Het slorpen uit de varkenstrog is de belangrijkste taak van Congresleden. Door hun kiezers worden ze afgerekend op de mate waarin ze overheidsgelden naar hun district of hun staat kunnen dirigeren. Wie het langst in het Congres zit, heeft de meeste invloed en haalt het meeste geld binnen. Zo kan een staat als West Virginia, nogal bergachtig en niet direct een terrein waar snelwegen goed gedijen, bogen op vele kilometers gesubsidieerde highways. Ze komen nergens vandaan en gaan nergens heen, maar heten vaak Robert C. Byrd Highway, naar de senator van die staat die sinds mensenheugenis daar de belangen van West Virginia behartigt.
Deze praktijk van het ‘dippen’ in de overheidskas voor lokale projecten wordt pork barrel genoemd. Volgens William Safire, de peetvader van de politieke woordenboeken, dateert de uitdrukking van voor de Burgeroorlog en verwees die naar de praktijk van het periodiek uitdelen van zout varkensvlees uit enorme vaten (barrels) aan slaven. Hongerige slaven zouden over elkaar heen buitelen om zoveel mogelijk voor zichzelf te krijgen. De ruwe vertaling ‘varkenstrog’ is niet bedoeld als belediging voor slaven maar wijst op hetzelfde fenomeen: hongerige snuiten verdringen zich rond de voederbak. Zo gedragen politici zich als er iets te verdelen valt.
In de jaren na de Burgeroorlog, toen het Congres de dienst uitmaakte en presidenten zwak waren, verwezen leden van het Congres zelf naar pork en werd de term deel van het politieke spraakgebruik. Democraat of Republikein, allemaal roepen ze over de vrije markt, een slanke overheid en dergelijke, maar in de praktijk is de Amerikaanse politiek er een van belangenbehartiging. Ook regeringen doen daaraan mee, soms niet eens ten bate van hun kiezers maar juist voor hun zakelijke geldschieters en lobbyisten. Zo was de in december 2003 voorlopig afgestemde Energiewet een gedrocht dat door vicepresident Cheney als een kerstboom was opgetuigd: 31 miljard dollar aan voordelen voor de energie- en olie-industrie. Cheney had zijn olievrienden goed bedeeld. Waarom was Democratisch senator Tom Dashle van South Dakota, een staat zonder olie, er dan toch voor? South Dakota kreeg geld om van maïs ethanol te maken, als alternatieve bron voor olie, en we weten dat South Dakota vooral veel maïs heeft. Hier zie je goed hoe het proces werkt. De voordelen voor South Dakota waren minimaal in vergelijking met wat de olieboeren eraan overhielden, maar ze waren groot genoeg om die ene extra stem te winnen. Zo worden politici gepaaid. Een ander mooi voorbeeld: de Amerikaanse marine heeft vestigingen in vrijwel alle staten, ook als er in de verste verten geen water is te vinden. Het garandeert alleen dat er altijd voldoende politieke steun is voor de marine-uitgaven.
In de begroting van 2004 hadden Republikeinse Afgevaardigden, zoals bekend met de mond ferme tegenstanders van Big Government, geld gereserveerd voor de reparatie van een zwembad ergens in Ohio, voor een brug in Nebraska, voor een stadion in Louisiana. Enfin, u begrijpt het. Pork barrel is een variant op het oude thema ‘All politics is local’, anders gezegd: ‘What’s in it for me?’, oftewel ‘Hoe word ik er beter van?’
Er zijn ook politici die zich hiertegen verzetten, al zijn ze met een lampje te zoeken. Senator John McCain, Republikeins presidentskandidaat uit Arizona, verdient lof op dit terrein. Hij merkte op dat zelfs in de Homeland Security Bill na 9/11 allerlei pork was gestopt waar de president niet om had gevraagd en die niets of alleen zijdelings met veiligheid had te maken. Een van de redenen waarom de Republikeinen in 2006 de tussentijdse verkiezingen verloren was de infame ‘bridge to nowhere’. In de begroting van 2005 was 500 miljoen dollar opgenomen om een brug aan te leggen naar een eiland in Alaska waarop zegge en schrijve vijftig mensen woonden. Met dank aan Senator Stevens van Alaska, een Republikein. McCain gaf de senator een sleutelhanger cadeau waarin een klein varkenskopje hing, dat met een batterij geluid maakte. ‘Je blijft een oinker,’ zei hij tegen zijn collega (‘oink’ is Amerikaans voor knorren).