Als een kandidaat terugkomt na een moeilijke periode. Bill Clinton verklaarde zichzelf een comeback kid toen hij in 1992 in New Hampshire toch nog een tweede plaats had weten te veroveren. Gegeven het aantal schandalen en problemen mag Clinton inderdaad claimen de ultieme duikelaar te zijn: hoe je ook op hem duwt, hij komt altijd weer boven water. Er is altijd een comeback kid in een verkiezingsjaar. In 2004 was het John Kerry. In 2008 was het Hillary Clinton die nadat ze verloor in Iowa van Obama, terugkwam in New Hampshire.
In 2016 zal er ongetwijfeld ook iemand zijn die na een nederlaag bij het volgende goede resultaat roept dat hij een comeback kid is.
De kampioen come back kid was Harry Truman in 1948. Hij lag volgens iedereen hopeloos achter in de peilingen. Zelf geloofde hij erin. Hij reisde stad en land af en haalde een zeer persoonlijke overwinning. De bevolking dacht er anders over dan de opiniepeilers meenden. Of ze wilden toch nog even geraadpleegd worden voordat de uitslag al bekend werd. We danken er een van mooiste krantenopeningen aller tijden aan: Dewey defeats Truman. Harry kon er wel bij lachen.
Een ander soort van come back maakte Richard Nixon. In 1960 had hij pijnlijk verloren. Daarna probeerde hij in 1963 via een gouverneursverkiezing in Californië toch in de politiek te blijven. Hij verloor, nog pijnlijker. Op de persconferentie daarna zei Nixon: 'you won't have Nixon to kick around anymore.' Toch wel. In 1968 maakte hij een zorgvuldig voorbereide come back. He's tanned, he rested and ready to go' zijn sindsdien de woorden waarmee een semi-gepensioneerde politicus geduid wordt als zijn laatste trucje nog niet op lijkt. Over Al Gore zeiden ze het in 2004.
Zie ook cliffhanger.