Over de noodzaak van goede, pentrerende en uitdagende journalistiek

Goed dat we ouderwetse journalistiek hebben. Twee onderwerpen die vandaag opzien baren: de onthulling van The New York Times dat Hunter Biden – daar is ie weer – via ambassades het State Department hulp vroeg bij zijn lobbyactiviteiten voor het Oekraïnse Burima. De ambassades krijgen wel vaker dat soort verzoeken maar als de zoon van de vice-president aanklopt, ligt dat toch anders dan bij andere burgers. Een beetje zoon met een beetje moreel besef zou zich daarvan bewust zijn.

Dat is natuurlijk aan Hunter niet besteed. Hij wist wat hij deed, hij wist dat hij enkel geld verdiende dankzij zijn naam en de koppeling aan de vice-president. Dat was niet het enige nieuws. Het ging er vooral om dat de NYT er eindelijk in slaagde om de informatie over deze activiteiten openbaar te krijgen, na letterlijk jaren pogen. Vorige week gaf het State Department eindelijk toe.

Zou dat ook gebeurd zijn als rollatorman nog steeds presidentskandidaat was geweest? Ik ben geen gelover in samenzweringen zonder bewijs, maar ik ben ook niet naïef (meestal niet, maar mijn gedachte dat Twitter een functioneel medium was, roept twijfel op). Toeval dat deze informatie pas openbaar wordt nu president Biden opzij is gestapt (opzij gezet in een coup van de Democraten volgens de steeds dieper zinkende beschouwer van de foute krant van Nederland, de onvergelijkbare Leon de Winter)? Nee, natuurlijk niet. Dit is vastgehouden door het State Department en wat mij betreft mag die Congrescommissie daar diep op ingaan. 

Het is noodzakelijk om goede journalisten te hebben die ongeacht hun persoonlijke voorkeuren (journalisten zijn niet ‘objectief’ in de zin dat ze helemaal geen opinies hebben, maar ze hebben wel een beroepscode) informatie zoeken en openbaren, zonder al te lang na te denken over de consequenties. En hun opinies niet laten meetellen in het rapporteren van wat gerapporteerd moet worden. Toevallig was vorige week ook vijftig jaar geleden dat die andere crimineel, Richard Nixon, moest aftreden. De Washington Post deed toen zijn werk. 

Research journalistiek is een vak apart. Het is ook iets dat kranten moeten willen omdat het duur is om een aantal mensen langdurig met een onderwerp bezig te laten houden. De drie Amerikaanse kranten, NYT, Wall Street Journal (betere journalistiek dan opinieschrijverij) en de Washington Post doen dat voorbeeldig. We hebben ze nodig.

In Nederland is de NRC buitengewoon goed op dit terrein. Iedere week wel een diep verhaal waarin veel tijd en energie is geïnvesteerd. 

Dat is het tweede onderwerp waarover we vandaag geïnformeerd werden: ITA, het Amsterdamse top toneelgezelschap, blijkt een hel voor de mensen die er werken. Ik heb het met afgrijzen gelezen, ook al omdat het bij mij, over het geheel genomen fan van het theater dat ITA maakt, vragen opriep over de voorstellingen. Klik hier voor het verhaal.

Onder met name Ivo ten Hove, lang vereerd theatermaker, werden acteurs gebruikt (ik heb er geen ander woord voor) om in your face theater te maken. Het leverde vaak geknetter op, en vaak heb ik als toeschouwer daarvan genoten. Het leverde blijkbaar ook blauwe plekken op, fysiek en psychisch. En gebroken voeten. Klachten werden genegeerd, weggemoffeld of beschouwd als deel van het proces.

Het zette me aan het denken over mijn theater ervaringen. Vaak geweldig, zoals de drie Couperusbewerkingen. Ibsens huis was fantastisch. Dokter geweldig. Maar ook vaak, overdreven vaak, naakt en veel bloed, vooral veel bloed, of modder. Fysieke confrontaties. Zozeer dat het me ging tegenstaan. Volgens Ten Hove, volgens de NRC, kun je alleen maar goed toneel maken als het zo knalt en hij zette bewust mensen bij elkaar die botsten. ITA koos ook voor scenario’s waar geweld deel is van het verhaal. Een klein leven  bijvoorbeeld, naar het boek van Hanya Yanagihara dat ik tegelijk fascinerend en veel te lang en veel te slachtofferig vond. Ik liet het toneelstuk ervan aan me voorbij gaan. Geen zin in.

Phentalisea, geregisseerd door de opvolgster van Ten Hove, werd wat mij betreft verzwakt door de muzikale elementen. Het werd een show met matige muziek en uit de lucht vallende drumstellen, terwijl het acteerwerk ook zonder dat geweldig was. 

We gingen niet naar Het jaar van de Kreeft. De omschrijving van anderhalf uur of zo fysiek en verbaal geweld tussen twee mensen sprak niet aan. Met wat ik nu weet, is mijn theaterervaring met Judas, met Hans Kesting in de hoofdrol, misschien beter te plaatsen. Ik vond het heftig en was, eerlijk is eerlijk, enthousiast. Tegelijktertijd besloot ik dat ik genoeg had van stukken met Kesting – ik herinner me dat ik het er met mijn vrouw over had.

We gingen eerder dit jaar naar een avond met vier acteurs en een gespreksleider, speciaal voor vrienden van ITA. Het was interessant, spannend en meeslepend om een beeld te krijgen van hoe ze werken. We waren verrast. Het is een ensemble en de acteurs kunnen niet zelf beslissen over welke rol ze krijgen, laat staan welke stukken ze spelen. Het is een disciplinaire machine, van boven aangestuurd. Ze vertelden dat ze daar soms moeite mee hadden. Achteraf krijg ik het gevoel dat we iets hoorden dat een tipje van de sluier oplichtte. 

Ivo ten Hove heeft fantastische theater gemaakt, soms te lang, soms te geforceerd, maar is zijn methode ook nodig? Kun je alleen zo goed theater maken? Ik geloof er niets van. De acteurs zijn te goed. Ze kunnen ook vrijwel zonder decor en zonder opzetjes geweldig acteren (bij de vriendenavond deden ze dat ook). Overigens zijn het niet alleen de acteurs en actrices die klaagden. De hele organisatie van ITA lijkt een strakke organisatie, te scherp aan de wind zeilend om iedereen aan boord te houden. Te wreed om dat zelfs te proberen.

De rijkssubsidie van ITA was al gekort, onder meer naar aanleiding van eerdere berichten. Het zal me benieuwen of ze dit overleven. Het verhaal laat ook zien dat Ten Hove en zijn opvolgster druk aan het schnabbelen zijn. Als vriend van ITA krab je je wel even op het hoofd: wil je daaraan bijdragen?

