Verzamelnaam voor de vaak evangelisch geïnspireerde politieke actiegroepen die zich concentreren op thema’s die de christelijke gemeenschap bezighouden. In politieke zin verwijst het naar een zeer actief deel van de Republikeinse achterban.
Christelijk rechts ontwaakte in de jaren zestig uit een langdurige politieke winterslaap, toen de scuivende normen hen tegen de borst stuitten. De eerste die daar uiting aan gaf was de meer libertijns dan christelijk geïnspireerde senator van Arizona, Barry Goldwater, die hen in 1964 mobiliseerde voor zijn campagne als conservatieve Republikeinse kandidaat. In de loop van de jaren zeventig won deze beweging aan kracht, onder andere gemotiveerd door de liberale uitspraken van het Supreme Court, bijvoorbeeld over abortus. De populaire televisiedominees, soms met een enorme aanhang, hielpen daarbij.
Dominees met zakelijke instincen, zoals Jerry Fallwell en Pat Robertson, maakten van hun televisiekerken politieke bewegingen. Zo timmerde Fallwell begin jaren tachtig aan de weg met de Moral Majority, waarvan de naam al aangaf dat hij meende eigenlijk de meerderheid van de gewone mensen te vertegenwoordigen. Die zouden in de steek zijn gelaten door de leidende, liberale politici.
Zij vonden een klankbord in de Republikeinse president Ronald Reagan die met zijn conservatieve stellingnames hun wereld vertegenwoordigde – ook al stond Reagan er als gescheiden, niet kerkgaande man uit Hollywood tamelijk ver vandaan. Belangrijk was dat deze dominees bijzonder ervaren waren geworden in het geld uit de zak kloppen van hun kijkers door middel van televisieoproepen en met direct mail. De lijsten met mensen die bereid waren geld te geven voor christelijke doelstellingen bleken in verkiezingscampagnes goud waard.
Pat Robertson was een sluwe, zakelijk ingestelde televisiedominee die met zijn programma The 700 Club christelijk-evangelische thema’s behandelde. Robertson claimde verder dat hi orkanen van richting kon doen veranderen met geconcentreerd gebed. Hij deed ook aan gebedsgenezing. Terwijl de meeste Amerikanen dit spektakel meesmuilend gadesloegen, werd Robertson een rijk man. Op basis van zijn populariteit en zijn geld meldde Robertson zich in 1988 aan als kandidaat voor het presidentschap voor de Republikeinen. Hij eindigde hoog in Iowa, boven George H.W. Bush, maar kon dat nooit te gelde maken in de rest van het land.
Daarop begon Robertson de Christian Coalition, die steeds grotere invloed kreeg binnen de Republikeinse Partij. In 1992 wist christelijk rechts een nadrukkelijk stempel te zetten op de Republikeinse conventie. De campagne van George H.W. Bush verloor de controle over het programma, waarin allerlei extreme standpunten opdoken. Ze waren ook zo onverstandig om activisten zoals de conservatieve ex-kandidaat Pat Buchanan grote toespraken te laten houden. Het beeld dat de conventie uitstraalde was zo extreem en zo intolerant dat het Bush waarschijnlijk zijn presidentschap kostte.
Sindsdien is christelijk rechts eigenlijk op de terugtocht. De actiegroepen zijn wel actief en luidruchtig maar ondanks twee hun welgezinde presidenten, Ronald Reagan en George W. Bush, hebben ze feitelijk weinig van hun agenda gerealiseerd. De teleurstelling van alle mensen die in 2000 en 2004 hun stem uitbrachten op de Republikeinen is zo groot dat er rekening wordt gehouden met het afhaken van deze groepen in 2008. Dat zou vooral de Republikeinen stemmen kosten. De dominees houden zich intussen gedeisd nadat ze een paar publicitaire flaters sloegen, onder meer door 9/11 te duiden als een straf van God voor het hedonistische land. Dat werd hen niet in dank afgenomen.