De leider van de grootste partij van dit land is en blijft een haatzaaier.

Ik krijg wel eens vragen waarom ik Wilders een ‘haatzaaier’ blijf noemen. Vandaag liet hij weer eens zien dat die kwalificatie precies past. Zijn aanval op Halsema is buiten alle orde.

De aanvoerder van de grootste partij van Nederland, de grootste regeringspartij zelfs, kan zich niet beheersen of, en dat lijkt me waarschijnlijker, laat zien waar hij werkelijk staat. Naast Salvini, naast Orban, naast Trump. Haatzaaien is hun middel.

En verdomd, het werkt. Ook de Nederlandse kiezers blijven de partij zonder leden en met haatzaaiende ministers en kamerleden steunen. Jammer dat premier Schoofs alleen steun voor Halsema uitspreekt maar niet het lef heeft om de haatzaaier terecht te wijzen.

Overigens was de foute krant van Nederland er vandaag ook als de kippen bij om Halsema aan te vallen. Tja, ook daar is haatzaaien tegen Halsema de vaste modus. Ze, zowel de foute krant als Wilders, zijn de schaamte voorbij. 

De echte vraag: hoe konden de Republikeinen dit laten gebeuren?

Dat de kiezers Donald Trump blijven omarmen kan ik verklaren, maar waar ik me echt het hoofd over breek is de vraag hoe deze man de Republikeinse Partij kon kapen. Leidende Republikeinen weten dat Donald Trump liegt, is veroordeeld voor aanranding en financiële fraude en steeds meer wegheeft van een mentale flipperkast. Ze hebben gezien en soms zelfs uitgesproken dat Trump een gevaar is voor de rechtsstaat, voor de democratie. Hun kandidaat lapt de grondwet aan zijn laars. Hij verloor drie verkiezingen op rij. Hoe kon deze loser de oudste partij van Amerika inpakken?

De eenvoudigste verklaring zijn die kiezers. Trump heeft hen in beweging gebracht en zichzelf aan de macht geholpen. Hij kreeg weinig hulp van de Republikeinse Partij die hem eigenlijk niet lustte. Toen Trump in 2016 tot ieders verrassing, ook die van hemzelf, werd gekozen zagen de Republikeinen met ook meerderheden in het Congres ongekende mogelijkheden. Ze bewogen soepel mee met de macht. Het leverde de gewenste belastingverlagingen op, zij het niet veel meer. Trumps critici uit 2016 zwegen of plooiden zich flexibel tot vaste golfpartner van de president.

Hoewel de Republikeinen in 2018 de tussentijdse verkiezingen dik verloren, sprak het bijna voor zich dat Trump in 2020 opnieuw de Republikeinse kandidaat zou zijn. Tot hier was het antwoord op mijn vraag eenvoudig: de drijfveer was politieke macht. Daarvoor nam de Republikeinse elite Trump op de koop toe, al vonden ze hem privé een onuitstaanbare narcist, een onverantwoordelijke parvenu, ongeschikt voor het ambt. Zolang ze hun beleid konden realiseren en de Democraten konden dwarsbomen, zo lang zouden ze hem steunen. Te verwachten was dat ze zich zouden hergroeperen na zijn nederlaag in 2020.

Ze murmelden wat mee met Trumps Big Lie dat hem de overwinning was ontstolen, erop rekenend dat die canard niet lang zou overleven. Het was een fatale misrekening. Door de leugens van Trump niet met kracht te weerspreken legitimeerden de Republikeinen ze. Waarom spraken ze zich niet uit? Onderschatting, denk ik, gecombineerd met lafheid. Waarom je nek uitsteken voor iets dat wel zou verdwijnen.

Het leidde allemaal tot de putsch-poging op 6 januari: het bedreigen van vicepresident Pence en de bestorming van het Capitool om het certificeren van de legitieme uitslag te voorkomen. Voor menig Republikein was daarmee de maat vol. Medewerkers liepen weg uit het Witte Huis, inclusief de minister van Justitie die zichzelf eerder had geprofileerd als trouw Trump-acoliet. Je zou verwachten dat de Grand Old Party, de Republikeinse Partij van Abraham Lincoln, nu Donald Trump definitief opzij zou zetten.