Terug naar het begin: goede journalistiek vereist een open mind en de bereidheid om te gaan waar het niet gemakkelijk is. Een correspondent moet weten waar hij of zij het over heeft, en zijn eigen oordeel over de ontwikkelingen opzij zetten. Daar nemen de opinieschrijvers het over. Althans, bij een goede krant. De Telegraaf is zo’n krant niet. De correspondent in de VS, voormalig hoofdredacteur Paul Janse benoemde zichzelf daar, schrijft vooral tegen de Democraten, soms lijkt het alsof hij enkel de Trump persberichten doorlepelt. Over Hunter als dat niet relevant is, maar als de Trump campagne wat zegt. Klagend dat Kamala geen persconferentie geeft in plaats van over de one man psycho show die Trump deed (alsof hij ooit persconferenties hield voordat hij de aandacht kwijt was van het publiek). De lezers van de wakkere krant moeten een raar beeld hebben van de Amerikaanse verkiezingsstrijd. 

Nee, dan die echt goede kranten met hun onderzoeksjournalistiek en hun bereidheid zichzelf en hun lezerspubliek uit te dagen. Kudo’s voor de NYT en de NRC, deze week.

Een buitengewone snelcursus over Amerikaanse buitenlandse politiek.

New Cold Wars: China’s Rise, Russia’s Invasion, an America’s Struggle to Defend the West door David Sanger, Crown, 511 pag’s.

Veel boeken over internationale relaties, over Amerikaanse buitenlandse politiek, komen rechtstreeks van de studeerkamertafel. Van een universiteit of een think tank. New Cold Wars is een product van tientallen jaren journalistiek bij een van de beste kranten ter wereld, The New York Times, gecombineerd met universitaire achtergrond en buitengewone kwaliteiten als verslaggever.

David Sanger kan iedereen die ertoe doet bellen en, belangrijker, ze nemen zijn telefoontjes aan. Hij was bij allerlei ontwikkelingen, sprak met presidenten en dictators. New Cold Wars is de beste samenvatting van Amerikaanse buitenlandse politiek (en daarmee van de ontwikkelingen in de wereld) die je je kunt voorstellen. Wie snel op niveau wil komen met de onderwerpen die in deze verkiezingen een rol (zouden moeten) spelen, kan geen betere plek vinden.

Wat Sangers boek buitengewoon maakt, is dat hij erin slaagt om de discussies over hoe te reageren, hoe te anticiperen en hoe een lange termijnbeleid op te zetten weet te koppelen aan wat er daadwerkelijk gebeurt. In vijftien jaar is de wereld danig veranderd. De VS zag zijn gezag afbrokkelen na twee desastreus verlopen oorlogen in het Midden Oosten en, we vergeten vaak hoe belangrijk dit was, de economische crisis van 2008.

Inmiddels is er concurrentie van China op alle niveaus. Sanger brengt ons van het licht arrogante denken van de jaren negentig naar het heroverwegen van Chinese ambities na het aantreden van Xi. Hoe de gedachte dat een land dat rijker werd, dat meer middenklasse bewoners zou kennen als vanzelf democratisch zou worden of in elk geval te maken zou krijgen met burgers die meer invloed zouden willen, hoe die gedachte een illusie bleek. Xi noemt zijn eigen systeem democratisch en na de chaos en de putsch van Donald Trump ziet Amerika als voorbeeld er ook niet meer zo lekker uit. Hoe Clinton (met brede consensus in die tijd) in 1999 China in de World Trade Organisation bracht.

Sanger wijst nog eens op de toespraak van Poetin in München in 2007, die een waarschuwing had moeten zijn. Niet zozeer over wat Rusland ging doen, maar over de frustratie van het land en zijn leider. Rusland begon in Georgia in 2008, vervolgde in de Krim in 2014, waarna de inval in Oekraïne eigenlijk geen verrassing zou moeten zijn – de seven year itch van Poetin en het totale gebrek aan reactie van het Westen.

Sanger weet van de hoed en de rand, legt uit hoe de VS wist wat er eind 2021 aan de hand was maar niet alles kon vrijgeven zonder de bronnen in gevaar te brengen (een terugkerend probleem van intelligence) en hoe Europa weigerde de informatie, en de dreiging, serieus te nemen. Het feilen van de regering-Obama komt langs (don’t do stupid shit liep uit op don’t do anything) en Sanger geeft een onthutsend inzicht in de regering-Trump. De goede adviseurs werden genegeerd door een president die geen ideeën had maar enkel aanvechtingen en die door zijn gebrek aan discipline (dat terugkerend thema bij Trump) niet alleen zichzelf maar ook het land in de wielen reed. Hoe Trumps voorliefde voor autoritaire types leidde tot ondoordacht en soms ronduit stupide (Kim) en gevaarlijke situaties (Poetin en Trump in Helsinki). Trumps dedain voor bondgenoten bedreigt wat Amerika sterker maakt dan de andere grootmachten: bondgenootschappen van landen die gelijk voelen en sympathie hebben voor elkaar. Kom daar eens om bij Rusland en China.

De on the record interviews die Sanger maakte bieden fantastisch inzicht in het denken van de mensen die we zelden in het nieuws zien maar die voor de nuts and bolts van Amerikaans beleid cruciaal zijn. Nee Kurt Campbell, een ervaren China-deskundige die al vroeg vraagtekens zette bij de gemakkelijke conclusies dat China gewoon lekker mee zou gaan in de Amerikaanse wereldorde. Zijn argumenten werden genegeerd, totdat Trump, na een valse start waarin hij met China een ‘deal’ wilde maken, het beleid in de antagonistische sfeer leidde waarin het nog steeds zit. De continuïteit tussen Trump en Biden op het terrein van China springt eruit.

Maar Sanger laat er geen misverstand over bestaan dat Biden de denkende president is, zich bewust van strategische dreigingen en ontwikkelingen. Al moet je tegelijk vaststellen dat die ervaring zijn eigen blinde vlekken oplevert. De vaststelling dat Amerika als hypocriet overkomt door het weigeren wapens voor Israel te koppelen aan het beperken van de doden in Gaza hangt hiermee samen. Amerika heeft gezag verloren nu het lijkt of ‘Amerika meer geeft om het leven van blanke Europeanen’ in Oekraïne dan om de burgers van Gaza. Ondanks zijn voorkeur voor Biden Sanger is kritisch over de president.

De hoofdstukken over cyberspace en real space zijn meer gespecialiseerd maar voor het totaalbeeld onontbeerlijk. Sangers behandeling van Taiwan is voorbeeldig en inzichtrijk.

Het boek heet New Cold Wars, in meervoud. Sanger ziet verscheidene oorlogen onder die naam. Nu zijn Rusland en China bondgenoten, nu proberen veel derde landen een min of meer onafhankelijke koers te varen die vaag doet denken aan de Ongebonden landen uit de jaren tachtig. Andere combinaties zijn mogelijk.

Laat me eindigen met een quote uit de epiloog:

‘ Dit zijn de contouren van de nieuwe koude oorlogen: een explosieve mengeling van gelijktijdige conflicten met hoge inzetten, in elkaar verwerven. Ze vormen de fundamenten voor een tijdperk dat vrijwel zeker langer zal duren dan de levensspanne van de huiden bejaarde leiders van China, Rusland en Amerika – en zou zelfs een bijna permanente situatie kunnen zijn in de komende decennia’.

