Codewoord voor conservatieven om in één klap tegelijkertijd hun eigen basis neer te zetten, namelijk het gezin als hoeksteen van de samenleving, en daarvan afwijkende normen en waarden te verwerpen. Een homohuwelijk mag in deze context nog zo hecht en langdurig zijn, het valt niet onder family values. Deze discussie gaat dus niet echt over ‘waarden’ maar vooral over standaardconcepten van traditionele snit.
Als u in de campagne hoort over family values, hebt u te maken met iemand die werkt vanuit het christelijk-evangelische gedachtengoed (of een opportunist die probeert deze mensen te bereiken): zeer traditionele waarden en normen, vooral waar die het privéleven betreffen. Overigens zijn die niet zo privé zijn dat de overheid zich er niet mee zou mogen bemoeien. Het paradoxale is namelijk dat de propagandisten van deze visie hier juist pleiten voor nogal verregaande regels terwijl ze de overheid meestal wantrouwen. Voorbeelden van punten op hun agenda zijn het verplicht schoolgebed, soms nog een verbod op homoseks, het neerzetten van de Tien Geboden in publieke ruimtes en het sluizen van overheidsgeld naar christelijke scholen en instellingen.
In deze vorm werd de term in 1992 min of meer op de politieke kaart gezet door toenmalig vicepresident Dan Quayle. Toen een fictief televisiekarakter, Murphy Brown, besloot om een kind te hebben zonder haar carrière op te geven of er een vader bij te nemen in een gezinsverband, werd dat door Quayle als bewijs aangevoerd van het verval van normen en waarden. De intellectuele elite hoonde hem uit maar Quayle vond wel degelijk steun bij de gemiddelde Amerikaan.
Het vanzelfsprekende complement van family values ligt natuurlijk in het helpen van éénouder gezinnen of gezinnen met extreem lage inkomens, in slechte buurten met miserabele scholen. Verder zou je denken dat het mooi zou zijn om abortussen te voorkomen door goede seksuele voorlichting aan tieners te geven en voorbehoedsmiddelen toegankelijk te maken. Maar dat zijn ‘linkse’ varianten en deze formule wordt er niet voor gebruikt. Dit is een van die termen waarvan christelijk rechts het ownership claimt.
Een ambigue term, kortom. Hillary Clinton zult u er niet over horen – hoewel het een mooie family value is om je gezin met al die tegenslag toch bij elkaar te houden. De meeste Amerikanen lukt dat niet en de kandidaten weerspiegelen dat, curieus genoeg vooral de Republikeinen. Rudolph Giuliani is twee keer gescheiden, John McCain één keer. Barack Obama kan op dit terrein de toets der kritiek doorstaan.
Als Newt Gingrich zich alsnog kandidaat stelt, wordt het helemaal leuk. Hij heeft in zijn bagage een tamelijk onfris verhaal van vele affaires en rommelige scheidingen. Mitt Romney kan als goede Mormoon bogen op vijf kinderen en één vrouw. Maar ja, die veelwijverij van de Mormonen…
Het leek er na 2008 op dat we niet zoveel meer zouden horen van conservatieve waarden en dat economie de hoofdrol zou spelen. Maar met de Tea Party en de aanhangende gelovigen en de macht die ze in 2010 op lokaal en staatsniveau hebben verworven, maakt anti-abortus en anti-gay geluid in 2011 een bescheiden come back. Of het in de echte campagne door kan werken, valt te betwijfelen.
(Zie ook: christelijk rechts, buzzwords.)