Als het gaat om wegen, spoorwegen, bruggen, waterleidingen en dat soort zaken, infrastructuur kortom, is de VS een achterlijk land. Wie ooit geprobeerd heeft met de trein te reizen, zelfs in de dicht bevolkte oostkust, weet dat het treurig is gesteld met de spoorwegen. Recente plannen voor snelle lijnen in Florida en Californië zijn opgeofferd aan de bezuinigingsdrift en de politieke tegenwind van de Teaparty anti-overheidsactivisten.
Met de auto is het al niet veel beter. Files zijn ernstiger in de VS dan waar dan ook in Europa. In Los Angeles is het permanent file, op een wegennet dat slecht wordt onderhouden. Bruggen storten in en volgens een rapport na een van die rampen, is een groot deel van het bruggennetwerk in de VS rot of gevaarlijk.
Vliegvelden zijn er veel in de VS maar zoals iedereen weet, levert het vooral vertragingen op. Reizen is een bezoeking, niet alleen vanwege de inefficiënte rommelaars die de veiligheid moeten bewaken, maar vooral wegens overgebruik van de vliegvelden. Het volgnetwerk van de aircontrole is gebaseerd op landmetingen, niet op satellieten. Het gevolg is dat vluchten routes moeten nemen die niet de meest efficiënte zijn en afstanden tussen vliegtuigen groter zijn dan strikt nodig.
Door de slechte infrastructuur wordt veel energie en veel geld verspild aan vertraging en inactiviteit. Het is ook een rem op de economische groei die steeds zwaarder gaat tellen, met name in de productiesector. Maar ook het netwerk dat internet moet mogelijk maken, zit krukkig in elkaar.
Wat aan de basis ligt van al deze problemen is een onwil om te investeren in infrastructuur, een afgeleide van de afkeer van de overheid. De gemiddelde Amerikaan mag inderdaad een hekel hebben aan die overheid, niemand anders zal deze investeringen maken. Geldgebrek is het direct gevolg maar dat komt ook weer omdat benzine in de VS te laag belast is. Het kwartje van Kok zou daar een revolutie zijn, nu gaat er 18 dollarcent per gallon in een structuurfonds voor wegen dat structureel te kort komt. Het Congres vult het jaarlijks aan met 30 miljard. Toch is een hogere belasting op autorijden politiek gezien onmogelijk.
Barack Obama had grote plannen toen hij kandidaat was voor het presidentschap. Er is weinig van gekomen. Dat is niet alleen aan de president te wijten. De staten moeten aan alle kanten bezuinigen en doen dat waar het gemakkelijk is en direct kan. De kosten van niets doen worden pas vele termijnen later bekend. De Republikeinen hebben de anti-overheidsretoriek zo opgevoerd dat ieder gesprek over ‘investering’ in de economie onmogelijk is omdat het als een Democratisch plot gezien wordt om de overheidsuitgaven hoger te maken. Wat Obama had kunnen doen is nog meer van de stimuleringsuitgaven (en meer stimuleringsuitgaven per se) richting infrastructuur sturen. Maar veel moet op lokaal en regionaal niveau gebeuren.
In de verkiezingen zal dit onderwerp nauwelijks een rol spelen, hoewel het fundamenteel is voor de toekomst van het land. Maar het is nou eenmaal moeilijk om eer in te leggen met een programma van investeringen in het algemeen belang in een politiek klimaat waarin alleen gepraat kan worden over bezuinigingen. De Republikeinen zullen zich er niet aan wagen, al was het laatste infrastructuurplan, het Interstate Highway systeem, een parel die onder de regering Eisenhower tot stand kwam. Obama zal er ook geen aandacht aan besteden, hij heeft andere problemen op te lossen.
Met enig geluk stort er nog een brug in, voorjaar 2012, zodat dit onderwerp aan de orde kan komen. Reken er niet op.
Meer lezen: het ultieme verhaal over infrastructuur stond in april 2011 in The Economist. Klik hier.