Het is niet een herhaling van de stabiele koude oorlog van de twintigste eeuw tussen twee regimes die nauwelijks economische banden hadden en elkaar met nucleaire deterrence in toom hielden. Als Sanger één ding duidelijk maakt dan is het voor de noodzaak van creatief en goed geïnformeerd denken in de Amerikaanse regering – want dat perspectief is natuurlijk de focus van zijn boek.

Als u niets anders wilt lezen voor deze verkiezingscampagne (en niet door vier jaar Foreign Affairs, het vakblad, wilt ploegen), dan is dit het boek om op snelheid te komen.

Een reeks van zeperds voor de publieke omroep.

Felicitaties voor de publieke omroep. Net nadat Hassan de marathon had gewonnen moesten ze, voor de zoveelste keer deze spelen, breken voor commercials. Daarna basketbal, ze zouden terugkomen als ze Hassan bij de microfoon hadden.

En daar stond ze bij Eurosport, dat zijn prioriteiten beter op een rijtje had.

Het is niet alleen het omroepstelsel met omroepen die nergens voor staan dat niet deugt, ook de publieke omroeporganisatie zelf is een ramp. VRT was veel beter, veel leuker en ook al neigen ze soms naar eigen huis ondersteuning, geen verslaggever die het heeft over dat kleine landje aan de zee dat zo groots presteert.

Weg van twitter – opnieuw.

Nadat Evil Musk Twitter overnam, verliet ik twitter. Ik gebruikte het alleen om de posts van mijn blog door te sturen, niet om mee te doen. Het was dus geen groot gemis.

Om onduidelijke redenen vond ik het een week of vier geleden nodig om weer een account te openen – misschien omdat ik me realiseerde dat al of niet vermeende deskundigen over Amerika daar zichzelf naar voren schoven. Moest ik ook doen, hoorde ik.

Ik opende een nieuwe account. Noem me naïef maar ik wist niet wat ik zag.

Niet zozeer de bagger. Wat me vooral verbaast is hoeveel mensen, ook door mij hoog gewaardeerde, zoveel tijd verspillen met zoveel onzin. 

Ik heb twitter er opnieuw uitgegooid. Voegt letterlijk niets toe en is, in brede zin, een pest voor de samenleving.

Het nieuwe GOP probleem: hoe komen we van een geschifte Trump af?

Ik gun de ruggegraatloze Republikeinen alles wat slecht is en zonder dat ik er wat voor hoef te doen krijgen ze dat ook. De ‘persconferentie’ van kandidaat Trump in zijn paleis in Florida moeten ze tenenkrommend hebben aangekeken. Het was een uur freewheelen  door de narcist in chief, als het geen onzin was dan kraamde hij een leugen uit.

Lang, lang geleden voorspelde ik een brokered convention voor de Republikeinen, omdat ze op tijd zouden ontdekken dat ze een volstrekte idioot in huis hadden die de verkiezingen niet zou kunnen winnen. Dat had ik goed verkeerd. Ik overschatte het gezond verstand van de Republikeinen. Wat ik niet onderschatte en nog steeds niet onderschat is hun wens om macht te winnen, tot elke prijs.

De vraag wordt nu dan wat deze partij van aanbidders van de psychopaat van Mar a Largo kan doen om een debakel te voorkomen. Voor de goede orde, het debakel is dat Trump de verkiezingen verliest en met zijn ondergang het Huis en de Senaat meesleept. Zeker, hij zal onder alle omstandigheden zo’n 45 a 46 procent van de stemmen halen, simpelweg omdat er mensen zijn die zonder nadenken op hem stemmen. 

Vroeger kenden we dat soort Democraten in het racistische zuiden. Yellow dog Democrats. Het waren kiezers in de segregatiestaten die op een Democraat zouden stemmen, zelfs als de kandidaat een yellow dog was. Die lui zijn nu overgestapt en Republikeinse kiezers geworden, bereid om op een yellow narcist te stemmen.

Het zal mij benieuwen hoe de Republikeinen daarmee omgaan. De Wall Street Journal, voorspelbaar anti-Democratisch en in zijn redactionelen enkel interessant om te zien hoe diep je jezelf kunt ingraven in patente onzin (Marc Thiessen, de in house yellow columnist van de Washington Post is ook zo iemand – hij noemt Walz de eerst unforced error van Harris en een kans voor Trump). De WSJ reactionairen (het zijn geen conservatieven) zijn geen Trump fans. Ze weten dat hij idioot is maar hopen via de Heritage Foundation en andere outlets zijn regering te kunnen sturen.

Will Donald Trump Blow Another Election?
As Kamala Harris rises in the polls, the former President doesn’t know how to respond.

Ze beginnen nu te twijfelen aan de kansen van Trump. Genieten.

De ommekeer na de triomfantelijke conventie van de Trumpies, afgesloten met een kenmerkende geschifte toespraak door de kandidaat, lijkt alweer ver, ver weg. Het gebalde vuistje na de aanslag blijkt nauwelijks meer te zien. Wel horen we dezelfde oude plaat van Trump, de snerende, liegende, alles op zichzelf betrekkende, benepen en ‘ze nemen me steeds te pakken’ man die, zoals Walz terecht opmerkte, niet kan lachen. Al helemaal niet om zichzelf.

Dit zal van kwaad tot erger gaan. Hoewel, ik schrijf dit in de wetenschap dat het al zo erg is dat het nauwelijks erger kan. Maar stel u voor (er komen drie debatten, zoals ik heb voorspeld) dat Trump helemaal van de rails loopt in de confrontatie met Kamala Harris. Dit is een oude man, vast in zijn gewoontes en zonder capaciteit om creatief te denken. Hij gaat maar door ratelen en doet zo wat het allerbelangrijkste is: laten zien dat hij niet geschikt is om president te zijn.

To the point. Een brokered convention is niet meer mogelijk. Maar met alles wat er dit jaar al gebeurd is, zou ik er niet van opkijken als Trump alsnog wordt vervangen. Dat moet snel want de kiesbiljetten liggen al bij de drukker en ik denk dat de kans erop nihil is. Maar menig meeslijmend Republikein, denk Mitch McConnell, William Barr en anderen die uit opportunisme weer meespeelden, zullen onrustige nachten hebben. Ze verdienen het.

En ik geef het toe, hij zal niet vervangen worden. En gelukkig maar. Donald Trump is de garantie dat de Democraten winnen. Dat was zo twee jaar geleden, dat was zo een jaar geleden en dat is nog steeds zo (ondanks pogingen van onze rollatorman om het te dwarsbomen).

Vijftig jaar geleden: Nixons aftreden.