Even leek de Republikeinse leiding, Speaker Kevin McCarthy en senaatsleider Mitch McConnell, Trump verantwoordelijk te houden. Even maar, want binnen week lag McCarthy in Florida aan de voeten van Trump, bang voor zijn eigen geradicaliseerde afgevaardigden. McConnell stelde Trump verantwoordelijk maar verbond er geen conclusies aan. Hij weigerde leiding te geven aan het impeachmentproces dat bij veroordeling Trump voorgoed buitenspel had gezet. Aan hun eigen oordeel overgelaten stemden 42 van de 49 Republikeinen tegen impeachment.

Het was een gemiste kans, politieke nalatigheid, malpractice met een mooi Amerikaans woord. Door het bestendigden van Trumps verkiezingsleugens, het vergoelijken van 6 januari en niet straffen van de putschpleger spreidden de Republikeinen het politieke bed voor Trumps comeback. Trump kon altijd zijn kiezers mobiliseren en wie niet meedeed met de leugens en de vergoelijking viel hij genadeloos aan. Gematigde Republikeinen sneuvelden in voorverkiezingen tegen Trump-kandidaten. De gebrekkige kwaliteit van die kandidaten en de de anti-abortus uitspraak van het Supreme Court kostten de Republikeinen in november 2022 een voorspelde overwinning.

Na die zeperd hoopte de Republikeinse elite dat voorverkiezingen iemand als Ron DeSantis of Nikki Haley aan de nominatie zouden helpen. Vergeefse hoop. DeSantis werd afgeslacht door Trump, Nikki Haley kon de kar niet trekken. Omdat Trump niet debatteerde en daarmee wegkwam, en omdat Joe Biden zo zichtbaar was afgetakeld, zag de aanhang niet hoeveel ouder en eendimensionaler hij was geworden. Opnieuw was een kans gemist en opnieuw liep iedereen weer keurig in de pas achter Trump die moeiteloos de nominatie verwierf.

Liegen is nu een vast ritueel geworden. In het debat betoogde vicepresidentskandidaat JD Vance nog steeds dat Trump in 2020 heeft gewonnen. Hij bagatelliseerde 6 januari. Een week later hakkelden senatoren als Tom Cotton en Lindsey Graham zich door een struikgewas aan verkiezingsleugens, om te concluderen dat Biden dan wel president was maar toch de verkiezingen had verloren. Het is fascinerend en tegelijk beangstigend om te zien hoe politici die beter weten gedwongen zijn zich te voegen naar het woedende populisme en het de-feiten-doen-er-niet-toe nihilisme van Trump.

Enkel zucht naar macht als verklaring voldoet niet. En ook rücksichtloos opportunisme is onvoldoende voor deze zelfdestructie. Ik denk dat angst het antwoord is. De groten en de machtigen van de Republikeinse Partij zijn lafaards, bibberend voor de schoolyard bully die Trump is. Ze zijn bang dat ze bij verzet of tegenspraak door hem en zijn bende worden afgetuigd. Niet onterecht: Liz Cheney en de andere negen Republikeinen die voor Trumps impeachment stemden werden na een campagne van Trump weggestemd. Senator Mitt Romney heeft de strijd opgegeven. Ron DeSantis is ontmanteld, Nikki Haley te kakken gezet, beiden gedwongen Trump hun trouw te betuigen.

Hier ligt de clou, denk ik. Keer je tegen Trump en je wordt genadeloos neergesabeld. Het einde van je politieke carrière is verzekerd. Niemand helpt je en dat is dodelijk: een dominante bullshitter kun je alleen gezamenlijk aanpakken. Die kans hadden de Republikeinen na 6 januari. Ze durfden niet en zitten nu met hun ongewenste kandidaat.

Dat politici lafaards zijn die individuele opportuniteit gemakkelijker vinden dan gezamenlijk moreel stelling te nemen lijkt een wat magere conclusie van deze overpeinzingen. Maar dit is precies het soort van lafhartigheid dat would beautoritaire politici in staat stelt om uiteindelijk deze angsthazen buitenspel zou zetten. Het is hoe Hitler aan de macht kwam. Hoe Victor Orban en Geert Wilders gingen regeren. Het zal een zwaar bevochten verkiezing worden, op 5 november, maar deze Republikeinse Partij verdient geen overwinning. Belangrijker, Amerika moet niet het slachtoffer worden van hun malpractice.

De putsch pleger die opnieuw president wil worden (Trumps FBI-moment?).

Het zal wel wegvallen tegen al het mediageweld uit het Midden Oosten, maar de documenten die in Washington zijn vrijgegeven door de rechter in het proces wegens poging de verkiezingen te frauderen zijn indrukwekkend.

