Als de uitslag van een verkiezing heel lang onzeker blijft. De ultieme cliffhanger waren natuurlijk de verkiezingen van 2000, toen Bush en Gore er een maand over deden om uit te vogelen wie Florida had gewonnen. Uiteindelijk besliste het Supreme Court met een ongebruikelijke interventie in het recht van de staat Florida.
Maar het gebeurt wel vaker dat aan het einde van een verkiezingsavond niet zeker is wie heeft gewonnen – of dat het resultaat nog verandert. Nog in 2004 feliciteerde Bob Shrum, de topconsultant van de Democraten John Kerry met de woorden: ‘Mr. President, mag ik de eerste zijn om u te feliciteren?’ Hij had zich gebaseerd op exitpeilingen en moest zijn woorden schielijk terugnemen. Dat gold trouwens ook voor veel deskundigen die hun eerste analyses baseerden op de misvatting dat Kerry had gewonnen.
Ook in 1976 was het onzeker of de overwinning van Jimmy Carter zou beklijven. Rond middernacht was dat in elk geval nog niet duidelijk. In 1960, in de strijd tussen Nixon en Kennedy, werd er danig herteld en, zegt men, flink gerommeld in Texas en Illinois, om Kennedy aan de overwinning te helpen.
In 1916 ging president Woodrow Wilson naar bed met het idee dat hij de verkiezingen had verloren. Californië was de beslissende staat en die leek naar de Republikein Charles Hughes te gaan. Uiteindelijk won Wilson in Californië met een verschil van 3800 stemmen, op een totaal van een miljoen. Een anekdote wil dat een journalist vroeg in de ochtend na de verkiezing de hotelkamer van Hughes probeerde te bereiken. ‘De president slaapt,’ zei de kamerbewaarder. ‘Als hij wakker wordt,’ zou de gevatte journalist hebben opgemerkt, ‘zeg hem dan maar dat hij niet langer president is.’
Zie ook too close to call.