Vandaag is het vijftig jaar geleden dat Richard Nixon, de bron van alle ellende in Amerika, uit het Witte Huis vertrok. De directe aanleiding was de smoking gun in het Watergate verhaal, maar de man had op alle mogelijke manieren zijn macht misbruikt en de overheid ingezet om eigen belangen te dienen en vetes uit te vechten (jazeker, deze criminele president doet denken aan de psycho) en zijn verlening van de oorlog in Vietnam met vijf jaar en honderdduizenden doden zou eigenlijk al voldoende moeten zijn om de man te kwalificeren.

Een paar links:

Het hoofdstuk in mijn Ooggetuigen van de Amerikaanse geschiedenis vertelt de laatste paar dagen aan de hand van Kissingers memoires. Klik hier.

Uit de Groene een artikel ui 2017: de geest van Nixon waart door het Witte Huis.

Hier de biografie van Tricky Dick op mijn site.

Hieronder de relevante passage uit mijn Geschiedenis van de Verenigde Staten:

De herverkiezingscampagne van 1972

Zowel binnenslands als buitenslands kon Nixon aanspraak maken op genoeg successen om met een gerust hart te beginnen aan de verkiezingscampagne van 1972. Waarom Nixon zich zo onzeker voelde dat hij in de campagne de bloedhonden losliet die hem uiteindelijk ten val zouden brengen, zal altijd een raadsel blijven. Maar het was zowat standaardprocedure voor een man die altijd onzeker was en om zich heen een sfeer van wantrouwen en ‘bevel-is-bevel’ had gecreëerd waarin het excessen bijna onvermijdelijk werden. Nixon liet Kissinger afluisteren, die zelf eigen medewerkers had laten afluisteren. Hij voerde een geheime oorlog in Cambodja. De FBI, CIA en zelfs de belastingdienst kregen opdracht uit het Witte Huis om politieke vijanden dwars te zitten. Hij had laten inbreken bij Daniel Ellsberg, de lekker van de Pentagon Papers, een analyse van de eerste jaren van de oorlog in Vietnam. Hij kreeg geen tegenwerk van zijn staf.

Tijdens de verkiezingscampagne probeerde Nixon zich niet te bemoeien met de dagelijkse gang van zaken. De details liet hij over aan zijn vriend John Mitchell, die als minister van Justitie ontslag had genomen om Nixons herverkiezing te leiden. Al voor zijn aftreden had Mitchell een voorstel onder ogen gekregen waarin miljoenen dollars werden vrijgemaakt voor ‘geheime activiteiten’ tegen de Democraten. Het plan voorzag in afluisteren, het chanteren van gedelegeerden met prostituees en triviale pesterijen als het bestellen van grote aantallen pizza’s namens de Democraten. Deze en andere min of meer illegale activiteiten werden door de Nixoncampagne samengevat onder de term ‘ratfucking’, oftewel je tegenstanders dwarszitten. Dat Mitchell, toch de minister van Justitie, enkel vroeg of het niet wat minder kon, geeft aan hoezeer de mentaliteit van Nixons Witte Huis ook de hoogste rechtsdienaar had beïnvloed.

Op 17 juni 1972 waren vijf duistere types gearresteerd bij een inbraak in het Democratische hoofdkwartier in Washington, in het Watergate gebouw. Ze bleken verbonden aan de Nixon-campagne. Geleidelijk aan kwam er steeds meer bewijs van betrokkenheid van de hoogste niveaus van de regering bij de inbraak en het afkopen van betrokkenen. In het voorjaar van 1973 kwam The Washington Post met onthullingen die toonden dat de pogingen om Watergate toe te dekken direct naar de president leidden. Nixon ontkende aanvankelijk maar uiteindelijk bewezen bandopnames dat de president, die zijn gesprekken opnam, al in een vroeg stadium op de hoogte was van pogingen de zaak in de doofpot te stoppen. Watergate werd synoniem voor een regering die opereerde in een paranoïde sfeer op de rand van de illegaliteit en regelmatig daaroverheen.

De dirty tricks van Nixons campagne waren helemaal niet nodig. De successen van Nixon werden luid bezongen en met een tegenstander als de linkse senator George McGovern hoefde de president zich weinig zorgen te maken. De Democratische conventie in Miami was zo chaotisch dat de potentiële Nixon-kiezer nauwelijks meer overtuigd hoefde te worden om niet op dat stelletje malloten te stemmen. De president had de hele campagne een enorme voorsprong op McGovern, die werd neergezet als een lichtgewicht op buitenlands politiek gebied en een sociaal radicaal. Voor dit laatste had de Nixon-campagne McGovern van het label voorzien van ‘amnesty, abortion and acid’, opnieuw culturele verschillen opspelend.

Voor de zekerheid en met typerend cynisme meldde Kissinger op 26 oktober 1972, twee weken voor de verkiezingen, dat vrede in Vietnam binnen handbereik was. Het was een leugen op de grote berg van leugens. Na de verkiezingen liepen de onderhandelingen spaak en in december liet Nixon twaalf dagen lang Noord-Vietnam bombarderen, de beruchte ‘Christmas bombing’. In november won McGovern slechts één staat en hij kreeg minder dan veertig procent van de stemmen, waarmee Nixon het brede mandaat kreeg waar hij op uit was geweest. Het Congres bleef stevig Democratisch.

Nixons tweede termijn werd vrijwel geheel gedomineerd door het Watergate-schandaal. Tijdens de hoorzittingen in het Congres kwam steeds meer onverkwikkelijks boven water. Nixons populariteit kelderde. De hearings werden geleid door de conservatieve zuidelijke senator Sam Ervin. Nixon dacht aanvankelijk dat dit in zijn voordeel was, maar Ervin bleek een schrandere jurist met een onvoorwaardelijke toewijding aan de grondwet en een folksy manier van doen die zijn geloofwaardigheid en die van de hoorzittingen vergrootte. De Republikeinse senator Howard Baker stelde de cruciale vraag: ‘Wat wist de president en wanneer wist hij het?’

In september 1973 was Henry Kissinger minister van Buitenlandse Zaken geworden, een functie die hij bleef combineren met die van nationaal veiligheidsadviseur. Als vertrouwenspersoon van de president fungeerde Kissinger ook in toenemende mate als de stabiele kracht in een door Watergate ontregeld Witte Huis, waar Nixon regelmatig in diepe depressie verkeerde of te veel gedronken had, wat bij hem al na één glas whiskey het geval was. Tegen het einde van zijn presidentschap keek Nixon dagelijks naar zijn favoriete film Patton, de fles whiskey onder handbereik. Kissinger voerde het buitenlands beleid, de president afschermend als hij niet in staat was te converseren.

Op 10 oktober 1973 moest de door weinigen vertrouwde vicepresident Spiro Agnew aftreden wegens fiscale onregelmatigheden in zijn jaren als gouverneur van Maryland. Onder het in 1967 aangenomen 25ste Amendement bleef een vacature in het vicepresidentschap niet langer open, maar droeg de president iemand voor die door beide huizen van het Congres moest worden goedgekeurd. Als nieuwe vicepresident had Nixon de gerespecteerde afgevaardigde Gerald Ford gevraagd, de minderheidsleider in het Huis van Afgevaardigden. Met Ford als opvolger werd het voor congresleden een reëlere optie om serieus een impeachment van Nixon te overwegen. Uiteindelijk had Nixon geen andere keuze dan vrijwillig vertrekken of afgezet te worden. Op 8 augustus 1974 kondigde hij aan dat hij de volgende dag zou aftreden.

