De Amerikaanse term voor een progressief. Schept de nodige verwarring voor Europeanen omdat Europese liberalen meestal dichter tegen het conservatisme en de vrije markt aanschurken. Amerikaanse liberals zijn eerder te vergelijken met gematigde sociaal-democraten omdat ze menen dat de overheid een belangrijke rol heeft te spelen in het verbeteren van de samenleving. Liberals maken zich druk over maatschappelijke solidariteit, gelijke verdeling, armoede, een gematigde verzorgingsstaat en de positie van minderheden. Ze neigen er naar om maatschappelijke factoren medeverantwoordelijk te houden voor misdaad en achterstand. Ook milieubeleid en burgerrechten behoren tot hun prioriteiten, terwijl ze meestal te vinden zijn voor een multilaterale, op diplomatie gebaseerde buitenlandse politiek. Voor dit alles mag de overheid ook best belasting heffen, vinden liberals.
In de polarisatie die de Amerikaanse politiek sinds de jaren zestig in haar greep houdt, zijn conservatieven erin geslaagd om het woord liberalism en de kwalificatie liberal een negatieve bijklank te geven. Het heeft zelfs een subversieve, onpatriottische klank gekregen, iets wat door Republikeinen flink wordt uitgebuit. Liberal is een scheldwoord geworden waar de meeste politici hard voor wegrennen – al is het mogelijk dat in 2008 iemand voor een ommekeer zorgt.
Zelfs een liberal als president Clinton durfde zich niet als zodanig neer te zetten. Hij noemde zichzelf in 1992 een New Democrat, aangevend dat hij juist wilde breken met die verfoeide traditie van de liberals. Flauw, want hij was gewoon een liberal.
Anno 2012 zijn de conservatieven niet meer zo subtiel. Obama wordt door hen zelden een liberal genoemd, in plaats daarvan noemen ze hem een socialist, social democrat, soms een communist, en als Glenn Beck de scheldkannonades plaatst, ook wel een nationaal socialist of een fascist.