Ik zeg dat met enige aarzeling want we zijn inmiddels zo murw gebeukt door de leugens van Trump en zijn bende dat ook dit soort informatie wordt ervaren als niet verrassend.

Kort samengevat lijkt het bewijsmateriaal van speciaal aanklager Jack Smith erop te wijzen dat Trump wist dat hij de verkiezingen had verloren, bewust aanstuurde op frauduleuze handelingen met fake kiesmannen, als kandidaat (en niet als president) de uitslag probeerde te beïnvloeden (in Georgia) en op 6 januari niet alleen geweld stimuleerde maar toen het plaatsvond er ook niets om gaf. Mike Pence, vicepresident en hielenlikker tot medio november 2020, is een van de belangrijke getuigen.

De kans is niet gering dat Amerika op 5 november een criminele putsch pleger opnieuw president maakt en daarmee ook de partij van landverraders die de Republikeinse Partij is, beloont voor het meegaan in de Big Lie. 

Trumps juristen kennen maar één stand: alles zo lang mogelijk rekken. Dat deed hij al toen hij zijn aannemers in New York bestal, dat doet hij nog steeds. Ik kan geen ridiculer argument bedenken dan dat deze informatie geheim zou moeten blijven omdat hij de verkiezingen zou beïnvloeden. Dit is nou precies wat we moeten weten voordat een stem wordt uitgebracht. Misschien is het goed in herinnering te brengen dat Hillary in 2016 verloor omdat de FBI op het laatste moment een ongehoorde (en ongerechtvaardigde) ingreep pleegde.

Laten we wel wezen: Trump kondigde zijn kandidatuur in oktober 2022 alleen maar aan om als presidentskandidaat aan alle aanklachten en potentiële processen te ontsnappen. Hij heeft al teveel cadeau gekregen.

Maar hoe treurig ik dat ook vind, deze informatie gaat de verkiezingen nauwelijks beïnvloeden. De Trumpies en de meelopers in de Republikeinse Partij interesseert het helemaal niets. Ze hebben dit allang ingecalculeerd bij hun keuze voor de macht boven de rechtsstaat. De Democraten zullen het ook voor kennisgeving aannemen.

Hoogstens die paar kiezers die nog niet besloten hebben om op Harris te stemmen (ze hebben meestal al wel besloten om niet op Trump te stemmen) kunnen worden beïnvloed. Ik mag hopen dat de Harris campagne deze informatie combineert met de uitspraken van Vance tijdens het debat om het gevaar nog eens over het voetlicht te brengen.

Want mijn bottomline is steeds meer dat Trump stagneert en niet anders kan dan stagneren – nou ja, hij zou aan de marge nog wat kiezers kunnen verliezen, maar kiezers winnen is geen optie meer. De Democaten moeten daarom simpelweg de laatste twijfelaars over Harris over de streep halen. Dat zou impliceren dat Harris mensen moet overhalen op haar te stemmen, het gevaar of de afkeer van Trump onderstrepen is niet nodig. Het geplande interview met 60 Minutes is een manier om dat te doen, zeker nu de psycho het niet aandurft. 

Het is te dol dat conservatieve columnisten als Bret Stephens en Ross Douthat op geen van beide zouden stemmen en daarmee Trump zouden helpen enkel omdat ze niet over hun vooroordelen over Harris heen kunnen stappen. Maar ja, Stephens pleit vandaag voor een aanval op Iran, de VS samen met Israël, dus misschien is hij echt de weg kwijt. En Douthat is een katholieke geloofsfanaat. Misschien verwacht ik teveel van columnisten.

Ik weet niet wat te denken van Melania en haar standpunt over abortus. Alles helpt dus als het helpt om Trumps belachelijke standpunten over abortus aan de kaak te stellen, prima. Misschien kan ze Trumps 60 Minutes slot overnemen.

De Republikeinse kroonprins

Ik heb niet veel te melden over het debat tussen de vice-presidentskandidaten. Stukjes gezien, veel over gelezen, ik ben er niet voor opgestaan of wakker gebleven. Er zijn grenzen.

Wat me vooral van belang lijkt, is dat we hier in meer geciviliseerde vorm dan tot nu toe, de kroonprins van de Republikeinse Partij zagen. Als Trump wint, zal Vance in de loop van die vier jaar president worden. Trump gaat een hele termijn niet overleven en doet hij dat wel, dan zal hij aan het einde terugtreden zodat Vance als president kan kandideren. 

