Amerikaans merk van een database met namen en adressen. Vroeger was dat zo’n flapperend geval met soms honderden kaartjes op een rol, tegenwoordig zijn die gegeven in de computer of in de blackberry opgeslagen. Het woord verwijst in algemene zin naar een groot bestand van vrienden en bekenden.
In de verkiezingscontext betekent het dat een kandidaat of iemand die hem welgezind is, kan beschikken over enorme aantallen mensen die bereid zijn een goed woordje voor hem te doen of in de geldbuidel te tasten. Van de jonge Bush werd wel gezegd dat hij nergens zou zijn geweest zonder de rolodex van zijn vader, die na dertig jaar overheidsfuncties te hebben bekleed kon beschikken over tienduizenden contacten. Alle politici hebben zo’n bestand nodig. Sommigen slaan het op in hun hoofd. Als Bill Clinton één keer aan iemand was voorgesteld, kon hij later de naam van die persoon en diens functie zo kon oproepen uit zijn geheugen. Zijn virtuele rolodex staat nu Hillary ten dienste.
Ook na de verkiezingen, bij het samenstellen van zijn regering, putte de jonge Bush uit het namenbestand van zijn vader. Dat gebeurde echter pas nadat zijn presidentschap in een onherstelbare duikvlucht was geraakt. Voordien had Bush zijn onafhankelijkheid willen laten zien door meer nog een beroep te doen op de rolodex van zijn vicepresident, Dick Cheney. Daar kreeg hij later spijt van.