Fords nachtmerries

Amerikanen waren niet gelukkig in de jaren zeventig. In december 1974 bereikte de Dow Jones een dieptepunt van 577 punten, in twee jaar tijds was hij 45 procent gedaald. De diepste recessie sinds de jaren dertig hield het land in de greep, de inflatie steeg snel en de stad New York was bijna failliet. De industriële groei stagneerde, voornamelijk omdat de productiviteitsgroei die sinds de Tweede Wereldoorlog de economie gaande hield, was verdampt. De explosief gestegen olieprijzen zouden, zo dacht men, leiden tot een herverdeling in de wereld, waarin Amerika al snel achter zou lopen op rijke olielanden en slimme, hardwerkende Japanners. Vietnam had het geloof ondermijnd in Amerika’s eigen morele en militaire kracht.

Bij dit pessimisme kwam gewelddadige onrust in Amerika zelf, tot uiting komend in allerlei halfbakken revolutionaire bewegingen en een epidemie van bomaanslagen en bankovervallen. De babyboomgolf bracht ook een stijging mee in de misdaadcijfers. Vliegtuigkapingen kwamen steeds vaker voor. Zelfs de muziek en de cultuur werden ervaren als een terugslag na de flonkerende, creatieve en vernieuwende jaren zestig. Conservatieve verontwaardiging over verval van normen en waarden had een uitlaatklep gevonden in afkeer van de legalisering van abortus door het Supreme Court in 1973. De diepe culturele kloof tussen de hoog opgeleide elite en de gewone Amerikaan manifesteerde zich steeds duidelijker. Watergate werd voor veel Amerikanen synoniem met een malaise die veel dieper ging dan de politiek.

Richard Nixon zou nog lang Amerika blijven beïnvloeden, voornamelijk in negatieve zin. De betekenis van Watergate was dat het systeem werkte: een president die loog tegen het Congres, die routinematig mensen afluisterde en bij ze liet inbreken, een politieke oorlog voerde en de democratische rechtsstaat ondermijnde, werd uit zijn ambt verwijderd. Richard Nixon probeerde de macht van het presidentschap te vergroten ten koste van het Congres, de rechterlijke macht en de burgers. Het politieke stelsel liet het niet toe.

Dankzij Watergate kon het Congres een stuk macht terugklauwen van de uitvoerende macht. Zo nam het ondanks Nixons veto een War Powers Act aan die de vrijheid van de president om gewapende conflicten te beginnen aan voorwaarden verbond. Het systeem werkte, zeker, maar na een desastreuze tien jaar met Watergate als dieptepunt zou het vertrouwen van de Amerikanen in hun land en hun politiek nooit meer helemaal terugkeren. De blijvende polarisatie en verdeeldheid in de VS zijn direct terug te voeren op Nixons presidentschap.

In eerste instantie leek Gerald Ford balsem op de ziel van geschokte burgers. De nieuwe president was de vleesgeworden integriteit, een buitengewoon normaal persoon. Intellectueel geen hoogvlieger en geen natuurlijke leider, maar na de superego’s van Kennedy, Johnson en Nixon een verademing. ‘Onze nationale nachtmerrie is voorbij,’ zei Ford na de eedaflegging op 9 augustus. ‘Onze grondwet werkt; onze grootse Republiek is een regering van wetten en niet van mensen.’

Het belang van authenticiteit in de presidentscampagne

Er is geen politicus die in zijn eerste leugen is gestikt. Sterker, er zijn politici die leven bij leugens. Maar zelfs dat kan deel zijn van iemands persoonlijkheid, hem of haar authentiek maken. Donald Trump bijvoorbeeld is kampioen leugens vertellen (volgens de Washington Post 33.000 tijdens zijn presidentschap) maar iedereen lijkt te onderkennen dat dit deel is van zijn modus operandi. Hij is authentiek in zijn leugenachtigheid.

Nu Kamala Harris heeft gekozen voor mr. normal Tim Walz horen we weer over authenticiteit als een belangrijke eigenschap van politici. Het verklaart ook meteen de kritiek op Walz uit het lamme Republikeinse kamp. Hij zou niet een gewone leraar uit het Midden-Westen zijn, geen toffe peer die als football coach luie jongens naar een kampioenschap begeleidde, maar een westkust-socialist. Hij doet net of hij Midden-Westen is, maar eigenlijk, zegt de Trump-campagne, is hij een Californiër. Of in elk geval wil hij van Minnesota Californië maken.

De ondertoon: hij is niet authentiek. Trump zelf al eerder in zijn onthullende interview met zwarte journalisten twijfel uitgesproken aan de ‘zwartheid’ van Kamala Harris. Eerst was ze Indiaas en opeens had hij gehoord dat ze zwart zou zijn. ‘Iemand moet daar eens goed naar kijken’, vroeg de oud-president in een vast stramien als hij een leugen langer wil laten meegaan. ‘Onderzoeken’ van een sneer betekent kaatsen op social media. Het punt was: Harris was niet authentiek, al is dat een te moeilijk woord voor Trump.

Authenticiteit wordt algemeen gezien als een belangrijke eigenschap van een president. Men zegt dat kiezers liever een bullebak of een onplezierig type als president hebben dan iemand die zich anders voordoet dan hij is. Ook al heeft hij moeite met het woord, het is een van de sterke punten van Donald Trump. Wat iedereen ook van hem mag vinden, hij wordt alom gezien als iemand die zich niet anders voordoet dan hij is. Je zou kunnen zeggen dat Trump van authenticiteit zijn handelsmerk heeft gemaakt. Iemand die beledigt, sneert, uitdaagt en zich over het algemeen niet erg beschaafd gedraagt: hij kan er mee wegkomen. In elk geval vindt een grote groep kiezers dat nu juist aantrekkelijk aan de man. Zijn partij mag soms met de tanden knarsen, ze hebben zich met huid en haar verkocht aan Trump, hij is hun ticket naar de macht. Je kunt vermoeden of in elk geval hopen dat dit gedrag geen blijvertje is. Het is zo eigen aan Trump en het zal op de lange termijn zo problematisch blijken dat een authentieke bullebak niet snel opnieuw zal doorbreken.

Maar in het algemeen is authenticiteit een kwaliteit die gewaardeerd wordt. Of beter gezegd, niet-authentiek zijn wordt veroordeeld. Het concept onder deze naam kwam pas op aan het einde van de twintigste eeuw, al zal het in het onderbewuste van kiezers altijd al een rol gespeeld hebben. In de campagne van 2000 kreeg Al Gore vaak te horen dat hij niet authentiek overkwam, dat hij een ‘gemaakt’ persoon leek, dat hij niet lekker in zijn vel leek te zitten. Een ongemakkelijk dansje met zijn echtgenote op het podium van de Democratische conventie bewees dat alleen maar.

