Als de ene of de andere partij al bij voorbaat de meerderheid van de kiesmannen in het kiescollege lijkt te kunnen opstrijken. In 1992 bijvoorbeeld dachten de Republikeinen dat ze vrijwel zeker konden rekenen op 23 staten met samen meer dan 200 kiesmannen, eenvoudigweg omdat die staten in iedere presidentsverkiezing sinds 1968 Republikeins hadden gestemd.
Als je daaraan de staten toevoegde die in 1976 vanwege zuidelijke sentimenten op Jimmy Carter hadden gestemd maar in alle andere verkiezingen Republikeins, dan hadden de Republikeinen al een meerderheid zonder ook maar één stap op het campagnepad gezet te hebben. De Republikeinen hadden een slot op de verkiezingen, een houdgreep. In 1988 leek Michael Dukakis vooruitgang geboekt te hebben in een aantal staten. Uiteindelijk faalde hij. Het was de Clinton-campagne in 1992 die de Dukakis-belofte inloste en erin slaagde de zuidelijke staten los te weken uit de omarming van de Republikeinen.
In 2008 bleek er ruimte voor nogal wat verrassingen. Staten die al heel lang niet meer Democratisch hadden gestemd, kozen toch voor Obama. Niets was bij voorbaat ingesloten. Geen sprake van een lock.