Als Trump verliest, zullen andere gegadigden opduiken in 2028. Maar Vance zal de erfgenaam zijn van de Trump kiezers – al is dat een nogal wankelmoedige groep, vooral gegrepen door de persoon Trump. Vier jaar is een lange tijd, zeker als de Republikeinen in het Congres ook buitenspel staan (ik merkte eerder op dat Texas en Florida in de senaat ‘in play’ zijn en het zou een waar genoegen zijn om Ted Cruz en Rick Scott te zien afdruipen, maar zover is het nog niet). 

Bij de Democraten zagen en hoorden we een degelijke plaatsvervanger. Niet meer en niet minder. Vice-presidenten komen pas tot leven en tot hun recht als de baas wegvalt – zie Harris, maar vooral ook Truman en Johnson, dus je moet niet te veel waarde hechten aan wat Walz in dit debat liet zien. Wel goed dat hij Vance vastpinde op 6 januari en de verkiezingsleugens maar ik heb al eerder, in de aanloop naar de selectie door de psycho, opgemerkt dat Vance de beste argumenten heeft om de Big Lie te verdedigen. Daarmee wordt hij niet waar en Vance erkent de uitslag nog steeds niet, maar hij loop keurig in de pas en met betere retoriek dan zijn baas, die in Wisconsin weer eens de weg kwijt was.

Kortom, weinig gebeurd. Alles wordt overschaduwd door de oorlog die Israël voert en de beschamend irrelevante rol die de VS daarin speelt. De eerste vraag van het debat was of Amerika een Israelische aanval op Iran zou moeten steunen. Ze doken natuurlijk, maar dat Nethanyahu nu eindelijk in een positie is waarin hij de Amerikanen kan meeslepen in bombardementen op Irans nucleaire installaties geeft aan dat hij aan de touwtjes trekt. 

Iran reageert op de uitschakeling door Israël van zijn loopjongens. Tit for tat, al zat er weinig tat in de Iraanse aanval. Als Amerika iets zou kunnen bewerken dan is dat Israël het hierbij laat. Iran is vernederd, stuurde 200 raketten zonder iets te raken. Zou mooi zijn als het daarbij bleef. 

Jimmy Carter 100: tijd voor een herwaardering

In het tijdperk waar Donald Trump de toon zet, oogt zijn vandaag honderd geworden voorganger Jimmy Carter als een toonbeeld van beschaving. De een-termijn president, van 1977 tot 1981, wordt veelal beschouwd als mislukt. Dat is onzin. Dat de kiezer Carters leiderschap in november 1980 verwierpen had een groot aantal redenen, maar doet niets af aan Carters prestaties, nog los van die elementaire beschaving die zo node wordt gemist.

Carter had pech. Onder de omstandigheden waaronder hij in 1977 aantrad had werkelijk niemand van het presidentschap een succes kunnen maken. Hij had te maken met een land dat was gedemoraliseerd door de wandaden en het aftreden van Richard Nixon. Een land dat de oorlog in Vietnam had verloren en in de competitie met de Sovjet Unie, vooral gevoerd in derde wereld landen, op achterstand leek te staan. Carter erfde een stagnerende economie, waarin zowel inflatie als werkeloosheid hoog opliepen. De olieschok van 1973 dreunde door, in 1979 kwam daar een tweede prijsverhoging overheen.

Tegelijkertijd waren het juist die omstandigheden waardoor de voormalig gouverneur van Georgia president kon worden. In die zuidelijke staat had Carter de rassenverhoudingen na het einde van de segregatie in redelijk goede banen weten te leiden. Hij was een moralistische politicus, een evangelische gelovige die dat niet verborg, maar er ook de consequenties aan verbond die hedendaagse evangelisch nationalisten ontlopen. Hij beloofde de kiezers dat hij hen niet zou voorliegen.

De Democraten hadden na de roerige jaren zestig het belang van voorverkiezingen sterk vergroot. Carter begon vroeg met zijn campagne, liep stad en land af om de nominatie te winnen. In een spannende verkiezingsstrijd versloeg hij vervolgens de Republikeinse president Gerald Ford, de nooit gekozen opvolger van Nixon.

Volgens een gezaghebbende theorie van het presidentschap zijn politici die aantreden aan het einde van een langere ontwikkeling gedoemd te falen. Zoals Herbert Hoover in 1932 onderuit ging tijdens de Grote Depressie om plaats te maken voor Franklin Roosevelt, zo zat Carter aan het einde van een periode van actief overheidsingrijpen. Hij werd de laatste president voor een waterscheiding-verkiezing. Achteraf gezien was het voor de Democraten – en voor Amerika – beter geweest als Gerald Ford of Ronald Reagan in 1977 president was geworden en de Republikeinen met de brokken hadden gezeten.