Erger nog, Gore kreeg van een van zijn duur betaalde adviseurs het advies om andere pakken te dragen, met een ‘aardkleur’. Dat zou hem warmer doen overkomen. Natuurlijke lekte dat domme advies en het bevestigde voor de kiezer de inauthiciteit van de man (en zijn bereidheid naar dit soort adviseurs te luisteren zag er ook niet lekker uit). Zijn tegenstander George W. Bush daarentegen oogde als de buurman met wie je gemakkelijk een praatje kon maken bij de barbecue. Of dat belangrijk is om president te kunnen zijn, was toen een open vraag, nu misschien wat minder. Maar dat jaar hielp het Bush winnen.

De schrijver Lionel Trilling maakte ooit een onderscheid tussen authenticiteit en oprechtheid. Hij meende dat je oprecht bent als je handelt en bent zoals je je ook aan anderen presenteert. Authenticiteit zou gaan over het zoeken en vinden van je diepste, ware zelf en het uitdragen daarvan. Orlando Patterson, een socioloog aan Harvard, stelt dat authenticiteit, of in elk geval de hang daarnaar, mede verantwoordelijk is voor de slechte keuze van leiders die Amerika steeds maakt. We hebben liever iemand die met ons meevoelt, stelt Patterson, of iemand die claimt verlossing te bieden, dan iemand die weliswaar capabel is maar die ‘fake’ oogt, zoals Hillary Clinton of Al Gore.

De populariteit van het concept authenticiteit wordt door sommigen geweten aan de invloed van de psychoanalyse. Patterson ziet het meer als een uitvloeisel van de Amerikaanse protestantse levenshouding, althans het evangelische deel daarvan met zijn bekenteniscultuur en in aanbidding wapperende armen en de groeiende invloed daarvan op het Amerikaanse openbare leven. Eerder lijkt het te gaan om een gezond verlangen van de kiezer dat kandidaten zichzelf zijn en geen rol spelen.

Campagnes moeten daar rekening mee houden, of ze nu willen of niet. De kiezers voor de gek houden lukt niet meer. Zo was het in 2004 tamelijk pathetisch om de Democraat John Kerry bezig te zien met een jachtgeweer en een camouflagepak om pro-gun kiezers gerust te stellen. Kerry’s eigen authentieke ik, een Vietnam-veteraan met medailles die zich tegen de oorlog had gekeerd, werd juist door zijn tegenstanders ondermijnd en belachelijk gemaakt. 

Ook Hillary Clinton verdwaalde in ‘hoe over te komen’. De campagne van 2016 probeerde haar te presenteren als vriendelijk en veilig en niet als de harde, professionele vrouw die ze in werkelijkheid was. Ze wilde er ook niet uitzien als iemand die de zuigende Trump afkamde of van zich af schudde. Donald Trump hoeft niet zijn best te doen, hij is altijd zichzelf.

Het was interessant te horen dat Tim Walz meteen uithaalde naar JD Vance, Trumps running mate. Iemand die naar Yale ging, werkte in Silicon Valley, zich liet financieren door Peter Thiel en zijn Hillbilly milieu besmeurde – Walz was niet subtiel. Die Vance speelt elke rol die hem wat oplevert. Ome Tim zal hem de maat nemen. Een authentieke tegenover een fake Midwesterner.

De verkeerde vicepresident, dat kan knap lastig zijn.

Vicepresidenten mogen onbelangrijk schijnen tijdens een campagne, ze kunnen knap lastig zijn tijdens een presidentschap. Franklin Roosevelt passeerde zijn zittende vicepresident in 1940 omdat de Texaan John Nance Garner zelf wilde kandideren in het jaar dat Roosevelt opging voor zijn derde termijn. Garners historische bijdrage is dat hij het vicepresidentschap omschreef als ‘niet meer waard dan een emmer warm tabakspuug’.

FDR wisselde opnieuw in 1944 toen zijn vicepresident Henry Wallace te links bleek voor de rest van de Democraten. Hij ruilde Wallace in voor Harry Truman, toen nog een relatief onbekende senator voor Missouri. Wat je noemt een gelukkige greep. Pijnlijk voor Wallace want Roosevelt stond een jaar tevoren al in het voorportaal van de dood. Hij had zomaar president kunnen zijn.

Eisenhower had al tijdens zijn campagne twijfels over Richard Nixon, toen senator voor Californië. Hij had Nixon gekozen voor diens jeugd en energie – en zijn anticommunistische heksenjacht die de isolationistische vleugel van de Republikeinen moest pacificeren. Een schandaal dook op – een piepklein schandaal over campagnebijdragen voor Nixon. De kandidaat redde zijn positie met wat we kennen als de Checkers-speech. Hij ontkende alles maar, inderdaad, de kinderen hadden een hondje gekregen, Checkers genaamd, en die zou hij niet afgeven. Maar tijdens Eisenhowers presidentschap was Nixon niet lastig. Integendeel, hij deed het goed op buitenlands terrein en stond bescheiden klaar toen Eisenhower serieuze gezondheidsproblemen kreeg.

Tijdens het presidentschap van John F. Kennedy was Lyndon Johnson niet lastig. LBJ was vooral erg gefrustreerd. Hij was op het ticket beland om te zorgen dat Texas voor Kennedy stemde, of in elk geval de stemmen zo geteld werden dat het zo leek. Maar hij had er een invloedrijk senaatsvoorzitterschap voor opgegeven. Treffend is de anecdote dat Johnson zijn chauffeur als senaatsvoorzitter vroeg om hem ook als vicepresident te rijden. De man antwoordde dat hij liever iemand met macht rondreed.

Kennedy, of beter gezegd, de Kennedy’s want Robert had een hekel aan Johnson, negeerde LBJ. Dat was onverstandig want de link met het Congres was belangrijker dan de ietwat arrogante Kennedy onderkende. Johnson had kunnen helpen maar kreeg daartoe de kans niet. De investering in het vicepresidentschap bleek echter lonend toen Kennedy op 22 november 1963 werd doodgeschoten en Johnson president werd.

Pas na de verkiezingen van 1964 had Johnson een vicepresident, Hubert Humphrey, senator voor Minnesota. Hij was niet lastig voor Johnson, eerder omgekeerd want toen Humphrey na Johnsons terugtreden in maart 1968 de Democratische kandidaat werd, maakte Johnson het hem lastig om afstand te nemen van het Vietnambeleid.

Richard Nixon, de bron van alles wat er sinds de jaren zestig met Amerika is misgegaan, koos als vicepresident de racistische gouverneur van Maryland (een zuidelijke staat met een onfrisse geschiedenis, ook al ligt hij ten noorden van Washington DC), Spiro Agnew. Die moest, als een toenmalig JD Vance, optreden als pittbull voor Nixon en deed dat adequaat.

