Deze uitdrukking geeft aan dat een nationale kandidaat uit een zuidelijke staat komt. Magnolias zijn de grote witte of roze bloemen die in de lente steden als Charleston en Washington zoet doen geuren. Lange tijd had de uitdrukking zowel een positieve als een negatieve component. Ze gaf aan wat gold tot ver in de jaren zeventig: dat een zuiderling in een landelijke campagne weinig kans had. Maar tegelijkertijd stond de uitdrukking voor het gebruik van zuidelijke charme. Van Lyndon Johnson werd in 1956 gezegd dat hij weinig steun had van vakbonden – ‘He smells of magnolias’, schreef Time toen. En dat was geen compliment.
Toen Jimmy Carter in 1976 als eerste zuiderling op eigen kracht het land veroverde, kreeg de kreet nog een andere betekenis. Zijn echtgenote Rosalynn Carter, die voor sommige waarnemers wat al te veel invloed had, werd omschreven als ‘the steel magnolia’. In 1978 verwees Time naar de groep van Carter-medewerkers uit Georgia als de Magnolia Maffia.
De term is een tijdje uit geweest maar John Edwards uit North Carolina, geboren in South Carolina en een smooth magnolia talker if there ever was one, zou hem weleens nieuwe kracht kunnen geven. Mooi niet. Edwards bleek een oplichter en leugenaar.