Carters presidentschap was succesvoller dan de reputatie die hem aankleeft. Zijn regering benoemde meer zwarten, hispanics en vrouwen dan ooit. Hij verleende duizenden ‘Vietnam-deserteurs’ amnestie, daarmee een van open wonden van de oorlog sluitend. Hij hervormde het ambtenarenapparaat, dereguleerde het vliegverkeer en zette milieu stevig op de agenda. Helaas verergerde de verdubbeling van de olieprijs in 1979 Amerika’ economische problemen. De onder Ford begonnen stagflatie – een ongewone combinatie van hoge inflatie en hoge werkloosheid – bleef doorwoekeren. In 1979 benoemde Carter Paul Volcker tot president van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, met de opdracht inflatie uit de economie te wringen. Het was een moedige daad want Carter wist heel goed dat de hogere rentes een recessie zouden opleveren, juist in een verkiezingsjaar.

Buitenlands boekte Carter behoorlijke successen. Met persoonlijke inzet wist hij Egypte en Israël te bewegen tot een vredesakkoord, de Camp David Akkoorden, die tot op de dag van vandaag werken. Hij gaf het Panama-kanaal terug aan Panama, tot ergernis van conservatieven. Carter sloot een nieuw verdrag over wapenbeheersing met de Sovjet Unie, maar het bleef liggen omdat juist de Republikeinen van Richard Nixon zich tegen welke deal dan ook hadden gekeerd. Toen de Sovjet Unie eind 1979 Afghanistan binnenviel, sloeg Carters gematigde toon om in een niet geheel geloofwaardige havik-stem. Een verbod op graanexport naar Rusland maakte de Amerikaanse boeren kwaad, een boycot van de Olympische Spelen in Moskou ontzette sportfanaten.

Carter had mensenrechten stevig op de agenda gezet, maar zoals alle presidenten had hij moeite Amerikaanse belangen af te wegen tegen dat beleid. Zo veroordeelde hij de misdaden van de dictator in Nicaragua, Anastasio Somoza, maar deed niets om hem kwijt te raken. Hij steunde de Sjah van Iran, ondanks diens beleid van binnenlandse terreur, maar kwam hem niet te hulp toen de revolutie onder leiding van ayatollah Khomeini hem ten val bracht. Carters bereidheid om de Sjah voor een medische behandeling in de VS toe te laten, een humanitaire geste, was de aanleiding voor studenten in Teheran om 52 Amerikaanse diplomaten te gijzelen. Carter oogde hulpeloos. Een militaire operatie om de gijzelaars te bevrijden liep vast in een woestijnstorm. Carter kon zich moeilijk losmaken van een door conservatieven opgetuigd imago van softe mislukkeling.

Ook op links lag Carter onder vuur. De tragisch moreel gehandicapte senator Edward Kennedy (in Chappaquiddick verantwoordelijk voor de dood van een medewerkster) daagde Carter uit voor de Democratische nominatie, legde hem het vuur aan de schenen en bleef dat doen ook lang nadat hij zelf geen kans meer had. De schade was enorm. Carter kreeg de nominatie maar in de strijd met de eeuwig optimistische en aartsvaderlijke Ronald Reagan verloor hij in november 1980 de strijd om herverkiezing. Daarmee begon voor Amerika een periode van conservatisme en vrije markt absolutisme waarvan Amerika nu de kenmerken draagt.

Na zijn terugtreden zette Carter zich onvermoeibaar in als bemiddelaar in geschillen tussen naties, om de rechtmatigheid van verkiezingen objectief te beoordelen en voor de verbetering van het lot van minder bedeelden in de wereld. Carters kwaliteiten: een indrukwekkende intelligentie, de zucht naar micromanagement, volstrekte betrouwbaarheid en een bewonderenswaardig idealisme zaten hem als president in de weg maar maakten hem de meest succesvolle ex-president in de Amerikaanse geschiedenis. Hij kreeg in 2002 de Nobelprijs van de Vrede.

Jimmy Carter verdient het de geschiedenis in te gaan als een bewogen man, een idealist zoals er weinig het presidentschap hebben bekleed. Hij was een moralist, een man van overtuigingen, die in de huidige tijd node wordt gemist. Het is jammer dat Amerika van zijn gedeeltelijk falen alleen maar geleerd lijkt te hebben dat ze liever geen idealisten als president zien. It’s their loss.