Interessant blijft de vraag of Nixon in augustus 1974 ook zou zijn afgezet (nou ja, ontslag nam toen het niet anders kon) als Agnew nog vicepresident was geweest. Niemand wilde deze vreselijke man als president zien. Het geluk van Amerika en de pech voor Nixon was dat Agnew in 1973 moest aftreden wegens een belastingschandaal in Maryland. Met Gerald Ford als diens opvolger was het een jaar relatief veilig om Nixon te verwijderen.

In 1988 verraste George W. Bush vriend en vijand door de onbetekenende senator Dan Quayle van Indiana als running mate te vragen. Hij was slecht gevet door de Bush-campagne en bleek al tijdens de conventie een foute keuze. Als vicepresident werd het er niet beter op. Befaamd is de video waarin Quayle een scholier dwingt het woord ‘patato’ te spellen als ‘potatoe’. Waarom Bush hem koos is een raadsel. Amateurpsychologen meenden dat hij liever iemand naast zich had die niets voorstelde zodat hij hem kon negeren. Burgers hoopten dat Bush gezond zou blijven.

Dat gold ook voor de volgende Bush, George W. Die had zich de havik Dick Cheney laten opdringen als vicepresident – nota bene door Cheney zelf, die de adviescommissie leidde. Als vicepresident zette Cheney een concurrerende Witte Huis staf op en loog alles bij elkaar om de onzekere Bush na 9/11 de desastreuze oorlog in Irak te laten beginnen. Pas in de loop van zijn tweede termijn realiseerde Bush zich dat Cheney hem slecht advies gaf en begon hem te negeren. Ook Bush-haters, en daar ontbrak het niet aan, wensten de president een goede gezondheid toe.

Donald Trump vroeg de gouverneur van Indiana, Mike Pence, omdat hij via Pence de evangelische vleugel van de Republikeinen wilde lijmen. Bovendien was hij onder de indruk van de onderdanigheid van Pence. Als vicepresident liep Pence inderdaad keurig in de pas, tot 6 januari 2021 toen hij als voorzitter van de Senaat (de enige functie die een vicepresident heeft) de verkiezingsuitslag van november 2020 ratificeerde. Trump had Pence opdracht gegeven dat niet te doen, want de vicepresident terecht zag als een schending van zijn eed op de grondwet. Daar had en heeft Trump geen booschap aan.

Het gaat misschien te ver om dat gedrag van Pence ‘lastig’ te noemen. Maar het toont eens te meer dat een verkeerde keuze van running mate een president wel degelijk kan opbreken. Trump heeft zich dan ook al bij voorbaat verzekerd van de bereidheid van JD Vance om de grondwet als het erop aankomt wel te schenden maar was daar zo door verblind dat hij de andere zwakheden van zijn aanstaande running mate niet zag. Lastig.

De praktijk is dat de kiezer nauwelijks kijkt naar de andere kandidaat op het ticket. Dat is nonchalant, aangezien liefst vijf presidenten sinds 1900 direct doorschoven van hun vicepresidentschap naar de hoogste post. Reden om de vicepresidentskandidaten toch goed onder de loep te nemen voordat ze inderdaad lastig worden.

 

Harris maakt de juiste keuze: Tim Walz voor vice-president.

Het eerste serieuze besluit van een presidentskandidaat is de keuze voor een running mate. Gouverneur Tim Walz van Minnesota, een ervaren politicus met een interessante achtergrond, afkomstig uit een staat waar arbeiders een belangrijk deel van de kiezers zijn, is precies wat Harris nodig had. Dat de 60-jarige Walz ook nog een man is die leuk uit de hoek kan komen en politiek weer aangenaam maakt om naar te kijken, helpt enorm. Hij zal tegengif blijken voor de bitterheid en negativiteit van Donald Trump en diens running mate, JD Vance.

Als twee keer gekozen gouverneur heeft Walz ervaring en een lijst van resultaten in zijn staat. Hij heeft ook een levensgeschiedenis die veel witte lage inkomenskiezers zal aanspreken, de groep die we vaak als blue collar aanspreken. Geboren in het Midden-Westen, in Nebraska, in een plattelandsgemeenschap, bracht zijn echtgenote, een lerares, hem naar Minnesota, één staat verderop in het Midden-Westen.

Hij is geen jurist, stelde Walz glunderend vast. Veel beter, hij was een docent aan een middelbare school, trainer van een football team – beter nog, ze wonnen het kampioenschap van Minnesota. Walz heeft lange jaren gediend in de National Guard. Hij was Afgevaardigde in het Congres in Washington voordat hij in januari 2019 gouverneur van Minnesota werd.

Walz heeft goede banden met zijn achterban, met de vakbonden, met vrouwen – een progressief standpunt over abortus –, met minderheden. Ook met zijn regio en, op landelijk niveau niet onbelangrijk, hij was het afgelopen jaar hoofd van de organisatie van gouverneurs, een teken van respect. Minnesota stemt over het geheel genomen keurig Democratisch, in die zin voegt Walz in het Amerikaanse systeem met kiesmannen per staat, weinig toe. Maar als vertegenwoordiger van het Midden-Westen kan hij ook staten als Wisconsin, Michigan en Pennsylvania aanspreken.

De afgelopen weken, in de presentaties van diverse mogelijke kandidaten, toonde Walz zich enthousiast, folksy en gaf hij goede argumenten waarom hij een progressief is. Walz was de eerste die gewoon ronduit zei dat Trump en de Republikeinen ‘weird’ zijn, ‘rare snuiters’, een kreet die de afgelopen dagen overal werd overgenomen. Op de vraag of Harris en hij niet te progressief waren, antwoordde hij: kijk naar mijn record, als je kinderen die hongerig naar school komen, eten geeft, als je zorgt voor goed onderwijs, voor ziektekostenverzekering, voor woningen, ja, dan ben ik een progressief en ik ben er trots op. Dit is het geluid dat Democraten veel te weinig laten horen.

Dat Kamala Harris de keuze had uit een behoorlijk aantal kandidaten geeft aan dat de Democratische Partij wat je noemt een ‘diepe bank’ heeft aan talent. Walz spreekt voor zich. De laatste andere kandidaat die nog in de running was, Josh Shapiro, gouverneur van Pennsylvania, had ook veel te bieden. Maar Shapiro is jonger, pas recent gouverneur geworden, en als joodse Amerikaan had hij uitgesproken meningen verkondigd over de oorlog in Gaza. Zijn onvoorwaardelijke steun voor Israël viel niet lekker bij een groot deel van de Democratische achterban, de progressieven met name. Het zou Harris, als deel van de in het Midden-Oosten niet florissant opererende regering-Harris, onnodig veel problemen hebben opgeleverd.

Dat Shapiro uit een swing state komt, was niet doorslaggevend. Ook als gouverneur kan en zal hij zich inzetten voor Democratische winst en zo als jonge politicus zo ook zijn kansen open houden in latere verkiezingen. Senator Mark Kelly, met wie Harris het afgelopen weekend nog sprak, vertegenwoordigde Arizona, ook een swing state. Hij zou een geloofwaardig woordvoerder zijn op het gebied van immigratie, maar dat zou wel eens precies tegen de Democraten kunnen werken. Exit Kelly. Maar ook hij zal campagne voeren voor Harris en helpen te winnen in Arizona.

