Term voor mensen die min of meer per ongeluk president worden. De allereerste vicepresident die een overleden chef moest opvolgen, John Tyler in 1841, werd de ‘accidental president’ genoemd en dat gold ook voor Chester Arthur, die in 1881 James Garfield opvolgde. Sommige opvolgers zijn echter allesbehalve als ‘accidental’ de boeken in gegaan. Zo was Theodore Roosevelt volgens sommige Republikeinen wel een vreselijk ongeluk maar niemand kan zeggen dat zijn presidentschap een bedrijfsongeval was. Ook Lyndon B. Johnson kreeg nooit dit predikaat opgeplakt toen hij in 1963 de vermoorde president John F. Kennedy opvolgde.
De ultieme ‘accidental president’ is Gerald Ford. In 1974 volgde Ford Richard Nixon op toen die aftrad wegens Watergate. Aangezien Ford zelf door het Congres tot vicepresident was benoemd na het aftreden van de corrupte Spiro Agnew in 1973, is Ford de enige Amerikaanse president die nooit een presidentsverkiezing heeft gewonnen. Omdat hij in 1976 ook de strijd verloor tegen Jimmy Carter, bleef dat zo.
Ford was ook wat je noemt 'accident prone'. De foto hierboven laat niet zien hoe Ford, net als de paus de grond wilde kussen maar hoe de arme man van een vliegtuigtrap rolde.