder stoelen of banken, en Clinton maakte indruk op onafhankelijke kiezers, vooral blanke bewoners van de suburbs. Sister Souljah maakte het Clinton mogelijk om zich te distantiëren van Jesse Jackson zonder de steun van zwarte kiezers kwijt te raken. Kandidaten zoeken naar zo’n moment om te bewijzen dat ze niet de gevangene zijn de groepen die hen steunen.
Barack Obama deed het in 2008 met dominee Jeremiah Wright, de vuilspuitende predikant bij wie hij kerkte. Het was belangrijk om te laten zien dat Obama het niet alleen met de man oneens was maar ook bereid was hem een trap onder zijn achterste te geven.