Het managen van wat de media en de toeschouwers van een kandidaat verwachten is een vak apart. Je wilt natuurlijk niet te vroeg pieken, je wilt het slechter doen dan verwacht en pas beter als het een positie is die geconsolideerd kan worden. Campagnes zijn vooral bezig met het neerwaarts bijstellen van de verwachtingen. Nee, Hillary Clinton zal niet meteen iedereen oprollen, het zal moeilijk worden, de andere Democraten zijn erg goed, etcetera. Vooral bij de eerste caucuses en voorverkiezingen proberen alle kandidaten de verwachtingen te temperen. Valt het dan slecht uit, dan kun je in elk geval nog zeggen dat je het niet onderschat had. Maar als je zelfverzekerd en licht arrogant aan een klus begint en dan kop krijgt, dan komt het dubbel hard aan – ook in de publieke perceptie. Net als voetbaltrainers proberen campagnemedewerkers hun kandidaat zoveel mogelijk als underdog te positioneren. Politici zijn altijd gebaat bij onderschatting: des te verrassender komt hun niet zo uitzonderlijke optreden over. George W. Bush won er in 2000 de debatten mee. Ronald Reagan bouwde een hele carrière op onderschatting.
Iedereen speelt dit spel, ook in 2016.