Als een kandidaat door een blunder of een schandaal in korte tijd veel steun verliest. Dit overkwam Bill Clinton toen hij in de aanloop naar de voorverkiezing in New Hampshire zijn grote voorsprong zag wegsmelten nadat hij met twee schandalen werd geconfronteerd. Eerst was er een verhaal over Clintons vermeende affaire met Gennifer Flowers, een nachtclubzangeres in Arkansas, de staat waar Clinton gouverneur was.
Clinton herstelde die schade door een optreden samen met Hillary, na afloop van het meest bekeken programma van het jaar, de Superbowl. In een roerend duet verklaarden Hillary en Bill dat er ‘weleens problemen’ in hun huwelijk geweest waren, maar dat was nu verleden tijd en anyway, zei Hillary, ik vind dat je je moet opstellen als in het liedje van Dolly Parton, Stand by your man. Het optreden was uiterst succesvol, ook al meldden de kranten dat Hillary de hand van Bill die ze tijdens de opnames vasthield, meteen toen het rode opnamelicht uitging ‘als een bedorven vis’ van zich af had gegooid. Het stand by your man zullen we maar onder de family values scharen.
Meteen daarop kwam het draft dodge-schandaal. Clinton zou geprobeerd hebben onder de dienstplicht (draft) uit te komen om te zorgen dat hij niet naar Vietnam zou worden gestuurd. In de week nadat het verhaal bekend werd, verloor Clinton twintig procentpunten in de peilingen. Hij wist zich van deze melt down te herstellen en kon de schade in New Hampshire uiteindelijk beperken maar tijdens zijn hele presidentschap zou hij achtervolgd worden door het Vietnamverhaal. De selectiviteit van de media en het publiek in dit opzicht bleek in 2000 toen duidelijk werd dat noch George W. Bush noch Dick Cheney zich voor Vietnam gemeld hadden. Niemand zaagde hen erover door.
Een andere fameuze melt down is die van George Romney, de vader van Mitt Romney, in 1968. De Republikein Romney was toentertijd een succesvol zakenman en gouverneur van Michigan. Hij kondigde al meteen na de verkiezingen van 1964 zijn kandidatuur aan. Op 31 augustus 1967 gaf Romney een interview waarin hij vertelde dat hij, toen hij terugkwam van een bezoek aan Vietnam in 1965, hij ‘gebrainwashed’ was om de oorlog te steunen. Nu, in 1967, stapte hij daarvan af en keerde zich tegen de oorlog. Het ‘brainwash’-commentaar bleek een nogal slechte woordkeuze: presidentskandidaten worden geacht voldoende eigen oordeel te hebben om zich niet te laten bedriegen. Romney, toen de front runner, kwam er nooit meer bovenop.
In 2012 hebben we al heel wat melt downs gezien omdat de ongedurige en ontrouwe Republikeinen steeds weer een andere lieveling omarmden. Het meest pijnlijk was de manier waarop Rick Perry, de gouverneur van Texas, die ineens met volle kracht de campagne binnenkwam, onderuit ging. Hij maakte blunder na blunder, toonde dat hij niet in de eredivisie thuishoort en maakte een melt down mee. Herman Cain overkwam hetzelfde maar hij was zelf een vlam in de pan.
(Zie ook: comeback kid.)