Wie denkt dat campagnes pas aan het einde van de twintigste eeuw ontspoorden in eindeloze stromen negatieve informatie, in modder gooien, doet er goed aan wat verder terug te blikken. John Adams en Thomas Jefferson, de tweede en de derde president, rolden al door de goot met persoonlijke beschuldigingen. En het werd er niet beter op.
De Jacksonians schilderden president John Quincy Adams (1825-1829) af als een man met een gat in zijn hand die leefde als een koning in zijn ‘presidentiële paleis’. Toen Adams van zijn eigen geld een biljarttafel en een ivoren schaakset kocht, beschuldigden ze hem van het installeren van ‘goktafels’ in het Witte Huis op kosten van de burgers. Ze vielen de president ook aan omdat hij reisde op zondag, stelden dat hij seks voor het huwelijk had gehad (met zijn aanstaande vrouw) en dat hij als ambassadeur in Rusland een jong Amerikaans meisje had verschaft aan tsaar Alexander I. Maar de grootste klacht was dat hij in zijn diepste wezen een ‘monarchist’ was, net als zijn vader, president John Adams.
Op zijn beurt werd zijn opvolger president Jackson afgeschilderd als een ongeletterde dommerik en bovendien een moordenaar. Volgens één pamflet was Jacksons moeder een prostituee die trouwde met een mulatto man. Enfin, u begrijpt, de campagnes van tegenwoordig zijn zo vreselijk nog niet.
Mudslinging vindt plaats in vrijwel alle Amerikaanse campagnes. Is het lonend? Daarover verschillen de meningen. Vaak wordt gezegd: ‘Mud sticks’, het equivalent van ‘Waar rook is, is vuur’. In de praktijk blijkt het meestal niet lonend om modder te gooien naar populaire of breed vertrouwde personen. Een zittende president besmeuren is voor veel mensen over de schreef, gewoon omdat je het ambt van de president moet respecteren. Het is een van de redenen dat John Kerry in 2004 voorzichtig was om George W. Bush voluit aan te vallen. Te voorzichtig.
Anno 2012 zijn de regels weer veranderd. Obama is vier jaar lang frontaal aangevallen, respect voor de president is er niet meer.