Het is een algemeen aanvaarde wijsheid dat de keuze voor een kandidaat voor vicepresident nooit verkiezingen beslist, ook al valt dat niet te bewijzen. Wel weten we dat een slechte keuze schade toebrengt aan de belangrijkste persoon op het ticket. Die hoeft niet altijd dodelijk te zijn. In 1988 koos George H.W. Bush de jonge senator Dan Quayle van Indiana als running mate. Quayle toonde zich binnen een paar uur de verkeerde persoon en gedurende Bush’ hele presidentschap hoopten zelfs Democraten dat hem niets zou overkomen. In 2008 koos Republikein John McCain het domme gansje Sarah Palin als running mate. Het was puur opportunisme – een vrouw die populair was onder uiterst conservatieven – maar het deed afbreuk aan het gezag dat McCain had als kandidaat. Omdat hij toch op verliezen stond tegen Barack Obama, deed het er weinig toe.

Sinds Jimmy Carter (1977-1981) vicepresident Walter Mondale een grotere rol gaf bij beleidsvorming en overleg, zijn vicepresidenten veel invloedrijker geworden – althans binnen de beslotenheid van het Witte Huis. Democraten doen dat beter dan Republikeinen. Al Gore was een ware partner voor Bill Clinton, Joe Biden stond naast Barack Obama. De vicepresident van George W. Bush, Dick Cheney, kon zichzelf veel macht geven (zelfs de macht om de oorlog in Irak erdoor te drukken) omdat zijn president zo zwak was.

Het voorbeeld van Cheney geeft al aan dat het geen sinecure is wie je kiest. In zijn geval vertelde het een hoop over Bush dat we later pas zouden ervaren: Cheney was de chef van de commissie die een running mate moest voordragen en slaagde erin zichzelf die klus te geven. Kamala Harris heeft, voorzover we kunnen zien, het proces op de juiste wijze gevoerd: integer en inhoudelijk, onderwijl een show case makend voor Democratisch talent.

Na twee weken geklungel door JD Vance, de senator van Ohio die Donald Trump in zijn electorale overmoed koos als running mate, oogt Tim Walz als een verstandige keuze van Kamala Harris. Inderdaad, de eerste belangrijke beleidsbeslissing van een kandidaat is die running mate. Donald Trump liet zijn kaarten zien. Kamala Harris ook. Ze gaat ervan profiteren.

Een nieuwszwangere 48 uur.

De komende 48 uur zullen spannend worden. Of we de oorlog in het Midden Oosten krijgen die Nethanyahu al vijftien jaar probeert aan te jagen. Hij wilde dat de VS hielp met het bombarderen van nucleaire installaties in Iran, nu kan hij dat eindelijk gedaan krijgen. Nethanyahu is een ramp voor Israël, maar dat schreef ik vijftien jaar geleden al en ik ben niet gelukkig dat het nu ook de ondergangsaanzegger van Israël zal blijken.

Wat het Midden-Oosten en meer speciaal wat Israël betreft is Joe Biden een slecht president gebleken. Wat heb je aan macht als je hem niet gebruikt? Hij heeft zich laten afbluffen door Nethanyahu en maakt een verkeerde inschatting waar de Amerikaanse belangen liggen. Al het werk van de superieure Anthony Blinken ten spijt: Amerika staat erbij en kijkt ernaar. Dat is niet voldoende.

Ook binnen 48 uur, schijnt het, zal Kamala Harris bekend maken wie haar running mate is. De kansen van Josh Shapiro, gouverneur van Pennsylvania, lijken behoorlijk bekoeld de laatste dagen. Zie onder meer Israël. 

Ik moet zeggen dat Tim Walz me wel gecharmeerd heeft. Op een klacht dat Harris te links is antwoorden: ja, dan krijgen kinderen die hongerig op school te eten, dan zorgen we voor betaalbare woningen. Is dat links? Dan ben ik daar helemaal voor. Zo iemand is in staat de doelgroep te bereiken waar progressieven nu het meeste moeite mee hebben: lage inkomens, lage opleiding in weinig diverse delen van het land (waar, zoals altijd, racisme het gemakkelijkst aanslaat).

In eerdere voorspellingen hield ik het op Andy Beshear, gouverneur van Kentucky. Diep in het Republikeinse hartland kon deze man twee keer gouverneur gekozen worden. Hij is jong, welbespraakt. Nee, hij brengt geen staat mee, maar ik denk dat die kwaliteit van de kandidaten overschat wordt. Shapiro gaat zich echt wel inzetten voor Pennsylvania, en Kelly voor Arizona. En misschien is het wel slim om de strijd naar het zuiden te verleggen. Het Midden-Westen heeft inderdaad drie swing states (Michigan, Wisconsin en Pennsylvania) maar ik denk dat de running mate geen verschil maakt voor wie daar wint. Beshear opent een ander deel van het land (en hij was fijn scherp tegen die fake-hillbilly JD Vance). 

Uiteraard kan ik de dynamiek van de persoonlijke relaties niet inschatten. Een bedaagde ervaren gouverneur als Walz geeft een beetje het idee dat er een toezichthouder naast Harris wordt aangesteld. Beshear voelt meer als een voortzetting van de verjonging, een link naar een nieuwe generatie, zelfs die na Harris. Meer Clinton-Gore dan Obama-Biden, kortom.

Ondanks speculaties dat Trump niet blij is met zijn eigen keuze voor Vance (naar verluidt hem vooral opgedrongen door de zonen van de psycho, en zijn eigen overmoed na de aanslag) denk ik niet dat hij hem zal dumpen. Het zou een erkenning zijn van een foute beslissing en daar is Trump niet toe in staat. Eerder zal hij Vance negeren. Trump heeft al het diepe inzicht opgeworpen dat running mates niet beslissen om zich los te maken van de wanprestatie van JD.

En historisch gezien is vervanging natuurlijk een ramp. Dat was de reden dat oude Bush zich niet ontdeed van Dan Quayle. Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe we in New Orleans als journalisten met stomheid waren geslagen dat deze minkukel uit Indiana gevraagd was. Quayle bediende ons onmiddellijk met mooie verhalen door zijn optreden daar. Bush durfde niet te erkennen dat hij fout had gezeten.

George McGovern stevende toch al op een nederlaag af tegen Nixon toen hij zijn kandidaat, senator Thomas Eagleton, moest vervangen. Al snel werd gekend dat die electro shock therapie had ondergaan, niet de beste aanbeveling voor een verantwoordelijke rol als leider van de VS, of vice-leider. Het dumpen van Eagleton was erger dan het kiezen van de goede man. Ik zie Trump hier nog niet bewegen.

Maar laten we wel wezen, het echte nieuws in Nederland de komende 48 uur is natuurlijk Femke Bol.