Het (vermeende) recht van de president om informatie te onthouden aan het Congres of aan de rechterlijke macht als hij dat opportuun acht. Recentelijk is het gebruikt door vicepresident Cheney toen hij weigerde te vertellen met wie van zijn olievrienden hij over energiebeleid discussieerde voordat de regering een wet opstelde die hen miljarden subsidies bood. Ook veiligheidsadviseur Condoleeza Rice stelde dat de communicatie tussen haar en de president vertrouwelijk moest zijn omdat die anders geen waarde meer had. In 1994 probeerde ook president Clinton zich de onderzoekscommissies van het lijf te houden met een beroep op dit privilege, zonder veel succes. Toentertijd wilden Republikeinen niets horen van deze verdediging.
Voorstanders voeren aan dat als de uitvoerende macht voortdurend door de rechterlijke macht of de wetgevende macht achter de vodden gezeten kan worden, er niets overblijft van de machtenscheiding. Aan de andere kant biedt een te brede interpretatie de uitvoerende macht een wel heel gemakkelijke methode om relevante informatie te onthouden aan de wetgevers of het publiek. Controle wordt dan zo goed als onmogelijk.
De kampioen van het executive privilege was natuurlijk president Nixon. Volgens hem was ‘de doctrine van executive privilegewell established’, zoals hij verkondigde op 12 maart 1973, toen Watergate op het punt van losbarsten stond. Dat vergde enig hineininterpretieren van de Amerikaanse geschiedenis. Nixon claimde dat George Washington zelf het precedent had geschapen dat de uitvoerende macht niet formeel verschijnt voor een commissie van het Congres en volgens hem was dat recht sindsdien talloze malen bevestigd. De in maart 2007 overleden historicus Arthur Schlesinger jr. schreef op 30 maart 1974 een artikel waarin hij stelde dat dit complete nonsens was.
Volgens hem was het concept voor het eerst door president Eisenhower gebruikt. Eisenhower adviseerde zijn medewerkers er een beroep op te doen om te voorkomen dat Senator Joe McCarthy van alles overhoop zou halen met zijn anticommunistische hearings. Maar toch, als Eisenhower dat idee kon gebruiken, waarom zou Nixon dat dan niet mogen? Rechter John Sirica gaf het antwoord al in 1973. Hij stelde dat het Supreme Court in 1953 executive privilege had erkend voor militaire geheimen, maar dat het niet opging voor gesprekken over criminele onderzoeken die niets te maken hadden met de officiële zaken van een president. Met andere woorden, als presidenten wetten overtreden dan gaat deze vlieger niet op.
Volgens William Safire begon het onthouden van informatie aan het Congres wel degelijk bij Washington, zonder dat het deze naam droeg. In een oude editie van zijn Political Dictionary stelde Safire dat de term na het gebruik door Richard Nixon niet meer zou opduiken. Hij had ongelijk. Onder Ronald Reagan hoorden we er weer van, onder Clinton werd het weer te voorschijn gehaald om zijn Secret Service-mensen niet te laten getuigen over zijn nachtelijke escapades en de regering van George W. Bush was een enthousiast grootgebruiker.